XII - Derde Aeon: De Tweeling III

De pelgrim die de derde aeon is binnengegaan bezit vele voor-rechten, want hij is de beproeving van een keuze waard. 

De trawanten van de leeuwenkop worden gebruikt om hem te peilen. 

Is zijn hunkering sterk genoeg om éénpuntig gericht te blijven? 

Zijn geloof en vertrouwen in het Licht krachtig genoeg om de belemmeringen binnen deze aeon te overwinnen? 

En vooral, is zijn innerlijke rijpheid voldoende om zijn eigen moeilijkheden te vergeten en lijnrecht het tegenovergestelde te doen dan zijn persoonlijkheid verlangt? 

Kan deze pelgrim, één en al onrust zijnde, één en al beweging zijnde, vol van wantrouwen, angst en bitterheid, zoveel Licht-kracht vergaren dat hij daarmede al deze vurige werkingen teniet doet? 

Kan hij door de kracht van zijn innerlijke Licht Mercurius tot een middelaar en een dienaar des Lichts maken? 

Deze pelgrim kan slechts geholpen worden door harmonie en de overgave des harten. 

Zijn vuur brandt als een verzengende gloed in het hoofdheiligdom en dat vuur moet nu tot kalmte worden gebracht en niet worden aangewakkerd door de emotionele en spirituele onrust. 

In deze mens mogen beslist geen stormen woeden, maar hij moet leren dat met de loop der tijden ook de stormen zullen luwen, mits hij in de neutraliteit gaat staan. 

De onrust binnen deze aeon kan de pelgrim zo zeer opbreken, dat hij tot ondoordachte daden overgaat om zijn innerlijke storm te kalmeren en zo lijnrecht tegen verhouding tot de zielebedoeling in handelt. In zulke momenten heeft de onrust een dermate funeste vorm aangenomen, dat er kortsluiting ontstaat in het hoofd-heiligdom van de pelgrim en hij zich - om die kwellende strijd te sussen - volkomen in het hellevuur van de leeuwenkop-kracht werpt. 

Op deze wijze heeft hij dan zijn keus bepaald. 

In deze derde aeon is het opnieuw leven uit en met de leeuwen-kop-kracht een riskante toestand voor de ziel geworden. 

Mercurius verheft zich ogenblikkelijk op zijn duivelstroon en wordt de giftige, in zijn functie als middelaar van de leeuwenkop-kracht. 

Deze pelgrim wordt hierdoor duivels, zowel voor hemzelf als voor zijn medemensen. 

Hij is als een ongrijpbaar gif geworden, dat tussen zijn mede-mensen doorglipt, hen in zijn gang vergiftigende. 

Van deze pelgrim zegt de Pistis Sophia: 

"Hij heeft zijn mysterie verloren en al de kracht die in hem was!" 

De keuze is gemaakt. 

Hij leeft nu verder onlosmakelijk uit de giftige miasmen van de leeuwenkracht. 

Daarom worden alle pelgrims bij voorbaat gewaarschuwd: 

Als u de tweede aeon hebt overwonnen, en ingezien hebt dat door mystificatie en schone schijn het Licht niet wordt verworven, en zo u vol achterdocht de trawanten van de derde aeon tegentreedt, vergist u zich dan niet! 

Klem u niet vast aan uw verlangen om de trawanten te testen, laat u zich niet tot in het duistere diep van hun methoden voeren, zodat u het Licht niet meer kunt schouwen. 

Maar onderzoek, terwijl het Licht wakende in u is. 

Observéér, terwijl er een gebed over uw lippen komt. 

En maak uw keuze wanneer u bemerkt dat er geen strijd meer in u is.  

Voor die tijd is uw keuze waardeloos. 

Vergeet nimmer dat "de tijd", die voor deze mens een benauwenis is, in werkelijkheid niets is in het Licht der Gnosis, want de keuze kan in enkele seconden worden gemaakt en de weg kan worden betreden in een oogwenk, in een flits des tijds.

Voor de juiste handeling en het betreden van de weg geldt altijd het Nu van dit ogenblik. 

Benut men dat Nu niet, dan is men een gevangene, een bedrogene en een misleide. 

Al die keren dat de pelgrim de seconden der omwending niet heeft gebruikt, stond hij in verbinding met het licht-van-de-leeuwenkop en dan mag hij zichzelf waarlijk wel eens afvragen: 

Welke aeon heb ik overwonnen, welke trawanten zijn werkelijk geweken voor het licht-in-mij? 

Het heeft geen zin zich aan bespiegelingen over te geven, en "ja" te knikken, omdat men het met alles eens is, terwijl het zo belangrijke Nu steeds meer wordt verschoven.

Men moet leren onderkennen in welke aeonenkracht men gevangen ligt, want als de pelgrim zijn waarlijke toestand niet doorschouwt, kan hij de Pistis Sophia op haar gang niet volgen. 

Zo hij werkelijk de waan van de eerste aeon heeft doorschouwd, heeft hij afgedaan met occultisme en wilsforcering, met huichelarij en oneerlijkheid. 

Overwint hij de tweede aeon dan vervalt hij niet meer in dweep-zucht, in de slavernij aan zijn werk en in de bekrompenheid. 

De pelgrim zou dus als een gerijpt en waardevol mens de derde aeon kunnen zijn binnengegaan. 

Hoe meer aeonen de pelgrim doorschrijdt des te gerijpter, spiritueel krachtiger en vooral des te meer Gnosticus hij wordt. 

De gang van de navolging van de Pistis Sophia zal zijn gehele wezen gaan kenmerken. 

