Twaalf boetezangen moet de pelgrim op het Pad van Verborgen Wijsheid zingen, twaalf maal moet hij een facet van zijn wezen overgeven aan het Licht der Lichten en het daardoor laten reinigen.
De eerste boetezang begint met de overgave van de wil, het moeilijke begin van een smalle weg tot ik-versterving of Endura, zoals de middeleeuwse Broederschap der Katharen "de overgave van de persoonlijkheid" noemden.
Op basis van wilsovergave groeien in de pelgrim berouw en schuldbekentenis.
Hij ziet in ootmoed en devotie zijn enorme schuld in en knielt neder om het Licht te gaan toebehoren.
Hiertoe is het noodzakelijk, dat hij begrijpt dat zijn erbarmelijke toestand slechts het gevolg is van zijn eigen vurige wilskracht.
Zodra de pelgrim deze wil kan verdeemoedigen, kan laten nederknielen, is hij in staat de eerste boetezang te zingen, want de kracht van de eerste aeon schuilt in de wilssterkte.
In de astrosophie leert men dat de eerste aeon vervuld is van de martiale kracht, gelijk dat eveneens het geval is met hen, die gebonden zijn aan het zodiakale teken van Ariës (Ram).
Het is het gebied waar de vuren met elkander strijd voeren en deze vuurmacht helpt de mens zichzelf na elke tegenslag, steeds weer oprichten, zet hem aan tot arrogantie, tot zelfoverschatting spoort hem aan de wapens te grijpen tot zelfverdediging, en om voor zijn machtige persoonlijkheid een weg te banen.
Deze martiale macht vindt direct contact bij de mensen van het sterke wilstype en zij zullen dan ook de meeste moeite hebben om de trilling van de eerste boetezang te vertolken.
De Ariës-mensen, zij die het jonge groen in de lente door de aardkorst moeten stoten, zijn bezield door daadkracht, door het wilsvuur om door te zetten en door te breken.
Dit past bij de lente, waar na een tijd van duisternis en voor-bereiding het tere groen, in een uiterste hunkering naar licht, de aarde moet doorboren.
De pelgrim, die dit vuur tot doorbraak in zichzelf voelt branden, zal moeten beschikken over het inzicht van de waarlijke zoeker om de waarheid van deze eerste aeon te kunnen doorgronden.
Hij zal, meer dan wie ook, de louterende kracht en de stilte des Lichts van node hebben om zijn polariteit met de kernkracht van deze eerste aeon te verbreken.
Verblind door het licht van het valse vuur, wanen deze zoekers zich meestal te verheven en te intelligent om de deemoedige woorden, benodigd voor de verbreking van de macht der eerste aeon, uit te spreken.
Zij wenden zich maar al te graag direct tot de tweede aeon, omdat zij diens schijnbare verhevenheid en schoonheid meer vinden passen bij hun vermeende staat-van-zijn.
Doch het zal deze pelgrim niet lukken de eerste aeon te doorschrijden en diens naam op zijn boetekleed te schrijven alvorens hij de woorden van de Pistis Sophia heeft kunnen naspreken:
"In mijn onwetendheid zag ik het licht van de kracht-met-de-leeuwenkop voor Uw Licht aan, O Licht!"
Ieder mens wordt in deze wereld geboren met een sterk zelfbewustzijn, dat slechts gebroken kan worden door harde levenslessen, waarna psychiaters hun best weer doen om dat zelfbewustzijn op te wekken.
Heel het aardse natuurorde leven is gebaseerd op het zelf-bewustzijn, het zichzelf handhavende bewustzijn van de menselijke persoonlijkheid.
De eerste aeon kunt u vergelijken met de kernkracht van dit aardse natuurorde leven en de kernkracht van de zichzelf handhavende persoonlijkheid, dus: de wil tot leven, de vurige levensdrift.
De Pistis Sophia wordt in de chaos gestoten en het eerste wat zij doet, is haar kracht zoeken te herwinnen.
Zij valt vanuit de dertiende aeon, het paradijs, tot in de chaos, waar de kracht-met-de-leeuwenkop heerst en zij gaat die licht-kracht verwarren met de machtige Lichtkracht, die zij in de dertiende aeon kende.
Beroofd van haar metgezel, die achter bleef in de dertiende aeon, beroofd dus van de "Roos des Harten", de levende oer-herinnering, zoekt zij zich als een blinde een weg door de chaos.
Ieder mens op aarde is gelijk aan deze Pistis Sophia.
