Als de meest heilige plaats in Zuid-Frankrijk, geldt Montségur, het hooggelegen (1207 m) kasteel, welks overblijfselen zich nog helder aftekenen tegen de wolken en in de gehele omgeving domineren.
Het ligt temidden van de bekoorlijke en ook vaak sombere bergen van de Pyreneeën.
Des winters dragen deze majestueuze toppen hun witte sneeuwdeken en een ijzige wind giert langs de rotsen en doet mens en dier beschutting zoeken in de spelonken en geheime grotten die nu nog het onderwerp vormen voor vele geheimzinnige sagen.
In het verre verleden behoorden deze kale bergen tot de meest beroemde heiligdommen van de Druïden en men zegt dat men "het verborgen hemelse water" nog kan vinden in enkele bronnen.
Deze bronnen waren eeuwen geleden getuigen van de handelingen der magiërs, die hun riten uitspraken aan de rand van de één of andere hemelse bron. Zij regeerden van daaruit over de elementen en spraken met de "geesten".
Montségur, vroeger Mons Securus, werd gebouwd door de Romeinen; het viel afwisselend in de handen der Gothen, Franken en Arabieren, werd daarna opnieuw veroverd door Karel de Grote en werd in 1200 het eigendom van Esclarmonde van Foix, burggravin van Gimoez.
Deze heilige bergen werden in de vijfde eeuw door de Priscillianen opgedragen aan Bartholomeus en door de geschiedenis heen zijn zij altijd plaatsen ter verering, plaatsen van inkeer en heiliging geweest.
Nu is de Montségur een bedevaartplaats voor volgelingen van diverse religieuze gemeenschappen en op de Pic de Bartholémy staat een kleine kapel.
Reeds bij de aanvang van de oppositie tegen het Katharisme besloten de vooraanstaande Kathaarse bisschoppen aan Raymon-Roger van Foix zijn kasteel Montségur te vragen om dit in de toekomst te mogen gebruiken als altaar voor het Kathaarse geloof.
In de grote steden heerste ongerustheid; men zocht naar een toevluchtsoord voor de Bonshommes; Montségur leek hiervoor de incest geschikte plaats.
Heer van Montségur was Raymon de Pérelha, gevolmachtigde van Esclarmonde en toegewijd vazal van de graaf van Foix.
In het land van de Olmes liggen drie kastelen: La Roca, Pérelha en Lavelanet, in de middeleeuwen lagen zij daar als de drie beschermers van Montségur aan de voet van de bergen, terwijl Montségur hoog boven hen uittorende en vanuit haar torens alle gebeurtenissen op de bevriende kastelen kon volgen.
Tegenwoordig is er van de bewakers niet veel meer over dan brokstukken muur en half ingestorte torens, terwijl Montségur, de ruïne van Montségur, nog steeds ver boven hen uittorent. Vanuit Rocafixade kan men haar overblijfselen zien liggen en het is wel zeker dat men elkaar door tekens op de hoogte kon houden van de vorderingen van de vijand.
In het jaar 1200 was Raymon de Pérelha een jonge man van 20 jaren; zijn eigen kasteel Pérelha lag hoog boven een vruchtbaar klein dal, waar tussen de vriendelijke glooiingen het volk een woonplaats had gevonden.
Raymon was zeer jong reeds wees en daarom werd hij opgevoed tezamen met zijn tijdgenoten Roger-Bernard van Foix en Raymon-Roger van Carcassonne.
Hij was een intieme vriend van de beide graven en de melding van de gevangenneming van Raimon-Roger trof hem diep. Deze drie ridderlijke telgen werden gezamenlijk onderricht door Kathaarse leermeesters en zij kenden alle regels van de leer van dit geloof.
Alle drie waren zij edel van geest, moedig, liefdevol en intelligent.
Volgens de gewoonte van die tijden stelden ook zij, als ridder, hun lans ter beschikking van het Kathaarse geloof en zij zouden strijden tot de dood toe.
Pérelha was verloofd met Dona Corba, nicht van Villemur, dochter van Jordan de Lantar. Door zijn huwelijk kreeg hij later een verre verwantschap met het huis Foix.
Aan deze Raimon de Pérelha vroeg de oude Kathaarse bisschop Gauceli om Montségur in gebruik te mogen nemen.
Hoewel Montségur in die tijd slechts uit een oude Romeinse ruïne bestond. droeg het toch alle kenmerken om straks te kunnen dienen als een vesting voor de Bonshommes, als een bewaarplaats voor hun schatten, als een tehuis voor hun oude bisschoppen en Volmaakten, voor de diakenen en diaconessen.
