Raymon VI van Toulouse werd door Montfort de oorlog verklaard daar Raymon geweigerd had het katholieke kamp bij Lavaur van levensmiddelen te voorzien.
Eindelijk heeft Montfort het dan zover weten te krijgen dat hij een aannemelijke reden heeft gevonden om deze graaf aan te vallen. Reeds gedurende de gehele tijd der kruistochten stond Raymon VI bij de Paus en zijn legaten en bisschoppen in een kwade reuk. Hoewel zij eigenlijk openlijk niets tegen hem in konden brengen wisten zij toch zeker dat bij de ketters steunde, de kruisvaarders tegenwerkte, door Montfort aangevallen burchten te hulp kwam en oogluikend toeliet dat de kloosters in Toulouse door het volk werden aangevallen en de bisschoppen bespot. Doch steeds weer kon Raymon, wanneer men hem ter verantwoording riep, een aannemelijke verontschuldiging aan-voeren waarom er zulke "wandaden" in zijn graafschap voor-kwamen.
Toen hij echter op het verzoek van de paus om naar het Heilige Land op te trekken als bewijs van zijn oprecht katholicisme, niet inging, deed men hem in de ban.
Zo stond dus Raymon VI, graaf van Toulouse, een wat zwakke, maar vriendelijke persoonlijkheid tussen twee vuren. Regelrecht tegen de Paus en zijn afgevaardigden ingaan, durfde hij niet; openlijk het Katharisme belijden durfde hij ook niet.
Het was echter algemeen bekend dat aan zijn hof een Katharen bisschop de religieuze plechtigheden leidde en dat hijzelf ver-zocht had aan de Kathaarse geestelijkheid om in het uur van zijn dood hem de laatste overdrachten niet te onthouden.
Meerdere malen hebben rondtrekkende legaten, op zoek naar ketters, Toulouse bezocht, doch veel vonden zij er niet. Brandstapels hebben wel geknetterd binnen de muren van de onmetelijke stad, enkele Katharen hebben hun leven moeten geven als offer voor hun vele broeders en zusters, die achter de muren geduldig wachtten tot de storm boven hun hoofden uitgewoed zou zijn.
En in die dagen hield Raymon zich op een afstand, gedroeg zich als een goed katholiek en zei steeds dat hij het deed om nog meer bloedvergieten te voorkomen.
Na enkele tijd erkende men Toulouse dan ook werkelijk als een zuiver katholieke stad en de legaten trokken verder.
Binnen enige uren was Toulouse dan weer vervallen in haar oude staat: een schrik voor de katholieke bisschoppen en monniken. De Kathaarse leiders beklommen wederom de kansels in de kerken en het volk luisterde vol overgave naar hun woorden.
Zo ging het enkele jaren door. Toulouse was een doorn in het oog van de vooraanstaande katholieke geestelijkheid, want haar graaf was, hoewel een zwak man, een slim mens en bovendien een machtig heerser in het Franse land.
Iedere keer weer opnieuw laaide de woede van het anti-rooms gezinde volk op, wanneer er in de omgeving verschrikkelijke verwoestingen op naam van de kruisvaarders gezet waren, wanneer wederom broeders en zusters Katharen een marteldood ingedreven waren. En al deze primitieve woede van een simpel volk richtte zich tegen de monniken.
Het dominicaner-klooster St.Saturnin bedreigde men met de hongerdood, door het levensmiddelen te onthouden; rondlopende monniken werden zonder pardon gegrepen en op een brandstapel gevoerd; bisschoppen van de kansel gesleurd en bedreigd met de meest wrede terechtstellingen.
Geen wonder dat in de buurt vertoevende pauselijke legaten als de weerlicht hun meester inlichtten en men opnieuw dreigde Raymon VI in de ban te doen.
Doch deze, zo dikwijls daarmede bedreigd, haalde hierover zijn schouders op en hield zich van de domme.
Hij was nimmer in staat de haat van het volk te temmen, zo zeide hij en hij deed zijn uiterste best de geestelijkheid bescherming te verlenen.
Doch onder de uiterlijke wapenstilstand tussen deze handige graaf en de roomse clerus woedde en kookte van beide zijden de haat en de vijandelijkheid.
