Zolang de Pistis Sophia - en dus de zielemens - zich binnen de chaos bevindt, is hij gedwongen de diensten van die chaos te aanvaarden.
Er is geen mens die zich uitsluitend zou kunnen bedienen van de geestelijke trillingen, omdat geest en natuur altijd enigszins met elkander verbonden blijven.
Hoogstens kan men de natuur ondergeschikt maken aan de geestelijke trillingen, waardoor woord, gedachte, emotie en daad overwegend geestelijk zullen worden.
Dan is het moment gekomen waarop de natuur deze "Sophia" haar diensten aanbiedt en bereid is zich naar de wensen en wil van de "Sophia" te schikken.
Dat is geschied wanneer Authades zijn onmacht erkennen moet, vlak voor dat ogenblik "verheft hij zich echter nog in boosheid", zoals er geschreven staat in het Evangelie.
Het criterium breekt dan aan: doorschouwt de pelgrim dit "zich verheffen in het laatste boze" of meent hij sterk genoeg te kunnen zijn om zijn aandacht aan andere dingen te besteden?
Overmoed betekent hier teruggeworpen worden in de "ring tot hiertoe en niet verder".
Vandaar dat de twaalfde boetezang opnieuw begint met een herinnering:
"O Licht vergeet mijn lofgezang niet!"
Zijzelf is nu niet in staat tot lof, zij wordt totaal in beslag genomen door de verborgen listen van Authades, die zich verheft in het boze.
Maar de herinnering aan haar lofgezangen beweegt zich in haar als een bemoedigende kracht. Deze herinnering omhult en beschermt haar en zo kan zij zich rustig laten drijven op haar gevoel van mededogen, die in deze aeon zo machtig aanwezig is, want het Licht is in haar als een stabiele vlam.
Een bewuste pelgrim ondervindt hier die innerlijke zekerheid, die hem in staat stelt grote persoonlijke offers te brengen.
De Pisces-era zette de mensheid aan tot dienstbaarheid en daardoor tot materiële onthechting, in ieder geval de geestelijk ontvankelijken onder hen.
Zo droomde hij van grootse spirituele verten, van profetieën en van het "opgaan in een godsbeeltenis".
Terwille van zijn dromen wilde deze mens graag zijn wereldse belangen opgeven.
In de elfde aeon ging het Inzicht gloren, in de twaalfde aeon ontwaakt het hartbewustzijn.
De Aquarius-aeon brengt de gedachte: "Mijn God, wat heb ik gedaan?"
De Pisces-aeon verdiept deze gedachte tot: "Mijn God, wat gaan de na mij komenden doen?"
Op deze idee groeiden, vooral in de Pisces-era de gemeen-schappen, die in de huidige Aquarius-era weer belevendigd wordt, uitsluitend omdat de mens heimwee naar het verleden bezit.
Hij is vastgelopen in het: Wat moet ik doen?
Het "wij" blijkt machtiger dan het "ik".
Allerlei sekten, christengemeenschappen, "ketterse" gemeen-schappen vonden hun hoogtepunt in de Pisces-era.
Maar negatieve, d.w.z. onjuist gemotiveerde, eenzijdige gemeenschapszin ontaardt in dogmatisme, verwatering van de grootse idee, verdemocratisering van de geestelijke adeldom.
Verkeerd gericht individualisme daarentegen ontaardt in hoog-moedige zelfgerichtheid.
Als het ene faalt grijpt men naar het andere.
Daar tussenin bevindt zich geen mogelijkheid.
De pelgrim van de twaalfde aeon, indien hij aan alle voorwaarden van de vorige elf aeonen heeft voldaan, is waarachtig altruïstisch, d.w.z. zichzelf vergetend, en hij kan het hoogste aanzicht van het: "Heb uw naasten lief gelijk als uzelve" verwerkelijken.
Die naaste ziet hij dan als zijn rasgenoot uit de hemelen of van het Hof zijns Vaders, die net zo'n domheid heeft begaan als hijzelf.
Vandaar dat deze mens zich gaat uitputten in hulpbetoon en hij zal allerlei ervaringen via zijn hulpvaardigheid opdoen.
Zijn werken zullen worden gekenmerkt door een volkomen afwezigheid van eigenbelang.
De zodiakale Pisces-mens weerspiegelt deze levensinstelling.
Hij is altijd vol medelijden en mededogen met zijn naasten, doch hij mist veelal het onderscheidingsvermogen, waardoor hij zich-zelf wentelt in modder en dreigt te stikken door het gemis aan inzicht en uitzicht.
Zijn emotionele bewogenheid ontsteelt hem zijn innerlijke kracht, terwijl hij zijn adeldom als paarlen aan de zwijnen voert.
De onthechting die de sterke gave is van de mens in de 12de aeon, wordt de zodiakale mens dikwijls tot een pijniging, omdat hij de diepe betekenis ervan niet begrijpt en meent dat "loslaten" tegelijkertijd liefde en zaligheid betekent.
