Wanneer de Pistis Sophia voor de poorten van de derde aeon aankomt, gevoelt zij zich zwaar belaagd. Er komt zoveel op haar aan en zoveel belagers ziet zij om zich heen, dat haar eerste reactie er één is van bitterheid en wanhoop.
"Mogen in nood en duisternis verkeren die mijn licht van mij willen nemen!"
Als in een overweldigende en smartelijke herinnering ervaart zij nogmaals haar eigen krachteloosheid tijdens de doorgang van de andere aeonen.
Zij ondergaat de wanhoop van de uitzichtloosheid, de intense vermoeidheid en de diepe teleurstellingen en in een typische Mercurius-impuls verschuilt zij zich in de scherpte van haar opmerkingsgave, van haar oordeel en van haar felle aanval:
"Mogen zij spoedig in duisternis verkeren die mij pijnigen,"
In haar is de angst, die tevens gekenmerkt wordt door een zekere verlatenheid.
Zij weet niet meer wat te doen en zoekt toch - door het aangeboren zelfhandhavingsinstinct der natuur gedreven - een zekerheid waarop zij zichzelf kan oprichten.
Zij twijfelt tussen bitterheid en de afschuw van haar aanvallers en de overgave aan het Licht der Lichten.
De Pistis Sophia is nu volkomen opgenomen in de trillingsvelden van de derde aeon, die in haar de twijfel wakker maken.
De zekerheid, die zij in de tweede aeon dacht te bezitten, is haar ontnomen en zij staat in al haar povere zielekracht tegenover haar nieuwe aanvallers.
Zij zoekt in angst en beven het oude vertrouwde contact met haar eigen zelfbewustzijn; daarnaast beseft zij nu, dat slechts het Licht der Lichten haar helpen kan en zo bemerkt men hoe de pelgrim hier voor een kruispunt komt te staan, aan het begin van een weg die zich in tweeën splitst.
Daarom noemt men in de oosterse filosofie deze fase: de tijd.
De kandidaat gaat werken met de tijd; hij zoekt uitstel, speelt met waarden, onderzoekt allerlei overwegingen.
Hij is als een Mercurius die zich overal bij wil aanpassen en die zich toch niet laat grijpen, gelijk het Mercuriaanse element: kwikzilver.
In deze derde aeon heersen de Gemini-krachten.
De pelgrim wil onderzoeken, maar niet in dit onderzoek ver-starren, vandaar zijn dikwijls te oppervlakkige onderzoek.
Mercurius schenkt hem licht naar de mate hij zijn levenslessen heeft geleerd, zoals een Hermes de worstelende mens licht en inzicht schenkt in overeenstemming met het bewustzijn van zijn zielekracht.
Bezit zulk een mens een bewustzijn of ervaring niet en ontbreekt hem nog de zielerijpheid, niettegenstaande zijn gang door de beide voorgaande aeonen, dan schenkt Mercurius deze mens slechts zijn vluchtigheid, zijn kwikzilverachtige beweeglijkheid en de oppervlakkige verlichting, die hem beletten een diepganger te worden.
Vandaar de oosterse benaming: de tijd.
De kandidaat moet hier tijd hebben om tot een innerlijke rust te komen, tijd om zichzelf te leren doorgronden en zijn vertrouwen in het Licht der Lichten zozeer te versterken dat dit zijn wan-trouwen, zijn angst en zijn vooroordeel wegneemt.
Vandaar dat de derde boetezang een zeer korte zang is.
De Pistis Sophia moet ondergaan in de innerlijke kracht die zijzelf heeft verzameld en zij moet niet de afwerende houding aannemen van de mens, die door angst en wantrouwen wordt verteerd.
Ook hier knopen dus de trawanten van de kracht-met-de-leeuwenkop wederom bij de levensstaat van de Pistis Sophia aan.
Zij vertonen zich slechts in hun bedrieglijke gedaanten, opdat de kandidaat in verwarring zal geraken.
Zou deze kandidaat niet volkomen vervuld zijn van het Licht der Lichten en een ogenblik vergeten hoezeer dit Licht hem heeft bijgestaan, dan komt hij terecht in de scherpte van zijn intellectuele gerichtheid.
Hij gaat de aanvallers te lijf met de nuchterheid van zijn verstand en met de afweer van geheel zijn organisme.
