Esclarmonde van Foix, dochter van graaf Roger-Bernard had zich door een huwelijk verbonden met Jordan VI, uit het huis van Selio. Zijn voorvaderen hadden de oorlogen in de Oriënt meegemaakt en zozeer hadden zij zich daar onderscheiden, dat zij de naam Jordain toe mochten voegen aan hun eigen naam.
Vooral Jordan VI werd door dit katholicisme, dat een strijd in de Oriënt mogelijk had gemaakt, bezeten.
In dit katholieke huis deed de Kathaarse Eselarmonde haar intrede. Er ontstonden onlusten in de landen van haar huidige bezittingen. Men accepteerde er deze afvallige niet zo grif.
Op haar kasteel zwaaide een Pyrenese bisschop de scepter; zij leefde geheel toegewijd aan het Kathaarse geloof en deze houding irriteerde de Jordans zo, dat zij niet nalieten haar te beschuldigen van de meest misdadige feiten.
Zo gaf men haar de schuld van de gewelddadige dood van de graaf van Gimoez, haar echtgenoot.
De vijftigjarige Esclarmonde, aan haar 6 kinderen de rechten op het grondbezit nalatende, keerde terug naar het land van haar geboorte.
Gedurende de tijd dat Esclarmonde weer de eerste schreden zette op haar geboortegrond, werd de vierde kruistocht in de Oriënt georganiseerd.
De kruisvaarders gingen aan boord in Venetië en keerden later terug als overwinnaars van Constantinopel. Jerusalem bereikten zij echter niet; het grote avontuur, de strijd in het verre Oosten had hen slechts van hun kastelen gelokt.
Deze kruistocht echter dekte de kruistocht in Aquitanië.
In werkelijkheid streden hier de graven tegen de overmacht van hun religieuze tegenstanders en in werkelijkheid vond men hier de helden van het geloof.
Door Esclarmonde kwam Pamiers in het midden van de belang-stelling te staan. In de 10de eeuw was Pamiers slechts een Spaans-romaans dorp, genoemd Frédéla, naar één of andere leider der Basken of Westgothen.
De burcht en het land waren niet ver gelegen van een rijk dat leefde onder de heerschappij van St. Antonin.
De graven en de monniken ontketenden een strijd over het bezit van het Castellar.
Tenslotte werden de abten bezitters van de andere vesting, genoemd la Tour en het Castellar bleef in handen van de graven.
Er regeerden in Pamiers drie partijen: de Graven, de Consuls en de Abten.
Eveneens heersten er drie religies: de ridders waren Kathaars, de burgers adopteerden het leonisme, en de monniken en het gewone volk bleven katholiek.
Zo zag Pamiers eruit rond het jaar 1204, het jaar waarop Esclarmonde van Foix haar intrede deed op het Castellar, bezit van haar broer Raymon-Roger van Foix.
Vanaf het Castellar zag men in het westen op Podaguez en zijn bergen, naar het zuiden op de besneeuwde bergen van de Pyreneeén en naar het Oosten en Noorden op de stad Pamiers en de abdij van St.Antonin.
Dit Castellar maakte Esclarmonde nu tot haar centrum van Kathaarse werkzaamheden.
Raymon-Roger liet echter voor zijn zuster een belendend gebouw zetten waarin later de werkplaatsen, de scholen, en de hospitalen gesticht werden. Zo ontstond in Pamiers, vlak bij het katholieke centrum van St.Antonin een bron van het Katharisme.
Esclarmonde zwoer direct openlijk het katholicisme af en verklaarde zich de tegenstandster van de monniken van St.Antonin en de legaten van het Vaticaan.
Zij kon dit vrijelijk doen, daar zij zich in de rug gesteund wist door de graven, de consuls en de burgerij.
Te Pamiers nu, aan het hof van Esclarmonde, werden de adellijke en grafelijke kinderen opgevoed; zij werden opgedragen aan het Kathaarse geloof; hier leefde Esclarmonde en vele van haar zusters in de religie, als pure priesteressen; hun gehele verdere leven wijdden zij aan het welzijn en de toekomst van het geloof en zij stelden alles in het werk om de hen toevertrouwde zielen bekend te maken met de ideeën van dit Katharisme.