Raymon toog direct aan het werk om het eens zo sterke kasteel te herbouwen; al de bouwlieden uit Lavelanet, Roca, Pérelha en het land van de Olmes verzamelden zich om de handen ineen te slaan voor dit grootse werk.
Het gehele graafschap van Foix en de Midi droegen geld bij om de enorme kosten te kunnen bestrijden.
De omliggende plaatsen en steden tot ver in de omtrek sympathiseerden met de Katharen en een ieder beijverde zich om deze vereerde mensen een dienst te bewijzen.
Zo verrees Montségur, steen voor steen, hoog op de top van de enorme rots. Het stond daar als een teken aan de hemel geschreven. als een symbool van liefde en moed.
Elke steen ging vergezeld van de zegenbede van het volk, dat de Kathaarse ascetische bisschoppen in hun harten gesloten had.
Gedurende de bouwperiode zaaide Henri, kardinaal van Albano dood en verderf om zich heen. Hij terroriseerde Toulouse en viel het kleine Lavaur aan, moedig verdedigd door Aladaïs van Carcassonne.
De voortekenen voor de komende kruistocht bleven niet bepaald tot redevoeringen alleen; reeds grepen de hellevuren om zich heen. Het was hoog tijd dat Montségur klaar kwam.
De steeds voortgejaagde Katharen trokken van stad tot stad: hielden zich schuil op diverse kastelen, doch zij wisten dat het slechts het uitstellen van een gebeuren was.
Eens zouden de kruisvaarders ook hen vinden en een einde proberen te maken aan hun spirituele taak.
Zo was de toestand nog op het moment dat Carcassonne viel.
Heel de Midi, de Pyreneeën en de Albigeois waren verstijfd van schrik.
Carcassonne gold als onneembaar,
Welke stad zou nu nog stand kunnen honden tegen de alles verwoestende leeuw van Montfort?
Vele kleinere plaatsen gaven zich direct aan de overwinnaar over, om een bloedbad te voorkomen; of ook wel uit angst voor de katholieke bisschoppen die de gehele bevolking bedreigden met uitroeiing en pijniging.
De kastelen, als bezit van de heren van het dorp, werden verlaten gevonden; zij schaarden zich aan de zijde van hun leenheren: de graaf van Foix of Toulouse, of trokken zich terug in de bergen, een ander kasteel versterkend met hun ridders en wapenen.
Na de wegstervende echo van de dood van Carcassonne, vluchtten vele kasteelvrouwen naar het graafschap Foix, wiens graaf als een moedig en edel ridder bekend stond.
Montségur was op tijd gereed gekomen.
Agnes, vrouw van Raymon-Roger van Carcassonne stelde zich onder de bescherming van de graaf van Foix en vond een toevlucht op Montségur; toen kwamen de vluchtelingen uit Carcassonne zelf en vertelden er over de verschrikkingen in de stad.
Men verwachtte nu spoedig Montfort aan de voet van de Pyreneeën te zien verschijnen.
De Katharen vluchtten niet, voordat de dood hen vlak op de hielen zat. Dan pas zochten zij een toevluchtsoord om zo lang mogelijk hun taak te kunnen vervullen. Zij schuwden de dood niet, in welke vorm deze ook tot hen kwam; noch voelden zij angst bij de verschrikkelijke dreigementen die hun belagers hen in het uitzicht stelden.
Wat het zwaarste was lieten zij het zwaarste wegen: hun spirituele opdracht.
Zo kwam het dat vele bisschoppen de loop van de Ers volgden tot Montségur. Zij vestigden zich eerst te Lavelanet, dat gelijk de naam aanduidt, vroeger een Spaans-keltisch heiligdom was.
Lavelanet vormde in de oudheid het kleine altaar, Montségur het grote. Heden staan nog slechts de resten van het grote altaar: Lavelanet is een drukke stad geworden, waar in een uithoek slechts de schamele brokstukken van enkele muren getuigen van een ver verleden, waarin ook Lavelanet een heiligdom was. De resten van het oude kasteel worden bewoond door armoedige gezinnen, waarvan de haveloze en vuile kinderen uit de oude kasteelvensters elkaar grappen toeroepen en de oude kasteelweg wordt nu bevolkt door magere hongerige katten, die hun ruggen en krommen tegen de eveneens scharminkelige honden, die hun kostje zoeken tussen de afvalresten die achteloos op een hoop geworpen zijn.
Slechts één klein jongetje vertegenwoordigt er de liefde van mens tot dier, wanneer hij, een emaille bordje in zijn smoezelige vuistje geklemd, de aloude kasteelweg komt afhollen met zijn hond achter zich aan. De maaltijd van het beest zet hij buiten het hek, waar een oude pilaar herinnert aan de eens zo majestueuze kasteelpoort. Langzaam klimt het joch dan weer naar boven en verdwijnt achter de meters dikke muren in een onpeilbare zwarte gaping, waarin vele mensen schijnen te huizen en waarin zich zovele geschiede-nissen hebben afgespeeld.
Lavelanet is ten onder gegaan in de geschiedenis, de tijd heeft zich van haar heiligdommen meester gemaakt.
Ook Lavelanet stond in de 12e eeuw onder beheer van Raymon de Pérelha, gelijk Montségur.
Hier hielden de bisschoppen, Esclarmonde en de graaf van Foix hun bijeenkomsten. Zij belegden er hun diensten voor Katharen uit de omtrek, zij bespraken er de mogelijkheden op allerlei gebied. Lavelanet was het heilige, Montségur het heilige der heiligen. En toen kwam de dag dat Raymon de Pérelha een stoet van bisschoppen, diakenen en diaconessen, vluchtelingen voor het geweld, voorging tot op de top van de berg waarop Montségur ligt.
Aan zijn zijde ging Gauceli, de oude eerwaardige grijze bisschop. Zijn grijze haren werden bewogen door de wind die door de bergen waaide en in zijn zwarte pij, die zijn ascetische gestalte omhulde was hij een voorbeeld van een mens, die zich gewijd had aan de geest des Levens.
Zij vorderden slechts langzaam. De berg is steil, het pad smal en kronkelig. Deze mensen, deze zwijgzame groep van Katharen, zij wijdden met hun stappen deze berg opnieuw. Zij namen bezit van zijn onmetelijkheid, van zijn stoerheid, van zijn ongenaakbaarheid, maar ook van zijn heiligheid, van zijn ijlheid en van zijn zuivere sfeer, waarin het zo goed is diensten te beleggen. Hoog op die steile rots zal de geest des Levens met hen zijn in leven en in sterven.
Door een onderaardse gang, die in de slottoren uitkomt. betraden zij het kasteel; zij verwijlden een ogenblik op de binnenplaats en zagen door de poort naar beneden, waar heel diep onder hen het gewone leven zich afspeelde. Daarboven is rust, is eenzaamheid, is ingetogenheid.
Niets dan het spel der wolken boven hun hoofden, dan de wind rondom de muren, dan het zachte ritselen van de pijen.
Rond de burcht waren de scholen, de werkplaatsen, de hutten van de maagden en de weduwen, de grotten en de huizen van de bisschoppen.
Deze berg is volkomen in bezit genomen door de Roep van de Kathaarse Geest.
Als wachters in de wereld verrezen de kastelen van Lavelanet en Belestar; de kastelen van de Roca: Rocafixade en Rocatalhade en verder nog, als een enorme steunpilaar het kasteel van Foix.
Op Montségur klopte het hart en het hoofd van Aquitanië. Van hieruit werd alles geleid.
Na Beziers en Carcassonne trok Montfort op kleinere plaatsen aan en Montségur werd overstroomd met vluchtelingen.
Montreal en Fanjeaux werden door Simon geheel verlaten aangetroffen. Deze twee plaatsen waren niet sterk genoeg om zichzelf te verdedigen; de Volmaakten zochten een toevlucht en de kasteelheren en ridders vluchtten om zich aan de zijde van hun graven te scharen.
Na de overwinningen op Montreal en Fanjeaux keerde Simon de Montfort op zijn schreden terug, horende dat er afgevaardigden van Castres in zijn kamp aangekomen waren.
Castres, als eigendom van de burggraaf van Carcassonne en onder leiding van Bernard de Castres, was in haar hart Kathaars.
Zowel edelman als burger was dit geloof toegedaan, doch de consuls waren bang; zij verrieden Castres en haalden Montfort binnen hun muren.
Elke ridder die een wapen kon dragen vluchtte de stad uit en stelde zich ter beschikking van hen die zich verdedigen wilden. Montfort, die het verheugende feit van de overgave van Castres wilde vieren, ontstak een vuur om een Volmaakte levend te verbranden,
En terwijl in Castres de gloed van dit duivelsvuur de muren verlichtte, vond Bernard van Castres in de Pyreneeën zijn zusters en broeders terug.
Allen waren zij Katharen; Guilhabert van Castres was zelfs één van de leiders der geestelijkheid. Langzaam maar zeker werd Montségur het kloppende hart van de: Kathaarse Geest.
Simon de Montfort maakte zich gereed om de Pyreneeën binnen te trekken en elk kasteel versterkte zijn verdediging.
Hoog boven de vlakten, uitziend over de lagere bergen, zal Montségur standhouden tot aan haar laatste ademtocht.