Hij wil beslist niet meer bedrogen worden, hij wil niet meer wegzinken in die weerloosheid van de schone schijn, hij zal nu op zijn hoede zijn en vooral: zijn keus maken, wanneer hij meent dat de tijd daarvoor is aangebroken.
Het gevaar in deze derde aeon is echter dat de kandidaat de tijd daartoe niet gelaten wordt!
Doorlopend zal er worden getracht om deze mens te beïnvloeden door allerlei indrukken, hij wordt bezig gehouden, zodat hij niet tot rust kan komen en de positieve Mercurius-kracht in hem zou kunnen ontwaken om hem tot inzicht te brengen.
In zijn bloed ondergaat deze mens een voortdurende vuurkracht, die hem tot allerlei onderzoekingen, maar ook tot nutteloze werken aanzet, die hem van zijn grote doel afhouden.
In hem is dikwijls één voortdurende onrust te bespeuren, één verlangen naar harmonie, één hunkering naar het schone spirituele leven, dat hij nog steeds niet vermag te grijpen.
Hij vindt slechts rust wanneer het Licht der Lichten hem omhult en hem insluit in de harmoniserende stralingskracht van de wisselwerking "zo boven zo beneden". I
In zulk een moment is hij in staat zuiver gericht te denken, zijn gedachten te ordenen en zich te bepalen bij de zieleverlossing.
In deze mens is een doorlopende strijd aan de gang tussen zijn zelfbewustzijn en eigenliefde èn het goddelijke bewustzijn.
Hij is zich terdege bewust van het pad en kent nauwkeurig de methode om dit pad te volgen, terwijl intuïtie en rede beiden precies weten waar zij hebben gefaald, en beseffen hoe zij tot overeenkomst kunnen komen. Binnen deze derde aeon worstelt geen onbekwame en onwetende mens!
Het is dikwijls tragisch om te zien hoe deze waardevolle kandidaat zich laat beetnemen door het spel van deze aeon.
Hij meent dat hij terzijde staat en observeert, zoals hij dit zo graag wil, maar in werkelijkheid is hij de speelbal van de aanvallen der trawanten.
Hun listen en lagen zijn zo veelvuldig dat hij al zijn tijd verdoet met die valstrikken te onderzoeken en het achterhalen van de gedragingen der trawanten.
Zijn tijd gaat voorbij en hart en hoofd worden volkomen in beslag genomen door de krachten van de leeuwenkop.
Terwijl hij niets anders doet dan de belemmeringen van hemzelf en anderen te onderzoeken, méént hij het pad te bewandelen.
Hij zou zijn kracht en sterkte moeten vinden in de negatie van al deze beslommeringen, al deze moeilijkheden die hem in hun net verstrikken.
De strijd moet luwen een innerlijk Niet-Zijn moet hem vervullen, waarbinnen hij het Licht der Lichten kan aanroepen.
Zou hij niet de Mercurius, de middelaar des Lichts kunnen worden in deze derde aeon?
Daarom zou de mens die deze derde aeon binnengaat eigenlijk een blij mens moeten zijn, iemand die zich verheugt over zijn ervaringsweten en die zich bewust is van zijn opdracht.
Hij zou niet zo vluchtig over de geestelijke waarden des Lichts heen moeten lopen en niet zo snel aan de werkingen des Lichts voorbij moeten gaan!
Hij gunt zich geen tijd om zich te verdiepen in de glorie van het grootse Licht, want deze pelgrim is veelal met àndere dingen bezig.
Het enige dat hem benauwt is het bewustzijn van het voorbijgaan van zijn tijd.
Hij moet tijd hebben, want zonder tijd kan hij niets beginnen.
De Oosterse wijsheid noemde deze fase niet voor niets: de tijd!
In ieder mens is een groot verlangen naar tijd.
Hij wil zo graag het pad gaan, de gnosis dienen, het licht zoeken, maar hij heeft geen tijd!
Alle trawanten van de leeuwenkop zullen hem omringen en hem zozeer bezig houden dat zijn tijd waarlijk voorbijgegaan is voordat hij het beseft.