Zo verliepen de jaren tot aan de kruistocht. Het werk te Pamiers gedaan, vond weerklank tot in geheel Aquitanië, ja zelfs tot in Spanje en steeds meerdere hoven gingen tot het Katharisme over.
De berichten van de wreedheden der kruistocht konden Esclarmonde niet van haar post verjagen.
Zij wachtte de storm af, terwijl doende wat haar handen vonden te doen. Omringd als zij was door kinderen, door de armen en door de helpende medeneofieten, werd zij als voorbeeld gesteld voor de toegewijde liefde der Katharen. Als weduwegift kreeg zij van haar vader het oude castellum Montségur toegewezen.
En het was aan haar dat de Kathaarse bisschoppen vroegen om dit oude kasteel te mogen gebruiken als altaar van het Katharisme. Vanzelfsprekend stemde Esclarmonde in met deze wens.
Na de officiële wijding van Esclarmonde door de Volmaakte Guilhabert de Castres, waarbij tevens enkele andere adellijke vrouwen het neofietschap aanvaardden, werd het klooster van het Castellar officieel geopend.
Faïs van Durfort was de enige vrouw die geen weduwe was, doch haar man Isarn had zijn vrouw "opgedragen aan God".
Zo brak de dag aan dat Faïs zich op weg begaf naar het Castellar om haar intrede te doen in het klooster van Esclarmonde. Zij had, evenals de andere vrouwen, beloofd haar leven geheel op te dragen aan het geloof en de God, de Paraclet, die dat geloof bezielde.
Zo gingen zij dan een leven in van zuiver ascetisme en wijding aan de mensheid. Gestoken in een zwarte pij, het uiterlijk gewaad der verbintenis, hadden zij alle luxe die eenmaal hun kastelen kenmerkte afgelegd.
Vergezeld van haar zonen Sicard en Adhémar, beide Kathaars, en van haar ouders, Villemur de Palhers, vertrok Faïs naar het Castellar. Zij reisden via de Ariège en verbleven voor een kort oponthoud op het kasteel van Saverdun.
Weldra stonden zij voor de poorten van Pamiers, haar vrienden, de ridders van Saverdun en Marquefave, van Massabrac, van Justignac en van Cintegabelle, stonden aan haar zijde.
Pamiers was een sterke en zwaarwichtige roomse vesting.
Vanaf de hoogte van zijn bezit, het kasteel la Tour, zag de abt het ridderlijk gezelschap de poorten van de stad naderen.
Hij haastte zich naar de poort en trad de kasteelvrouwe tegemoet, greep het tuig van haar paard, dat reeds de stadspoorten binnen-ging en wilde het met geweld doen keren.
Hij wilde, zo zeide hij, Faïs als afgevaardigde van het Katharisme uit de stad weren, die het bezit was van St.Antonin.
Sicard en Adhémar snelden direct te hulp, daar de stad het bezit van hun soeverein, de graaf van Foix, was.
De leonistische consuls, door de handelingen van de abt beledigd in hun vrijheid, trokken partij voor de Katharen. Zo ontstond er een tumult dat een heftige strijd ontketende. De gewapende mannen van de abt werden door de graven teruggedrongen tot in de Tour en de monniken vluchtten in de kerk van het Camp.
Gedurende de strijd van de gewapende mannen, grepen de consuls Faïs' paard bij de leidsels en leidden haar naar het Castellar.
De volgende dag arriveerde graaf Raymon-Roger in de stad, gehoord hebbende van de belediging die zij Faïs aangedaan hadden. Hij vervoegde zich aan de deur van het klooster en eiste van de abt de sleutels.
Deze beloofde ze te deponeren op een heilige en onschendbare plaats, temidden van relikwieën en verlicht door een waskaars. Raymon-Roqer, die zich niet liet afschrikken door de resten van skeletten, haalde de sleutels er weg, joeg de monniken en de abt in hun basiliek en sloot hen op. Daarna overnachtte hij met zijn mannen drie nachten in het klooster.
Voor zijn vertrek zond hij een heraut de stad Pamiers in, die omriep: "Geen burger, noch boer zij zo stoutmoedig een monnik van het klooster St.Antonin in zijn woning onderdak te verschaffen. Hij, die hiertegen zondigt wordt bedreigd met de strop."