Woorden tot uitleg over wie en wat hij is, zijn dan niet meer noodzakelijk, want hij wordt door allen die het pad gaan, herkend. 


Daarom zegt de Pistis Sophia: 

"Voor mijn broederen ben ik een vreemde geworden en een onbekende voor de zonen mijner moeder!" 

Zij, die deze gang gaan worden eenzamen. 

Zij worden vreemden voor hun broederen des Lichts, zodra zij de leeuwenkracht gaan aanbidden, want het onderlinge contact is verloren gegaan. 

Ook zijn zij een onbekende voor de zonen hunner aardse moeder, daar zij het Licht der Lichten aanroepen en niet willen voortgaan op de weg der ondergang. 

De keuze binnen deze derde aeon verandert echter deze situatie, omdat nà de keuze de pelgrim in contact komt met zijns gelijken. 

Nà de overwinning herkennen de broederen hem en zullen zij aan zijn zijde staan, en zo hij het licht-van-de-leeuwenkracht kiest, dan zal hij wederom één der zonen van moeder aarde worden. 

Het gaat er slechts om of de pelgrim in staat is de zware gang van de eerste drie aeonen te volbrengen. 

Daarom is het duidelijk dat zij die de moed laten zinken of zich terugtrekken van het pad, zich altijd binnen deze eerste drie aeonen bevinden. 

De binding met het Licht der Lichten is nog niet sterk genoeg, het zielebewustzijn nog niet voldoende helder en de trawanten van de waan, van de mystificatie en van de tijd, omringen deze mens, totdat hij alle kracht heeft verloren. 

Daarom moet de pelgrim van de derde aeon beseffen dat het niet de strijd is die hem de overwinning zal schenken, maar door de rust en de stilte wordt deze triomf zijn deel. 

Een ademveld waarbinnen de harmonie en de stilte wonen zal deze pelgrim alle hulp schenken, die hij van node heeft. 

Eerste voorwaarde is voor hem: te arbeiden aan zijn eigen adem-veld, de tijd benutten om de rust binnen te gaan in een dagelijks bezinnen. 

Hij moet zich nimmer verliezen in die bewogenheid om hem heen, in al die futiliteiten en afleidings-manoeuvres van de trawanten der derde aeon. Iedere pelgrim heeft van Godswege een opdracht te vervullen en al die gedachtekronkels die hem daarvan afhouden zijn niets anders dan een reactie op de aanvallen der aeonen. 

Ook dat sterk geconcentreerde, fanatieke verlangen om Gnosticus te worden of te zijn, kan tot een fantoom worden, die hem op-zweept tot liefdeloze en egocentrische handelingen, waarover een spiritueel sausje wordt gegoten tot bedrog van hemzelf en van anderen. 

Zijn enige poging moet zijn om de aeon van dit moment, de aeon van het huidige Nu te trotseren en te overwinnen, opdat diens naam in zijn kleed zal worden geschreven. 

Verder denken dan deze, de hem benauwende aeon, heeft geen enkele zin! 

Niemand kan één schrede verder gaan voordat een aeonen-naam in zijn kleed staat gegrift. 

En hoe graag u dit misschien zoudt willen: Geen enkele voorganger, meester of leider kan voor u deze naam in uw kleed griffen! 

Zelfvrijmetselarij is de enige, waarlijke inwijding. 

Er kan en mag de pelgrim geen enkele ervaring en beproeving worden onthouden om tot zulk een inwijding te geraken. 

Een inwijdingspad dwingt de pelgrim tot zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid en allen die zeggen: "Ik kan niet", zijn de in-wijding nog niet waardig. 

Bovendien zullen juist zij, die tot zelfwerkzaamheid zijn over-gegaan en moeizaam dit smalle pad bewandelen, dikwijls in bewogenheid en strijd geraken en daarom geldt voor hen, die machtige ene oplossing van het gebed der overgave: 

"O Licht der Lichter vergeef mij en red mij!" 

Zij, die zich reeds aan de leiding van een meester of voorganger hebben overgegeven, kunnen nooit met de Pistis Sophia spreken:

"O Licht der Lichten vergeef mij en red mij!", want hun meester zal hen wel redden en vergeven.  Zo denken zij. 

In het gnostieke Evangelie leest men duidelijk hoe Christus de Pistis Sophia terzijde staat, haar helpt, maar dat zijzelf de handeling moet voltrekken. 

Steeds opnieuw wordt de Pistis Sophia en dus de pelgrim bij dit mantram van de zelfverwerkelijking bepaald. 

Hijzelf moet die woorden uitspreken, niet zijn voorganger! 

Zolang de pelgrim dit mantram niet vergeet en de woorden met een van binnenuit opwellende kracht weet uit te spreken, behoeft hij niets te vrezen. 

Behoeft hij zich geen zorgen te maken over zijn zieleheil en over zijn mogelijke vorderingen op het pad. 

Want dat immense; alles en allen omvattende Licht der Lichten, dat de pelgrim nimmer laat verkommeren, zal dan ook de uiteindelijke beslissing bepalen. 

En daar waar dit Licht waakt, kunnen zorgen achterwege blijven. 

Hij, die dit Licht heeft geloofd van de aanvang af, kan op dit licht blijven bouwen tot in het Goede Einde. 

"Gij alleen, o Licht der Lichten, zijt mijn mysterie, mijn verlosser en mijn redder!" 

Vervul mij dan met uw kracht, opdat ik het Gebod des Allerhoogsten vervulle!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene