In 1220 werden de kruistochten beëindigd. Men veronderstelde dat alle Katharen nu wel in de vlammen omgekomen waren of zo gemarteld en vervolgd dat zij van hun geloof hadden afgezien.
Welk een valse veronderstelling!
Het is een bewijs, dat men in de middeleeuwen het ware Geloof onderschatte en zeker niet kende. Dat men niet wist dat een mens, die van binnenuit bezield wordt, nooit en te nimmer deze bezieling prijsgeeft. Zo men dit geweten had, had men haastiglijk maatregelen genomen.
Nu werd het zo, dat al diegenen, die innerlijk nog een vlam brandende hadden weten te houden, zich tezamen voegden en opnieuw, gedreven door het Heilige Vuur in zichzelf de Boodschap begonnen te verkonden.
Enkele jaren na het einde der kruistochten begon de leer wederom op te bloeien. De verwoeste kastelen werden hersteld; van heinde en ver stroomden de Katharen weer toe en verstonden zich met elkander.
Paus Innocent was gestorven met de bekende "zege op de lippen 'Zwaard, zwaard, verlaat de schede!" en Honoré III volgde hem op.
De kasteelheren namen hun beschermende taak weer op en zo ving men aan om in het openbaar weer de leer der Liefde te prediken.
Guillabert de Castres, de grote Katharenleider woonde nu te Fanjeaux, waar hij een Katharenklooster leidde en van waaruit hij dikwijls bezoeken bracht in de omtrek, zoals te Mirepoix.
Te Cordes was een weefatelier gevestigd waar jonge mensen werden opgeleid tot wevers en tevens werden onderricht in de Kathaarse leer. Vele ridders, edelvrouwen en burgers bezochten dit atelier om aan de besprekingen deel te nemen en men kan dan ook zeggen dat te Cordes een groot centrum werd opgericht van de gnostieke activiteit in de middeleeuwen.
Te Montolieu verspreidde men de leer door middel van veld-prediking, tevens waren er enige zusterhuizen, d.w.z. tehuizen waar Kathaarse vrouwen woonden, werkten en onderwezen, gevestigd.
Al de bekende plaatsen uit de kruistochten: Puylaurens, Hautpoul, Toulouse, Saissac en nog vele andere herleefden door het Katharisme. Ieder kende weer zijn eigen veldprediker, zijn diakenen en elke provincie had een Kathaarse bisschop.
In 1224 was het Katharisme wederom zo sterk dat er openlijk een discussie werd gehouden met de priesters van Montpellier.
Ieder kende nu de leer; ieder wist nu wel dat deze zo bloedig vervolgde leer wederom tot bloei was gekomen en de burgers leefden in vrede.
Doch reeds werd het katholicisme weer beangst.
Opnieuw rees daar de vraag: verliest ons geloof grond?
De Katharen hadden zich wederom geliefd gemaakt bij het volk. Zij predikten openlijk en in een duidelijke taal. Ieder mens, burger of edelman was in staat de woorden te begrijpen.
En dat eenvoudige Geloof, verkondigende Liefde en ik-versterving, veroverde alle harten.
Velen waren omgekomen tijdens de kruistochten. Toch komen wij nog enkele bekende namen tegen, zoals Benoit van Termes, Guillabert de Castres en Bernard de la Motte.
De gehele Kathaarse gemeenschap herstelde zich dus.
Zo ging het enkele jaren door tot aan het jaar 1229.
Toen greep de katholieke clerus in en kondigde aan dat er rechtbanken zouden verschijnen die de Katharen zouden ver-volgen. Deze rechtbanken zouden worden gevormd door priesters en leken. Elke ketter zou volgens deze rechtbank veroordeeld worden tot de doodstraf of tot enige andere straf.
Leken en priesters werden aangesteld die alles moesten door-zoeken: de huizen der ketters, de kastelen, de omliggende bossen, alle plaatsen waar zich van deze "vervloekten" zouden kunnen ophouden.
Jonge kinderen van 12 en 14 jaar, zij werden gevangen genomen en gedwongen het Katharisme af te zweren en wederom de eed van trouw af te leggen aan de Roomse kerk.
De meeste kinderen immers werden opgevoed door Katharen en zij vormden de burgerij van de toekomst.
Roland de Crémone, de latere inquisiteur in Italië viel tussen zijn ambtsbroeders op door zijn fanatisme. Te Toulouse vierde hij dit fanatisme bot door enkele overleden Katharen op te graven en hun lijken te verbranden; door enkele huizen te verwoesten en door in het openbaar de Volmaakten te betichten van de meest gruwelijke wandaden.
Velen werden weer verbrand. Nog murmureerde het volk, doch durfde niet ingrijpen. Langzaam maar zeker groeide de haat tegen de inquisiteurs. Deze echter waren blind en doof voor alle gevoelens die zij opwekten. Zonder aanzien des persoons gingen zij voort met het vervolgen van de Katharen; hun maatregelen werden wreder en wreder, onrechtvaardiger, niemand ontkwam meer aan hun handen en vele onschuldigen stierven een gruwelijke verbrandingsdood. Het was in deze tijd dat het kasteel Montségur een vaste verblijfplaats werd voor vele Katharen.
Intussen gingen de Kathaarse predikingen door; het volk nu, ziende alle wreedheden, maakte zich gereed om in te grijpen en de eerste ingreep vond plaats met het bevrijden van Jean de Wever, een Kathaar die door de landrechter veroordeeld was tot de brandstapel.
Het volk leidde Jean naar de gevangenis, waar vele Volmaakten van Lavaur opgesloten zaten en daar ontving hij het Consolamentum. Enkele dagen later beklommen zij vol blijdschap de brandstapel.