Onthechting is echter een vrucht van een bewustzijnsgroei en wordt altijd gepraktizeerd door de geestelijke mens, die op een vaste geestelijke grond staat.
Het "onthechten" is nl. niet slechts een begrip voor los zijn van luxe, comfort, materie, eerzucht e.d.
Onthechting vindt ook een aanzicht in de totaal spirituele abstractie: het los zijn van zichzelf.
Het zoeken naar zelfofferande, zelfkastijding en zelfvergetelheid, dat men zo dikwijls bij de zodiakale Pisces-mens tegenkomt, is maar al te vaak een uiting van schuldgevoelens, zelfbevrediging of ikcentraliteit.
Door zichzelf trachten te vergeten door middel van de problematiek van zijn naasten, maakt de doorsnee-Pisces-mens een karikatuur van de geestelijke onthechting. Dan komen er conflictsituaties, omdat deze naasten hem gauw bemoeiziek, pervers nieuwsgierig naar de levensconflicten van anderen vinden.
Leven uit de disharmonie van zijn medemensen is als zich besmeuren met modder en menigeen kan daaraan ten gronde gaan!
Om deze "modder" weer af te wassen is een krachtige innerlijke bron van levend water nodig.
De instinctieve drang tot helpen stimuleert deze mens tot het zich verdiepen in de - vaak onbenullige - problemen van anderen, ter-wijl hij vergeet zijn redelijke denken in te schakelen.
Als dan de emotionele bewogenheid hem te machtig wordt, wordt hij het slachtoffer van zijn eigen onmacht en gevoelt hij zich opgesloten in situaties die hij niet beheersen kan of er geen oplossing voor weet.
In tegenstelling tot de bewuste en geestelijke pelgrim uit de 12de aeon wordt deze mens een toonbeeld van innerlijke onrust.
Hij is teleurgesteld in zijn overgave en toch kan hij het niet laten zich "over te geven", waardoor hij zich wegschenkt aan onwaardige objecten.
Zijn herstel is slechts te vinden in spirituele waardigheid, abstracte geestelijke waarden, en alle interessen die in geen enkel opzicht iets met de materie te maken hebben.
Het zich reinigen is zijn eerste medicijn.
Zijn Jupiter-geaardheid maakt dat hij overgevoelig is voor de gedachtenstroom van zijn naasten en deze zet hem impulsief aan tot een handeling.
Zijn mediamieke begaafdheid moet zich echter verheffen in de spiritualiteit en hij zou als "middelaar" des geestes een unieke op-dracht kunnen hebben.
Zelfbeheersing, zelfkritiek, intolerantie tegenover zichzelf zullen hem tot voordeel kunnen zijn en hem helpen bij een geestelijke ontplooiing en vooral innerlijke versterking en innerlijke weer-stand.
Gelijk in de 12de aeon de bewuste pelgrim, onder in vloed van Neptunus - de mysterie-planeet van Pisces - het gif van Authades tracht door absorptie om te zetten in medicijn - via zijn smeekbede -, zo absorbeert de zodiakale Pisces-mens het gif van zijn naasten en als hij niet over sterk reinigende zielekwaliteiten beschikt, verontreinigt hij zichzelf en verliest hij zijn innerlijke kracht.
Dan volgt de depressie.
Vandaar dat er in deze mens, als flauwe afspiegeling van de 12de boetezang, altijd de gedachte leeft:
"O God, waarom?"
Waarom kan alles niet zuiver en rein zijn?
Waarom word ik zo overspoeld door modder?
Zo zal hij de oplossing zoeken in de vlucht, in meditatie, in dromen, in het zichzelf vergeten in allerlei mystieke verbintenissen. De zodiakale, ongeestelijke Aquarius-mens vernietigt zichzelf door hoogmoed, de zodiakale Pisces-mens kan zichzelf ver-nietigen door emotionele giftigheid.
De demon Saturnus kristalliseert het denken; de demon Jupiter vergiftigt de emotie.
Daarom worden vele Pisces-mensen aangetrokken door een ideaalbeeld van een zuivere religio, het aanbidden van de abstractie, het zichzelf vergeten in schone filosofieën.
De innerlijke droom van het zuivere water, de "Oceaan van Ea", waarin de vis zich zonder tegenstromen kan bewegen, jaagt hij steeds na. Deze jacht op de droomwens kan men zien voltrekken op alle bewustzijnsniveaus.
De meest ideale combinatie zou zijn, een samengaan van de 11de aeon en de 12de aeon: van Saturnus en Jupiter.
Van zelfoverwinning van het denken en zuiver geestelijke overgave van het hart.
Of van Uranus, de oergrond of de oermaterie en Neptunus, de etherische oceaan van Ea, die tezamen de Zoon der Goden of de Zoon van de Zon naar zijn bestemming begeleiden.