Als alles op de juiste wijze verlopen is zou de kandidaat, die zich door de twaalf aeonen heenworstelt, in de elfde aeon "de sprong over de afgrond" hebben gewaagd, d.w.z. dat hij nu zou moeten deelnemen aan een totaal andere Wereld.
In grote verbazing zal hij dan terugzien op zijn strijd en zijn verdriet in de achter hem liggende aeonen, maar hij zal ook de oorzaak daarvan kunnen herkennen, omdat het Licht der Lichten zich nu tastbaar in hem heeft gevestigd.
Het enige wat hem zal verwonderen is:
"Hoe heb ik ooit zo kortzichtig en zo dom kunnen zijn?"
Dit terugblikken is echter noodzakelijk om de voltooide beelden zich in zijn bewustzijn en bloed te laten verankeren.
Hij tekent de ervaringen op in zijn mikrokosmische bewustzijn, omdat hij, zoals er in het Evangelie van de Pistis Sophia staat:
"De eerste zijn zal in het Hemelrijk, omdat hij de mysteriën ontvangen heeft."
Wanneer iemand iets begrijpen wil en dit als een onvernietigbare schat in zichzelf wil opslaan, moet hij alle beweegredenen en elke grond achter de ervaringen doorschouwen.
Dit is slechts mogelijk indien de kandidaat direct in binding staat met zijn ziel.
Hetgeen uit het ik of uit het ik-bewustzijn komt, ziet men horizontaal, men neemt slechts de projectie waar.
Zodra de ziel hem terzijde staat, vormt zich echter die verticale lichtstraal, die alle horizontale kennis doorsnijdt en de mens innerlijk openbreekt, zodat zich er een totale vernieuwing voltrekt, die hem een lichtende horizon voortovert en de diepte van de wijsheid blootlegt. De Waterman-aeon kan worden doorlicht door de Uranus-stralen, die vanuit een fijner trillingsgebied komen dan de zodiakale planeet-stralingen, maar zij zijn nog niet het volkomen geestelijke gebied, zij tonen er slechts een voorproefje van.
De velden van de mysterieplaneten Uranus, Neptunus en Pluto vormen eigenlijk de top van de hemelladder, waar de pelgrim reeds de verlichting van het Licht der Lichten ondergaat, maar nog niet totaal kan verwerken.
In hem zullen de oerherinneringsbeelden steeds duidelijker worden en zij zullen zijn leven gaan beheerser.
Zijn handelingen en woorden zullen allengs voor zijn naasten onbegrijpelijk worden en de subtiele scheidingslijn tussen hen zal bepaald worden door het weten en de onwetendheid.
Zij worden als schepsels uit twee werelden.
De ene mens leeft volkomen uit een wereld van goed en kwaad, de andere mens heeft zich daar bovenuit gewerkt er ziet dat de wortels van good er kwaad in eenzelfde bodem liggen en zo kan hij hen samenvoegen, hen van hun giftige pitten ontdoen en hen beheersen.
Zonder ziele-verbondenheid zullen deze twee mensen uit totaal verschillende leefgebieden elkander niet kunnen begrijpen.
Woorden helpen hier niet, noch goede bedoelingen.
De pelgrim uit de elfde aeon zal zijn onwetende naaste kunnen begrijpen, omdat hij de aeonen doorleden heeft, maar hij zal hem niet kunnen overtuigen van zijn gevangenschap in de cirkelgang, noch hem het geloof in de uitkomst kunnen schenken.
De scheidingslijn is spiritueel.
Slechts twee zielen kunnen elkander op de brug tussen hoogte en diepte ontmoeten.
Onbegrip en misverstanden zullen deze twee mensen nog meer van elkander verwijderen.
Vandaar dat de pelgrim uit de aeonengang zelfs vanaf de negende aeon zal bemerken, dat hij op weg is naar een andere wereld, een geestelijk gebied waarover hij slechts met zijn rasgenoten, die eveneens uit de geest gevallen zijn, zal kunnen spreken.
Zijn vriendenkring, d.w.z. zijn kring van waarlijk geestelijke verwanten, zal steeds kleiner worden.
Er komen waarden en begrippen die hem te heilig zullen zijn om te verwoorden en hoewel er velen zullen zijn die hem zullen misverstaan om zijn vermeende geheimzinnigheid, zullen zijn gelijken hem begrijpen, omdat er een heiligheid is die men niet ontheiligen kan zonder de ziel te verwonden.
De ver doorgevoerde popularisatie van voorheen heilige begrippen is ontstaan door het falen van de pelgrims op het geestelijke Pad, waardoor veel dat eenmaal heilig was in de ogen der mensen gedegradeerd werd.
Men vergeet zo snel dat hij die ontheiligt uit onmacht of wrok zichzelf ontheiligt of verziekt.
Elk compromis om zichzelf te verhogen is in werkelijkheid een zelfverlaging.
Zo zal de mislukte kandidaat uit de Waterman-aeon een karikatuur worden van alle spiritualiteit.
Er is geen sprake van dat zulk een pelgrim de "beslissende af-grond" achter zich heeft, maar integendeel staat hij voor de bekende muur tussen Zijn en Niet-Zijn.
In de twaalfde aeon is dit precies hetzelfde.