Hij zoekt een uitweg uit die chaos en tenslotte probeert hij zichzelf daarin te handhaven, zijn leven te behouden, zich op te richten en zich te schikken in zijn omgeving.
Daartoe heeft hij kracht nodig, lichtkracht, etherkracht, energie, vuur en er blijft hem niets anders over dan zich te voeden uit en met de energie van de bron der chaos: de lichtkracht met de leeuwenkop.
Zo wordt de mens gebonden aan deze leeuwenkracht en wordt uit lijfsbehoud zijn dienaar, hij wordt wezenséén met die valse vuurkracht.
Dit is de fase van de eerste aeon, een fase waarin vrijwel de gehele wereld gevangen ligt.
De levenskracht van deze gevallen natuurorde wil zijn energie, zijn zegel en zijn levensbeginsel in de mens verankeren, opdat deze zal groeien en leven volgens de richtlijnen en levens-methoden van de aeonen-machten dezer aardse natuurorde.
Volkomen doordrongen van de levenstrillingen van deze machtige eerste aeon zal deze mens nooit een boetezang gaan zingen, nooit ontsnappen aan de overheersing van de zeven duivelen en hun dienaren: de twaalf aeonen.
Ieder mens, die aan deze machtige kernkrachten der gevallen natuurorde wil ontsnappen moet beseffen, dat hij hun scheppingsdrift in zich omdraagt als een levensbeginsel!
Hij moet weten dat het vuur waaruit hij leeft en zich hier op aarde handhaaft, niets anders is dan het valse vuur van de leeuwen-kracht, dat hem dwingt tot openbaring als een natuurgebonden wezen.
Het ontsteken van de onheiligheid van dit vuur, het herkennen van de verschrikkelijke waan, waarin de gevallen mens leeft, is dan ook de eerste stap tot bevrijding.
Wij zien dat in de levensgang van de Pistis Sophia gebeuren, wanneer zij de woorden uitspreekt:
"Ik wist niet dat het de valse lichtkracht was."
Zij erkent haar onwetendheid met betrekking tot het wezen van de aeon.
Op dat moment verbreekt zij een magische overheersing, want zij treedt buiten de zelfbewuste wilsvuurkracht van deze aeon.
Deze wil de mens juist zelfbewustzijn, zelfverzekerdheid en het eigen weten ingieten en wil de mens losrukken uit de twijfel, die aan hem knaagt door de flauwe echo van de oer-herinnering aan de lichtglans der eeuwigheid.
Hij wil uit deze mens elk verlangen naar de woorden: "O Licht der Lichten, vergeef mij en red mij" branden.
Hij wil dat valse vuur dermate sterk aanwakkeren dat de mens daarin zal ondergaan.
Er moet niets meer overblijven van de droom over het goddelijke bestaan, van het visioen over het ware Tehuis.
De mens moet wezenséén worden met de valse vuurkracht en hij moet één van hen worden, één van de natuurgebonden aeonen-trawanten. Om deze zijnstoestand te verifiëren behoeft u slechts om u heen te zien.
Het overgrote deel der mensheid ligt gevangen in de kracht van deze eerste aeon en de oer-herinnering sterft bij allen; de drang naar goddelijk weten wordt gedoofd of omgebogen.
Op alle mogelijke manieren wordt ieder overblijfsel van dat goddelijke vuur vernietigd, hetzij door humanisme, hetzij door kunst, hetzij door religie, hetzij door maatschappelijke belangen.
De mens iets in de plaats geven voor zijn oer-herinnering, de leemte opvullen, is de beste methode om ervan verzekerd te zijn dat hij slachtoffer wordt van de negatieve aardse machten.
Zo worden de natuurgebonden aeonen, de imitators nooit ontmaskerd en keert de mens nooit terug tot achter de sluiers van de dertiende aeon, waar hij het goddelijke Licht der Lichten wederom helder en sterk schouwen kan.
Deze mens blijft staan binnen de magische ring der aeonen, binnen de ring die Saturnus nog versterkt door zijn eigen ring van het "tot hiertoe en niet verder.
Binnen deze ring mag de mens alles doen, alle religies beoefenen, behalve in deemoed en ootmoed het Licht der Lichten naderen en woorden van berouw zingen, die de binding met dat Licht hernieuwen.
De gevangen mens is door deze gevangenschap altijd te herkennen aan zijn geboorte-type, aan het stempel van zijn eigen specifieke aeon of demon.