Want zij kennen het gevaar voor zichzelf: zou deze mens tot rust komen en inzicht krijgen, dan ontwaakt zijn klare rede en vaagt hij allen met één heldere niets ontziende lichtstraal weg, terwijl hij zich op zijn eigen ervaringsweten richt, dat omstraald wordt door een overweldigende herinnering aan de helpende ingreep van het Licht der Lichten.
In zulk een moment jubelt hij zijn bewustzijn des Lichts uit:
"Mogen allen die het Licht zoeken zich verheugen en blij zijn, en zij die Uw Mysterie najagen zeggen: Moge het Mysterie zich verheffen!"
En hij roept hen allen toe:
"Ik hunker naar de kracht die zij mij ontroofd hebben."
Dat wil in deze derde aeon zeggen:
Ik hunker naar de energie en de levenskracht en al dat licht, dat ik verspeeld heb met het najagen van de trawanten der leeuwenkop.
En nu, o mijn God, aangekomen in die oase van rust, die Gij voor mij gespreid hebt, ben ik mij bewust geworden van mijn eigen verdeeldheid.
Daarom, o Licht, red mij dan met spoed uit deze chaos!
Wederom komt het Licht der Lichten deze kandidaat te hulp, maar hij brengt hem tot inzicht door de uitputting, de moedeloosheid en de totale ontreddering.
"Ik ben ellendig en arm, o God, help mij!",
zo schreeuwt de pelgrim.
Hij wordt ter aarde geworpen als een nieteling, als een verslagene, die de kracht niet meer kan opbrengen om zijn tijd te verdoen met al die afleidingsmanoeuvres.
Hierin bewijst het Licht, de Schepper, Zijn Liefde voor deze mens: door de krachteloosheid. Hij wordt belemmerd om op te staan en de trawanten die hem omringen na te jagen.
Hij moet zijn blik van hen wegnemen en deze naar binnen richten en hij moet uitschreeuwen:
"Ik, o God, ben niets! Ik kan niets en ik heb mijn Licht verloren! Alles zou reddeloos zijn, o Heer, als Gij daar niet waart, Gij, mijn schild en mijn bevrijder!"
Tenslotte, als een laatste trillende zucht, smeekt hij:
"O Heer, vertoef niet!"
Dit is de diepste hartekreet van de mens binnen deze derde aeon: "O Heer, vertoef niet!"
Hij beseft hoeveel tijd er is heengegaan met zijn nutteloze onderzoekingen en nu, in die krachteloosheid, waardoor hij ge-dwongen wordt tot rust, ervaart hij de kracht van de hogere Mercurius en komt hij tot inzicht.
Inzicht in het eigen falen, in de eigen staat-van-zijn, in al die problemen en in de methode der verlossing.
Nu vindt hij de kracht om zich te verheffen uit zijn krachteloosheid, en zijn aanvallers tegemoet te treden en te trotseren door geen enkele binding met hen te maken, maar zich te hullen in het boetekleed dat hem wordt overgereikt.
En waarlijk, zij deinzen terug, zij allen, die eenmaal riepen: "Ha! Ha!", want deze mens zal het gelukken om de naam van de derde aeon in zijn kleed te schrijven.
Allen, die hem zo bespotten en pijnigen, zij zullen van schrik terugwijken voor het Licht dat deze mens omstraalt.
"God is groot!" zo zal deze kandidaat voortdurend uitroepen, want hij heeft Gods kracht ervaren en het licht van Mercurius brandt deze les in zijn hoofdheiligdom.
Zo trekt de kandidaat de eerste driehoek der overwinning, gevormd door de eerste aeonen.
Vier malen zal de kandidaat zulk een driehoek trekken.
Daarom staat hij in deze derde aeon op een kruispunt, hij moet nu zijn keuze bepalen of hij de tweede driehoek wil binnengaan.
Hij kan slechts kracht vinden in de uitroep: "God is groot!"
Het inzicht van Mercurius schenkt hem het bewustzijn omtrent die grootsheid Gods; zodat hij niet kan wegzinken in een mystificatie.
Hij, die binnen deze derde aeon worstelt, is waarlijk op weg naar de verlossing.
Moge hij zijn tijd niet vermorsen met andere dingen, want ook voor hem gelden de woorden:
"Ik zal u oordelen naar de werken waarmede gij doende zijt in het ogenblik dat Ik kom!"