Simon de Montfort trok slechts van deze stemming partij en viel bezittingen van Raymon aan, zodat deze zich genoodzaakt zag in verdediging te gaan, hierdoor zijn antipathie verradend tegenover de kruistochten.
De woelingen echter binnen zijn muren groeiden hem boven het hoofd; hij werd door zijn volk wel gedwongen partij te kiezen; zijn consuls waren allen Kathaars gezind en gaven steeds blijk van een moedige houding tegenover al diegenen die een burger van Toulouse zouden willen aanvallen.
Neen, Toulouse stond niet bepaald in een goed daglicht bij de roomsen.
Bovendien was zulk een machtig graaf gevaarlijk voor vele omliggende graafschappen. De graaf van Foix, zeer dik bevriend met Raymon VI was ook al een vurig ketterverdediger, evenals de graven van Comminges.
Zij waren de vooraanstaande verdedigers der ketterij in Frankrijk en tevens waren zij toonaangevende edelen. Het was moeilijk hen openlijk te vervolgen, gezien zij duizenden mensen achter zich hadden die geenszins zouden aarzelen bij het minste of geringste gebeuren naar de wapenen te grijpen.
Doch een toestand, die slechts uiterlijk vrede betekent, is niet zo lang te handhaven.
Daarom kwam de aanval van Montfort als een welkome uitkomst in het historische gebeuren.
De Toulousianen, wetende van de voornemens van Montfort, hadden niets meer nodig om hun verhitte gevoelens nog meer aan te wakkeren en allen zochten naar verdedigingsmiddelen. Mannen, zowel als vrouwen wilden zich teweerstellen.
De graven van Foix, Comminges en vele andere edelen trokken op naar Toulouse om zich binnen de stad op te stellen. Montfort lag gereed voor de stad, wetende dat uithongering een goede tactiek is.
Doch hij had met kundige tegenstanders te doen en reeds de eerste ochtend, nauwelijks na zonsopgang openden zich de poorten van Toulouse en stormden de graven van Foix en Comminges naar buiten, gevolgd door honderden van hun mensen.
Montfort moest zich verdedigen.
De Toulousianen keerden des avonds als overwinnaars binnen hun muren terug, Montfort als een getergde leeuw briesend in zijn kamp achterlatend.
Reeds bij de nadering van Montfort waren de katholieke geestelijken gewaarschuwd Toulouse te verlaten en tezamen, barrevoets, als martelaren, trokken zij, het hoog geheven kruis voorop, de poorten uit. Niemand belette hen te gaan. Het volk zag hen vol vreugde vertrekken.
Allen voegden zij zich bij het kruisleger, hun geestelijke kwaliteiten in dienst stellende van het leger.
En dit leger had hun kwaliteiten nodig, want Toulouse bleek een taaie kluif.
Iedere morgen opnieuw openden de poorten zich voor de machtige edelen die onder de luide juichkreten van de Toulousianen, op Montfort en zijn ridders afstormden.
Iedere keer opnieuw was hun de overwinning.
Toen zat Montfort mismoedig terneder in zijn tentenkamp. De avond viel en zijn bespreking met de nog overgebleven ridders had hem eer droef dan blij gestemd. Niemand zag er nog enig heil in Toulouse te veroveren. Uithongering was de enige mogelijkheid, wanneer maar niet elke morgen die horde van strijdlustigen naar buiten stormde.
Zelfs de pauselijke legaat, met heesgezongen keel, zag geen kans meer de vermoeide en angstige soldaten aan te vuren. Slechts Foulques, bisschop van Toulouse, vervuld van wraak, wilde doorzetten en beweerde steeds opnieuw: de stad is vol met ketters.
Doch Montfort, fel gekant tegen de graaf van Foix, zinde slechts op tegenmaatregelen tegen deze edele ridder. De volgende morgen trok hij op langs de Ariège, trok over deze stroom bij Haute-Rive en ging door de landen van Foix, moordend en verwoestend tot aan de voet van de Pyreneeën.