In de Oosterse astrosophie vergelijkt men deze eerste aeon met het "ontbreken van Vidya", het ontbreken van de ware kennis en wijsheid.
Innerlijke onwetendheid houdt de mens gevangen en zolang hij deze onwetendheid niet erkent en niet belijdt, zal hij het rijk van de eerste aeon niet achter zich kunnen laten.
Daarom is de magische macht van de eerste aeon voor de Pistis Sophia verbroken wanneer zij haar onwetendheid erkent:
"Vergeef mij, o Licht, want ik heb het niet geweten!"
U kunt dat bij uzelf nagaan.
Wanneer wij verstard zijn in de eigen overtuiging en niet bereid zijn open te staan voor de opbrekende werkingen der waarheid, integendeel, deze waarheid negeren en ons verschuilen achter de schijn-waarheid van de eigen mening, dan zullen wij nooit kunnen spreken:
"Vergeef mij, want ik was onwetend."
Dan leven wij nog uit de waan van het eigen natuurgebonden weten en wij zijn daarvan overtuigd, volkomen vervuld van de trilling van de kracht van de eerste aeon, die ons dit zelfbewustzijn en dit eigenwijze weten bijbracht.
Als een opgeblazen ballon, vol met kennis en vermeend weten, worden wij moeiteloos door de machten van de eerste aeon voortgedreven.
Dit overkomt niet slechts de materiële mens, gebonden aan de kennis en bezit van deze wereld, neen, deze waan van de eerste aeon treffen wij ook aan op het spirituele niveau.
Waarheen wij ons ook bewegen binnen het raam van de natuurgebonden aeonen, deze volgen ons overal!
Zij veranderen hun uiterlijk en passen zich bij ons aan.
Er is geen ontsnappingsmogelijkheid dan hun twaalf rijken te doorschrijden en hun kernkrachten te overwinnen, hen als dienaren aan ons te binden en hun naam in ons kleed te schrijven.
Zo wij spiritueel willen worden en op zoek gaan naar geestelijke voeding, verandert de aeon zich om onzentwille en openbaart zich op spirituele wijze, doch altijd aanknopend bij de verlangens en gevoelens van ons ik, van ons natuurgebonden wezen, want hij kan nooit de hunkering van de ziel bereiken!
De zelfhandhavende drift van de eerste aeon voedt de hunkering naar weten in de mens en hij vult de zoeker met spirituele kennis, met leringen, met bespiegelingen, totdat deze zich overbelast gevoelt en geen hunkering meer heeft om verder te zoeken.
Dan komt de spirituele waan.
De waan van het gearriveerd zijn, zich een ingewijde of gevorderde gevoelen, kortom, de mens zwelgt wederom in zelfverheerlijking en zelfbevrediging, in zelfoverschatting en zelfbewustzijn, echter nu met een spiritueel tintje!
Zulk een mens wendt zich minachtend af van de sleutel tot bevrijding, die steeds weer begint met de woorden:
"O Licht der Lichten vergeef mij en red mij..."
Het innerlijke heiligdom ligt in deze pelgrim toegesloten en de sleutel om de poort van dit heiligdom te ontsluiten wordt af-gewezen.
Zij, die de leringen kennen en de filosofie bestudeerd hebben, treden het voorportaal tot het innerlijke heiligdom binnen, terwijl zij menen het heilige reeds betreden te hebben!
Zij staan slechts voor de gesloten deur tot het heiligdom en staren naar de uiterlijke vorm.
Niets dan waan omhult hen, niets dan waan verhardt hen, niets dan waan misleidt hen.
Weest daarom gewaarschuwd, gij, die uw voet wilt zetten op het rad van verborgen wijsheid.
Zolang deze sleutel niet in uw handen ligt, zolang de eerste woorden niet op de juiste wijze uitgesproken worden, houdt de eerste aeon u onlosmakelijk vast, wat u ook ondernemen wilt.
En zij, die de waan van de eerste aeon herkennen, die hun knieën willen buigen en de woorden uit gaan spreken, zij zijn dubbel gewaarschuwd, want zij betekenen een gevaar voor de aeonen-machten, want zij kunnen hen ontsnappen!
Hul u daarom in de glans van de gouden sleutel en laat deze woorden als een doorlopende zang in uw hoofd, hart en wil opklinken:
" O Licht der Lichten, vergeef en red mij, want ik ben onwetend."
Zo u erin slaagt deze woorden uit te zingen, als een gebed, als een boetezang, gezegend zijt gij, want het Licht snelt op u toe, en bewijst u zijn genade!