Dit klooster St.Antonin, onder leiding van de abt Vidal werd een kamp der Katholieke kruisvaarders, een vesting, gelegen op een mijl van Pamiers dat een oord der Katharen was.
Te Pamiers werd de laatste en belangrijkste conferentie tussen Volmaakte Katharen en Katholieke bisschoppen en pauselijke legaten gehouden. Het Castellar was hun plaats van bijeenkomst en deze conferentie werd bijgewoond door het hele huis van Foix, alsmede door de leider der Katharen, de eerbiedwaardige Gauceli en zijn oudste zoon, Guilhabert de Castres.
Dit was de laatste ontmoeting tussen Katharen en Katholieken te Pamiers. die niet een verdelgend karakter droeg van de zijde der legaten.
De conferentie echter leidde tot niets.
Na deze conferentie verklaarde Innocentius III op de hoogte gebracht door zijn legaten, de oorlog aan de Katharen.
Simon de Montfort, teruggekeerd te Carcassonne, na één van zijn verwoestende tochten langs de kastelen van Aquitanië, ontving een mysterieuze boodschap uit Fanjeaux. De boodschapper die dit bericht tot hem bracht werd gezonden door niemand minder dan de abt Vidal, heerser van Pamiers.
Deze abt beweerde nu dat hij al de bezittingen van St.Antonin wilde overdragen aan de boodschapper Gods: Simon de Montfort.
Simon, zeer vereerd met deze boodschap, haastte zich meester te maken van zijn nieuwe bezittingen en nam de kortste weg naar Fanjeaux en daarna naar Pamiers, onderweg zich meester makende van de burcht van Mirepoix. Vanuit Mirepoix is het zes mijlen naar het Castellar.
Foulque, bisschop der kruisvaarders, zei tegen Adhémar de Rodelha, de wijze bemiddelaar van de conferentie van Pamiers: "Breek met de ketters."
"Wij kunnen het niet," antwoordde deze edele mens, "het zijn onze ouders, onze vrienden.ë"
Terreur en schrik strooide de bisschop Foulque in Pamiers om de komst van Simon voor te bereiden. Het gewone volk, nog fanatieke katholieke aanhangers en enkele edelen liepen de verwoester tegemoet en verwelkomden hem met de woorden: "Gezegend hij, die komt in naam des Heeren."
Op het Castellar wachtte Esclarmonde af wat komen ging.
Enkele dagen later, verdedigd en beschermd door de lansen van de Durforts en de Villemurs, verliet zij Pamiers door de poort van de Olmet. Het was een grootse optocht van maagden, weduwen en kinderen.
Deze rij van vluchtelingen golfde over de beboste vlakten om Montfort te vermijden Zij beklom de brug van de Doctorier en volgde de bergstroom naar Dun, bezit van de diaken van Peyrota. Dan gingen zij verder door de vallei van de Herm tot in het land van Pérelha en Rocafixade, de zo bevriende slottorens. Zo kwamen zij aan op Montségur.
Montfort, door Vidal en Foulques binnen de stad Pamiers gehaald, werd als een triomfator begroet. Zij leidden hem vol trots tot in het Castellar, noemden hem de kasteelheer en plaatsvervanger van de graaf van Foix.
Vidal, plaats nemende op de troon, nam de hand van de overwinnaar in de zijne, terwijl deze voor hem knielde, en de andere hand op het Evangelie legde.
Zo zegende Vidal Simon en zo veroverde men het Kathaarse heiligdom: het Castellar.
Doch de kracht uitgaande van dit oude heiligdom bleek zo sterk te zijn dat men zich genoodzaakt zag het gehele Castellar te verdelgen.
Zo rest heden ten dage niets meer van dit heiligdom dan de berg waarop het eens gelegen heeft.
De kerk van St.Antonin rijst echter nog steeds trots en pompeus omhoog en overheerst de stad Pamiers, die zich gebukt heeft onder de slagen van de heerszuchtige religie, die uiterlijk overwinnaar lijkt.
Vertoevende op de eens zo heilige plaats van het Castellar, uitziende over de oude muren van Pamiers proeft de wetende bezoeker toch liever de sfeer die heerst onder de oude bomen dan de sfeer die heerst rondom de kerkelijke vesting, die een Godshuis heet.