Hij waagde het echter niet zijn hand naar de burcht uit te steken. Een ander leger trok met de legaat Almaric mee tot in de Lauragais. Zo richtten zij beiden hun woede op de burchten in deze streken en vele ridders, eerder eensgezind met hen, verlieten deze beide wraakgierigen, geschrokken als zij waren van de enorme wandaden die zij aanrichtten.
Nog was echter de graaf van Foix niet klaar met de leeuw van Montfort. Deze, genietend van een rustig ogenblik in zijn tentenkamp bij de Pyreneeën, zag eensklaps Foix en zijn mannen voor zich staan. Zijn eigen soldaten, niet berekend op zulk een plotselinge overval moesten het onderspit delven en wederom triomferend trok de graaf van Foix zich terug.
Zo bleef Ën Toulouse Ën Foix nog in het bezit van hun eigen rechten. Er was een strijd gestreden door ridders en burgers. Er was een gevecht geweest dat bloed om bloed vroeg. En niemand zou in zulk een strijd, veelvuldig voorkomend in de historie, iets bijzonders zien, ware het niet dat de kern der onenigheid school in een religieus geschilpunt.
De geschiedenis der Katharen ziet zich helaas omgeven door bloedige gevechten, door koelbloedige moorden en door een golf van dierlijke sentimenten zoals: haat, jaloezie, wraak en begeerte.
Het is bijna onmogelijk de pure edelsteen van het geestelijk goed terug te vinden tussen zulk een onmetelijke opeenhoping van aardse roerselen.
Het is echter mogelijk.
Onmogelijk is het u de geschiedenis te onthouden, die zich afgespeeld heeft rond de heroïeke strijd die de broeders Katharen streden om de Boodschap van de Paraclet door te geven.
U zult moeten verstaan, dat alle strijd en alle drama's die zich door mensenhand rond de Boodschap der Katharen geweven hebben, slechts bijrollen vormen.
Er was in Toulouse een oude, eerbiedwaardige Bisschop, Gauceli genaamd. Zijn gehele leven, opgedragen aan zijn geloof, getuigde van zijn edele geest.
Niemand in Toulouse was er, die hem niet kende en liefde toe droeg. Een ieder kende zijn scholen, zijn gewijde ruimten en zijn woorden, die weerklank vonden tot in de harten der meest simpele burgers. Toulouse werd door hem ingewijd in de bedoelingen van de gnostieke leer.
Heel Toulouse las de zegenrijke woorden van zijn lippen en bad met haar gehele hart zijn gebeden mee.
Niettegenstaande Gauceli uit zijn stad heengegaan was, een heenkomen had gevonden op Montségur, leefde in Toulouse zijn geest voort. Daarom bleef Toulouse zulk een geruime tijd gespaard voor de vernietiging.
De eenvoudige burgerij dacht het best aan de woorden van haar Patriarch gehoor te geven door de Dominicanen te verjagen, door de tegenstander aan te vallen. Doch de edelman en vooral de kathaarse ingewijden, in zulk een ruime getale nog in Toulouse aanwezig, wisten beter. En avond aan avond opnieuw beklommen zij hun spreekgestoelten en verhaalden met woorden, zo uit het hart geput, van het Doel dat de Trooster met wereld en mensheid voorheeft.
Avond aan avond werden de Toulousianen geschoold in een Leer die Liefde en Vrede en vooral strijdloosheid verkondigde.
Slechts hij die het bewustzijn had om dit te vatten kon de daad daar tegenover stellen.
En zelfs graaf Raymon VI, werktuig in Gnosis' hand heeft veel kunnen bijdragen tot het verbreiden der Leer, zover en zolang dat mogelijk was.
Wanneer men vanuit Montségur later Bisschop Gaucéli naar zijn laatste rustplaats moet begeleiden, ingehouwen in de zo geliefde rotsen, kan men hem vol Vrede leggen in de nauwe spelonk, daar de Patriarch volkomen aan de Roep van de Paraclet gehoor heeft gegeven:
Breng de Boodschap des Heils en laat niets u weerhouden.
Als Guillabert de Castres zijn taak overneemt, weet hij dat het voorbeeld van zijn voorganger hem zijn zal als een Licht op het Pad dat ten Leven leidt.