Hierbinnen bestaat slechts de waarachtige spirituele pelgrim; de strevende, op eigen heiligheid beluste mens, bleef achter binnen de omheining van de zodiakale planetensfeer en ontvangt in de twaalfde aeon de invloed van de onheilige Jupiter inplaats van Neptunus.
Zoals Uranus in de elfde aeon dan verandert in de hoogmoedige, versteende Saturnus, zo verandert dan Neptunus in de begerige, experimentele en zelfverzekerde Jupiter.
In zulk een falende kandidaat is niets dan hoogmoed, ontkenning, verwerpen van alle berouw en de tevredenheid met zichzelf; in de spirituele pelgrim zal kleinmoedigheid, berouw en de alles doorlichtende hoop zijn, dat hij nooit meer terug zal vallen in de klauwen van de aeon met de leeuwenkop.
De enorme kracht van deze Authades van over de afgrond her-kennende, kan hij slechts smeken om de genade van het inzicht, opdat hij nooit meer zoiets door zal moeten maken en opdat niemand meer in deze teisteringen zullen vallen.
Hij weet nu dat de ervaringen gruwelijk en bijna ondraaglijk zijn
Daarom worden de boetezangen in deze laatste aeonen niet gekenmerkt door wraak op de niets ontziende Authades, maar een uiting van verlangen om anderen deze smartelijke ervaring te besparen.
Daarom wil de Pistis Sophia zo gaarne dat Authades vernietigd zal worden!
En dat is een typische reactie van Pisces-Neptunus invloeden.
Deze pelgrim denkt niet slechts aan zichzelf, neen, hij ziet wat er na zijn eigen redding nog allemaal gebeuren kan.
Hij ziet hoe deze Authades als een gigantisch monster, opgebouwd uit emoties van hoogmoed en ongoddelijke wils-kracht, alle Lichtzonen tot zich zuigt en hij weet dat dan onherroepelijk die aeonengang hen wacht.
De kettingreactie op de anti-goddelijke revolte van de in vrijheid levende Lichtzonen is een catastrofe geworden.
De naar deze aloude vrijheid terugkerende Lichtzoon zal zich nooit meer "buiten het Licht" stellen, nooit meer "zondigen".
Hij kent de gevolgen.
De twaalfde boetezang wordt gezongen voor de anderen, zijn gelijken, zijn naasten en zijn afschuw om het gebeurde tekent elk woord.
Als een explosie ontspringt het inzicht in hem waardoor hij zelfs vergeet het Licht der Lichten te prijzen en zich geheel laat medeslepen door de hem van alle kanten omringende lichtstralen, die zo duidelijk de "onwetendheid" van hen, die in de aeonen gevangen liggen, openbaren.
De pelgrim in de twaalfde aeon constateert dit alles en kan niets doen. Hij kan niets doen, omdat elke Lichtzoon zichzelf oordeelt tot de aeonengang.
Zolang de eerste Boetezang niet het berouw heeft gerealiseerd, dat slechts vanuit de ziel kan opstaan, is de pelgrim binnen de aeonen niet bereikbaar.
Dan ervaart de pelgrim van de twaalfde aeon zulk een overweldigend mededogen, dat tegelijkertijd begrensd wordt door onmacht, dat hij er volkomen door wordt beheerst en op alle mogelijke manieren tracht zijn Lichtkameraden te waarschuwen.
Daarom vervalt hij in smeekbeden:
"O Licht, ontneem Authades zijn macht, ontneem hem alles, laat hij nooit meer mogen terugkeren tot het oord van zijn oorsprong."
Laat deze meedogenloze demon nooit meer de kans krijgen om in het Land van de dertiende Aeon, daar waar de wilsvrije en onschuldige Lichtzonen leven, zijn kracht te ontplooien!
Want zolang in de Lichtzoon de ervaring van de volkomenheid niet als een zeker weten aanwezig is, kan zijn nieuwsgierigheid hem aanzetten tot een experiment met Authades.
Wanneer de kandidaat, u en ik, niet weten dat de ziel en de vrije wil het hoogste zijn dat wij bezitten, zullen wij altijd experimenten ondernemen met onverschillig welke dienaar van Authades.
Alle vormen in de wereld van goed en kwaad waar het eigen-belang de aanzet tot existentie is, of dit nu filosofieën of materiële belangen zijn, zijn aspecten van Authades.
Alles binnen de natuur heeft iets van Authades, omdat de eeuwigheid een compromis heeft moeten sluiten met de tijd.
Dat kan niet anders.
Authades begeleidt ons waar wij ook gaan.
Het gaat er slechts om in hoeverre Authades ons beheerst.
Zodra wij hem beheersen kan hij geen kwaad meer doen en wordt hij een dienaar en kan men zelfs mededogen ondervinden om het kwaad dat hij, en allen die in zijn macht zijn, zichzelf aandoet.
Authades doen knielen, is de vrije wil hervinden in de overgave aan de wil van het Licht der Lichten, zodat er geen aanknopingspunt meer blijft waar de trawanten van Authades zich innerlijk bij ons kunnen vasthechten.
Dan zijn wij "over de afgrond heen" en de trawanten uit het land van de aeon met de leeuwenkop kunnen slechts huilen van vrees en woede.