Hoofdstuk XXI

XXI 


Na de val van Montségur ademden de tegenstanders der Gnosis een ogenblik op, denkende dat er nu een rustperiode voor hen zou ingaan. 

Doch niets was minder waar.  

Montségur, het grote krachtige brandpunt was gedoofd, doch  daar waren de andere kastelen nog, die zich langzaam herstelden van de slagen die hen toegebracht waren. En daar was het grote heiligdom van de Sabarthes. de grottentempels, die van nu af aan de Schat der Katharen binnen hun veilige omarming hielden. 

Vanuit dat nieuwe brandpunt werden de werkers over het ganse Franse land gezonden. 

En de gnostieke Boodschap leefde door. 

De koning van Frankrijk had het barbaarse verbranden van  ketters in zijn land, verboden.  Dus de inquisiteurs begonnen nu de ketters in de gevangenissen te werpen.

Zo ging men er toe over des nachts te prediken.

In de beroemde kerk van Sainte-Croix te Toulouse hield men een grote nachtelijke bijeenkomst, daar een kans op ontdekking daar wel het minst te verwachten was.

Het Katharisme bloeide wederom op, schoner dan tevoren. Men ging de toestand van de Midi, nu geheel in de greep van het Katharisme, donker inzien. Zelfs Filips de Schone, nu koning   van Frankrijk, wist geen andere oplossing dan zelf naar de Midi  te reizen om de toestand in ogenschouw te nemen. 

Hij bevond zich tussen twee vuren. Enerzijds hechtte hij geloof aan de argumenten van de Katharen, anderzijds voelde hij zich gedrongen de zijde der roomsen te kiezen. Hij protesteerde wel tegen de wrede maatregelen der inquisiteurs, doch de dominicanen, kennende hun macht, gingen recht tegen de bevelen van de koning in en gaven zijn officieren bevel alle ketters uit te roeien. 

Zo ving opnieuw de gruwelijke vervolging aan; een vervolging   die pas beëindigd werd toen de bloeddampen het Franse land verstikten en de burgers, overmand door vrees, zich terugtrokken binnen hun muren en alle sympathie met de Bonshommes loochenden. 

Zo slaagde men er tenslotte in de meeste Katharen te verjagen. De apostelen van Christus werden heengezonden over de ganse   aarde om brandpunten te stichten, daar waar het noodzakelijk   was en de sfeer de benodigde kwaliteit bezat. 

Ten tijde van Christus kende men reeds de "gnostieke gedachte", doch ongeveer 108 jaar na zijn verscheiden erkenden de officiële kerkelijke instanties pas dat "een gnostieke keten" bezig was te ontstaan. 

Reeds in die tijd stelde de kerk zich teweer door de leiders van iedere gnostieke stroming direct ter dood te veroordelen. 

Doch, zoals wij nu weten, leeft in onze hedendaagse tijd de gnostieke boodschap nog door. 

Wanneer wij de oude leer der Katharen aan onze lezers zouden willen voorleggen, zouden wij daarover een serie artikelen   kunnen ontwikkelen, die zeer interessant zou zijn. Wanneer men drie historische geschriften naast elkaar legt, spreken zij echter elkander volkomen tegen. Niet zozeer in de historie, doch   bovenal in de doorgegeven Leer. 

Elke historicus geeft weer wat hemzelf het juiste leek en  behandelt de stof naar eigen staat van bewustzijn. 

Een geestelijke leer objectief en zonder persoonlijke inmenging door te geven, is bijna onmogelijk voor een "gearriveerd" aards mens. 

Een ieder wil de door hem ontdekte schatten becommentarieren door door hem gekoesterde en gecombineerde gedachtebeelden. 

Zo ontstonden de zo schaarse historische geschriften met een inhoud die vóór of tegen de Gnostieken spreekt. 

Het is voor een objectief mens een levenswerk om door al deze voetangels en klemmen heen te werken en tenslotte een zuivere schat aan de mensheid over te dragen. 

Wij hebben wel enkele van die mensen ontdekt.

Napoleon Peyrat bijvoorbeeld, geeft de historie der Katharen zo zuiver en op zulk een fijn spirituele wijze weer, dat wij hem direct kunnen geloven. 

