Wanneer de pelgrim op zijn reis door de 12 belemmeringen er in de tiende aeon in geslaagd is dat hij over de af grond tussen het stoffelijke en het geestelijke zijn is heengesprongen, kan men zeggen dat hij daarmede een streep gezet heeft onder zijn oude leven.
De trawanten van de aeon met de leeuwenkop zullen hem nu niet meer kunnen weerhouden.
Hij kan dus terugzien op een overwinning.
De Steenbok-fase plaatste hem voor de overgave van zijn gehele zelf en het vertrouwen op de innerlijke zekerheid van zijn geloof en hij kan zichzelf nu degene noemen die "sterker is dan hij die een stad inneemt."
Er zal nu een weldadige vermoeienis over hem komen en tegelijkertijd doorstroomt hem een verlichting.
Harmonie omgeeft hem en hij laat zich op deze trillingen wiegen, waarbij hoge gedachtenvluchten hem vergezellen en zijn herinneringen heen en weer snellen tussen beiden landen.
Zijn ziel wordt opgetrokken aan het, door de aeonen-trawanten gepijnigde wezen en vlucht in de koestering van zijn lichtkleed.
Het gebed van de Lichtzoon is verhoord: de sprong is gewaagd; nu volgt de oriëntatie in het nieuwe land met behulp van de eigen Lichtkracht.
Vanuit het andere land over de afgrond schouwen echter de aeonen van Authades toe en zij bemerken hoe deze pelgrim wordt begeleid door een geweldige Lichtkracht en zij brullen van woede.
Via de trillingen van het denkleven trachten zij deze vermoeide pelgrim te beïnvloeden en hun machtige magische kracht golft over de afgrond heen in een poging deze ontsnapte Lichtzoon terug te sleuren naar hun land, hem desnoods in de afgrond te werpen.
Doch deze is veilig, slechts zijn denken snelt heen en weer over de afgrond, zich vermeiende in verleden, heden en toekomst.
Hier kan men zien hoe deze pelgrim geholpen wordt door de mysteriestromen van de mysterieplaneten, doch de weifelende onbewuste pelgrim kent deze stromen niet en dit komt duidelijk naar voren in de heerser van de elfde aeon.
Uranus helpt de bewuste pelgrim. Saturnus beheerst de onbewuste pelgrim en verstart zijn denken en gevoelen.
Het teken van de Waterman wordt geregeerd door Uranus of Saturnus.
De saturnaal beïnvloede pelgrim kent het geestelijke land nog niet, slechts de Uranus-pelgrims kennen de onaardse stromen en laven zich daaraan.
In de klassieke Griekse mythologie berooft Saturnus zijn vader Uranus van zijn levenskracht; in de Pistis Sophia overlevering gaat het evenzo.
Saturnus, de poortwachter, de keiharde standvastige rots, die geen abstractie duldt, berooft de onbewuste kandidaat in de elfde aeon van zijn bovenaardse abstracte spiritualiteit.
In werkelijkheid bestaat deze elfde aeon eigenlijk niet voor de onbewuste mens; de fasen eindigden binnen de begrenzing van de leeuwenkop-trawanten.
Zowel de elfde als de twaalfde aeon zijn voor zulk een pelgrim als een herhaling binnen de ring van de demonische trawanten en het "tot hiertoe en niet verder" realiseert zich duidelijk.
De waarachtige Lichtzonen, de door de geest bezielde pelgrims, herkennen echter de bezielende Uranus-trillingen en zo worden zij uitgetild boven hun lagere begeerten en begrensde denkleven.
De eigenschappen van Uranus zijn typerend voor de werkingen binnen de elfde aeon.
Uranus werkt nooit verheffend indien de pelgrim niet volkomen gezuiverd is van lagere driften.
Het contact tussen hem en deze mysterieplaneet kan niet tot stand komen wanneer er in de eerste geen zielekracht, een onaardse trilling aanwezig is.
Zodra blijkt dat er niet voldoende contactmateriaal voor handen is, verandert de Uranus-trilling in een Saturnus-trilling.
Uranus is dan krachteloos geworden en zijn mythische zoon Saturnus neemt zijn plaats in, in het innerlijke leven van de pelgrim.
Het staat duidelijk in de elfde boetezang:
"Waarom heeft deze machtige kracht van het kwade zich verheven.
Zijn denken ontneemt mij mijn licht doorlopend en zoals bij het ijzer dat men bewerkt, heeft hij mij een deugd ontnomen.
Zij hebben mij door list willen overwinnen, opdat zij mij al mijn licht zouden kunnen ontnemen."
Daarom zal het Licht hem al zijn licht ontnemen en al zijn materie zal eveneens in moeilijkheden geraken en het licht zal hem ontnomen worden en hij zal niet wonen in de 13de aeon.
Hier voltrekt zich de scheiding tussen tijdelijkheid en eeuwigheid, materie en geest.
Die scheiding zal de pelgrim in zichzelf bemerken, omdat hij nu geen compromissen meer kan sluiten en zichzelf overgeven aan de krachten van de twaalf aeonen.
Slechts de Uranus-pelgrim bemerkt dit echter, hij die de over-winning heeft behaald. Hier scheiden zich de saturnaal zelfzuchtigen van de idealistisch spiritueel onbaatzuchtigen.
Dit "alles of niets" principe is eveneens te herkennen in de gewone, door het teken Aquarius geregeerd mensentype.
Zij zijn reine, spirituele idealisten, die zonder enig eigenbelang voor een geestelijk doel vechten, dan wel zij zijn verharde, intens verstarde zelfzuchtigen, zeer egocentrische mensen, die fantastisch goed weten te spreken over allerlei filosofische stellingen en die zich willen verdiepen in allerlei esoterische en occulte weten-schappen, maar die niettemin als een onwrikbare rots het eigen-belang dienen en nooit van de eigen profijten afzien.
Die strijd tussen Uranus en Saturnus staat dikwijls op hun gezicht geschreven.
Saturnus staat hier op zijn hoogste top, in zijn meest intensieve machtsuitdrukking.
Hij heeft zich vergaloppeerd in zijn functie van poortwachter en waande zichzelf de allerhoogste macht, de heerser over leven en dood.
Als hij in deze zelfgenoegzame zelfoverschatting en verharde ik-vleierij is opgesloten, valt de Aquarius-mens moeilijk te bereiken voor zijn naasten, hij wil noch zijn eigen zelfgenoegzaamheid doorbreken, noch zijn macht verliezen.
Hij vindt zichzelf de belangrijkste, de meest hoogstaande, de geweldige spirituele mens en daaruit is hij niet te wekken wanneer in hem Saturnus de macht van zijn vader Uranus heeft over-genomen.
Dan is de ring gesloten.
De spirituele pelgrim is in deze fase echter over de afgrond heen, hij is overwinnaar en dat betekent dat zelfgenoegzaamheid hem onbekend geworden is en dat hij nog slechts onbaatzuchtige bezieling kent.
In de falende Aquarius-mens is deze overwinning een karikatuur geworden, een leeg omhulsel waarmede hij pronkt.
Dit is bij zovele mensen overal ter wereld te herkennen: de ver-meende spiritualiteit, die hen niet meer te ontnemen is; de ver-meende belangrijkheid, die hen uit de ogen straalt.
Deze afgeremde pelgrim, teruggeworpen binnen de ban van Saturnus, heeft geen kans meer op verlossing in zijn momentele leven, hij is losgelaten door de Lichtkrachten, zij vonden geen contact in hem.
Het krioelt op aarde van pelgrims, zoekers die teruggeworpen zijn in de herhaling en zich verheffen op hetgeen zij occult, astrologisch, esoterisch of wetenschappelijk hebben verzameld. Zij vervallen in herhalingen, zij hebben de aanraking met het Licht gemist en kunnen niet putten uit een vernieuwende of nieuwe kracht.
Dikwijls is men tot aan de top van zijn materialistisch intellectuele of filosofische bereiken gegaan en dan komt de noodzaak van de sprong en het falen, het teruggeworpen worden.
Dat is de overgang van Saturnus naar Uranus.
Het is een gebeuren dat zich ontelbare malen in de mensheids-historie en in het individuele mensenleven herhaalt.
De grote sprong tussen het oude en het nieuwe land is tenslotte, toen het erop aankwam, niet gewaagd.
Zo begint de verstarring, de herhaling.
Terugzien op het verleden, zoals de Pistis Sophia doet, echter met dit onderscheid: de bewuste pelgrim betreurt zijn fouten en toont inzicht, terwijl de teruggeworpene in het verleden naarstig naar oude schatten zoekt om zich zelf daarmede zelfgenoegzaam op te sieren.
In de elfde boetezang wordt ook gewezen op dat "nederknielen van de demonen" zoals het eveneens in het Nuctemeron van Appolonius van Tyana voorkomt.
"En de 24 emanaties zullen zien wat u, O kracht met de Leeuwenkop, gebeurt is en zij zullen vrezen en het gereinigde van hun licht geven."
Ziedaar de omzetting, zoals in de mens, in de kosmos.
Het "gereinigde" van de twaalf aeonen zal door de kernkrachten, de 24 emanaties toegelaten worden tot de 13de aeon, en de tra-wanten zullen nederknielen, gehoorzamen.
Zodra de demonen tot bezinning komen, zullen zij het gereinigde van hun licht tot bezit ontvangen en een geheel nieuwe situatie zal zich ontwikkelen.
Dit is nu de situatie waarin zich de bewuste, door de vermoeienis en het leed getekende kandidaat zich bevindt.
Er ontwikkelt zich in hem een nieuwe werkelijkheid, die zich buiten hem om voltrekt. Hij is slechts bezig zich te openen voor de nieuwe stromen, verder doet hij niets.
Dat kan men duidelijk lezen in de elfde boetezang.
Hij wordt opgenomen als nieuweling en gevuld, omringd en doorstroomd met nieuwe Kracht.
Hij moet zich daarop afstemmen.
Zijn ego zwijgt nu, slechts zijn Lichtzoon reageert.
Deze heeft zijn religio, zijn wederverbintenis herkent en volgt nu in geloof, zijn aloude levenskracht, de wedergevonden Wet.
In hem en om hem vormt zich een nieuwe wereld, zo oud echter en zo bekend.
Hij voegt zich opnieuw in de trillingen van zijn wedergevonden levensveld en de gnosis en de heerlijkheid van weleer doortrekken zijn gevoelens en zijn gedachten.
Waarlijk, deze Lichtzoon is wedergekeerd, het Leven dat hij verloren waande heeft hij teruggevonden!