Ook te Albi deden de inquisiteurs ijverig hun werk. Velen werden naar de brandstapel geleid. De rechtbanken hielden iedere dag zitting, tenslotte barstte de haat van het volk los en zocht men naar tegenmaatregelen. Het volk echter niet kennende de diepere achtergrond achter de gebeurtenissen der historie, wreekte zich op eigen manier en men wierp drie Dominicanen, die fel geageerd hadden tegen de ketters van Cordes, in een put. Onder trompetgeschal en litaniegezang werden lijken opgegraven en ter brandstapel gebracht. Wederom was het Toulouse waar de meest afzichtelijke scènes voorkwamen en wederom ook waren het deze burgers die durfden te ageren tegen de duivelse inquisiteurs.
Zo werd Toulouse geteisterd. Haat en afschuw laaiden hoog op. Wraak werd gekoesterd in vele harten. Doch de voorbeelden van de inquisiteurs van Toulouse vonden gevolg in vele andere steden. In Albi en Narbonne kwam het tot openlijke schermutselingen tussen rechters en burgers. Gevangenen werden bevrijd, rechters in de rivier geworpen of gemarteld.
In Narbonne kwam het zelfs zo ver dat het volk de protocollen en de papieren van de rechtbank verbrandde en allen bevrijdde die gevangen genomen waren.
Monniken werden achtervolgd en verjaagd tot buiten de stad. Met een groots gebaar deed de bisschop van Narbonne al diegenen die aan deze misdaad deelgenomen hadden in de ban.
De edelen, waarvan men wist dat zij de Katharen in bescherming hadden genomen, bepaalden zich niet slechts tot deze bescherming doch achtervolgden ook de geestelijken, die hun beschermelingen opjoegen; zij achtervolgden hen, plunderden hen en dwongen hen van hun voornemens af te zien.
Zo was er een innerlijke strijd ontstaan in het land van Frankrijk, speciaal in de Midi dat eerder al zo geteisterd was door de kruistochten.
Nu was het een strijd van geloof tegen geloof. Een strijd die voornamelijk uitgestreden werd tussen het volk, de edellieden en daar tegenover de katholieke geestelijken. Van geen enkele Kathaar leest men dat hij strijd ontketend heeft. Velen namen het echter op voor de "Bonshommes" en daardoor leest men weer van gruweldaden en brandstapels. Doch dit alles is welwetend ontketend door een kerk die niemand tegen zich duldt.
Het Katharisme droeg de signatuur van een snelle opmars. Alle gnostieke kenmerken waren aanwezig; hun toegewijden waren trouw en serieus. Serieus wel te verstaan in hun levenswandel. Daardoor won het Katharisme de harten van degenen die een waar geloof zochten.
De Volmaakten trokken het land door, wel wetende dat de inquisiteurs hen zochten en overal gezeteld waren, doch zij werden niet weerhouden om dat te zeggen, wat hun opgedragen was.
De edelen verstrekten hun een leger met soldaten en zo, zelf blootsvoets en geen enkel wapen dragend dan het Nieuwe Testament, volgden zij de wegen die het meest veilig waren. Overal hadden zij broeders gelovigen die hen op de hoogte hielden van de situatie. Bij een dorp aangekomen, waar net een terechtstelling plaatsgevonden had, durfde het volk de twee aangekomen Vol-maakten niet te herbergen, noch te luisteren naar hun woorden.
Toen riep de leider der beschermende soldaten hulp in van een naburig kasteel en zo, omheind door een kordon van soldaten spraken de Volmaakten en luisterden de burgers naar de woorden die zulk een grote weerklank vonden in hun hart.
Daarna trokken de beide broeders weer verder, keerden de te hulp geroepen soldaten naar hun slot terug en konden de gelovigen zich tevreden gesteld terugtrekken binnen hun muren. In het jaar 1243 celebreerde Martini de Catavelle het Kerstfeest op Montségur, het is het jaar dat voorafging aan het onheilsjaar dat volgde en waarin het statige, machtige en heilige Montségur viel in handen van zijn belegeraars. Steeds meer volmaakten, leiders en ridders, vonden er een onderdak. De haat van het volk, meer en meer opgezweept, ontlastte zich in het vermoorden van dominicanen, terwijl deze zich niet onbetuigd lieten in het ver-randen en vermoorden van ketters.
Tenslotte werd het over en weer moorden zo hevig dat de Franse koning de paus verzocht de dominicanen te gelasten op te houden met deze kettervervolging.
Deze weigerde in te gaan op het verzoek.
Het is daarna dat de clerus besloot op te trekken tegen Montségur, dat het bolwerk vormde van de ketterij en van waaruit bisschop Bertrand Martin de gehele verspreiding van de boodschap leidde. Zo zou dan tenslotte Montségur in de geschiedenis het tragische besluit vormen van een ketter-episode die zijn weerga nog niet gevonden heeft in de historie.
In de geschiedkundige boeken vormt Montségur het besluit; doch in de annalen van de ongeschreven geschiedenis, daar waar de gnostieke feiten opgetekend zijn, is het besluit van deze ketterepisode nimmer gekomen en zal zij ook nimmer komen, want "de ketterij" blijft doorgaan zolang de wereld bestaat. Zij het dan in andere vorm en onder andere naam.
Gnostici zijn mensen, die moéten spreken, zij kunnen niet anders en zolang er zulke mensen, zulke geroepenen bestaan, zal de Gnosis blijven verkonden uit naam van Hem, die de Universele leiding heeft.