Echter, de grote man stierf terwijl zijn werk, onvoltooid, in   handen viel van de erfgenamen. 

Een heel mensenleven heeft hij er over gedaan om het verleden   van de Gnostieken na te gaan en dit vast te leggen. Om de kruistochten nauwkeurig historisch uit te pluizen. Hij kwam niet meer aan de diepte van de gnostieke Leer toe. Doch door zijn regelen heen spreekt de grote Liefde voor de gnostieke sekte,   een Liefde die hem de kracht gaf door te zetten tot het einde. 

Wij maakten van zijn geschriften een dankbaar gebruik.

Naast hem staan vele andere historici. Mensen, die uit zijn pennenvruchten putten, die pronkten met zijn veren. Maar niemand is er die de Leer tot op de bodem peilen kon. Alles wat zij optekenden kwam uit de mond van de inquisiteurs of uit de   mond van hen die wederom de Leer afgezworen hadden en   praten wilden om zich te zuiveren van de blaam, hen aangedaan. 

De werkelijke gnostieke Leer werd in het diepste geheim bewaard en slechts overgedragen aan hen, die hiertoe geadeld waren. 

Enkele originele geschriften zijn bewaard gebleven. Het zijn aantekeningen van Katharen, die hun Leer bezongen in gedichten of de leerstellingen opschreven om door te geven aan de leerlingen. 

Augustinus kende enkele van die geschriften. Zelf jarenlang Manicheeër, was hij doorgedrongen tot ver naar binnen en verraadde zijn broeders en zusters slechts om het feit, dat hij zelf nimmer vermocht door te dringen tot de Werkelijke Levende Waarheid in de Leer. 

Zoals ook b.v. de Rozenkruiser weet, dat deze Waarheid pas ontsloten wordt wanneer men Deze in het eigen zelf heeft getild  en haar domeinen binnen kan gaan door de verwerkelijking van het voorgeschreven Pad. 

Augustinus vermocht dit niet te bewerkstelligen. En in   machteloze woede keerde hij zich tegen zijn vroegere vrienden en schaarde zich in het leger der tegenstanders om daar, de zucht  naar macht van zijn persoonlijkheid bot te kunnen vieren. 

En dat gelukte hem, zoals wij weten.

De ontdekker van zijn verraad, de Manicheeënleider Fortunatas, vluchtte naar Frankrijk en daar vond hij wederom de Gnosis die Haar zegen aan zijn werken gaf. 

En alle geschriften van Augustinus ademen de wraak en de haat die hij tegen deze grote voorganger en zijn volgelingen   koesterde. Want door de kennis die hij bezat, wist Augustinus   wat hem ontnomen was. En hij reageerde direct op het Woord   van Christus: "Wie niet voor mij is, is tegen mij." 

Hij werd tegen Hem. 


In onze volgende hoofdstukken gaan wij nu Frankrijk verlaten en onze blik wenden naar andere landen. Italië vooral komt dan in  het middelpunt van de belangstelling te staan. Het land, dat vele Franse vluchtelingen ontving en waar de gevluchte Volmaakten verder werkten. 

De streek rond het Gardameer leende zich daar vooral uitstekend voor. Het geschiedde zelfs dat aan de oevers daarvan een brandpunt ontstond. 

Eén van de oude bisschoppen uit de Pyreneeën, uit de Sabarthes, woonde daar en reisde regelmatig heen en weer om de laatste Katharen in het zo bloeddoordrenkte land bij te staan en vóór te gaan. 

Tenslotte trok ook hij zich in Italië terug en werkte daar voort tot het einde van zijn leven. 

Voordat Frankrijk overstroomd werd door Katharen, werd in  Italië reeds de leer verkondigd vanaf Christus tijd. 

Vele overblijfselen duiden nog op hun aanwezigheid en nog steeds doen hun tegenstanders alle moeite om de laatste bewijzen uit te wissen. 

Doch de methode der tegenstander wordt nu herkend door hen   die de Opdracht der Gnosis kennen. 

Weest daarom op uw hoede, gij die het Pad der Gnosis wilt gaan, want hij die tegen u is, ziet nimmer werkeloos toe, tot Gij de Bevrijding ingaat. 

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene