In Orléans brachten een vrouw uit Italië en een landman uit de Perigord de Kathaarse leer voor het eerst, waar deze door alle klassen van de bevolking met enthousiasme werd begroet. Vooral onder de kanunniken van de "Eglise Collegiale de Sainte-Croix" sympathiseerden met deze nieuwe inzichten. Deze klooster-broeders hadden weldra twee leiders in hun midden: de monniken Lisoi en Etienne, die om hun menslievendheid en ingetogen levenswijze door de gehele stad werden hooggeacht. Zo waren deze twee geestelijken zeer bekend geworden in Orléans; Etienne was de biechtvader geweest van koningin Constance en beiden waren zeer geliefd bij de koning. Onder hun leiding werden er in het klooster geheime nachtelijke bijeenkomsten georganiseerd, waar zowel de kloosterbroeders als de burgers van Orléans heengingen om door de beide leiders onderwezen te worden in de leer der Katharen. In het begin verduidelijkten Lisoi en Etienne hun leringen door deze te illustreren met zinnebeeldige voorstellingen en door het vertellen van gelijkenissen. Door middel hiervan ontsluierden zij de taal van de Bijbel. Mede door de geliefde leiders groeide het aantal Katharen snel. Lisio en Etienne, vol ijver om deze zo inspirerende leer zo snel en zo uitgebreid mogelijk te verspreiden, zonden hun leerlingen uit naar de naburige steden om daar de mensen op de hoogte te brengen. Gedurende enige jaren zetten zij hun activiteiten in het geheim voort, zonder dat er iets van hun "ketterij" uitlekte. Toen gebeurde er iets dat aanleiding werd tot de tragedie die de dood van velen bewerkstelligde en historisch in de annalen van het Katharisme werd opgetekend. De kanunnik Theodoor was stervende, hij was de voorzanger van de kerk Sainte-Croix en toen men hem het heilige oliesel wilde verlenen, weigerde hij dit, noch wilde hij zich de biecht laten afnemen. Hij stierf in de volle overtuiging van de Kathaarse leer. Dit bracht de eerste praatjes in omloop en het kostte de kanunniken de grootste moeite om de achterdocht de kop in te drukken. Het lukte om nog 22 jaren door te gaan, zonder dat er verder een poging gedaan werd om hun geheim te ontsluieren. Daarna werden zij het slachtoffer van verraad.
Een ander roomse geestelijke wist Lisoi en Etienne ervan te overtuigen dat hij zeer geïnteresseerd was in de Kathaarse leer. In het begin ging alles goed en de nieuweling bleek een ijverig en trouw leerling te zijn.
Totdat hij voldoende in hun gelederen was door gedrongen en hij de tijd gekomen achtte om zijn zo beslissende stap te nemen. Vol van wat hij gezien, gehoord en ontdekt had, reisde hij naar de koning en deed daar een boekje open. Deze organiseerde een samenkomst in Orléans. Tijdens een bijeenkomst in de kerk Sainte-Croix, in het bijzijn van vele van hun broeders en zusters, werden Lisoi en Etienne gearresteerd en met hen nog vele anderen.
Het volk, ontsteld over deze samenloop van omstandigheden, smeekte om hun vrijlating, doch de "goede" koning veroordeelde hen ter dood en de "vriendelijke" koningin Constance stelde hen aan het volk voor als beestachtige barbaren. Om het volk een voorbeeld te geven en het te overtuigen van de waarheid van haar woorden sloeg Constance haar biechtvader Etienne en stak hem met haar stok een oog uit. De brandstapel werd voor de poort van de stad opgericht. Lisoi, Etienne, Herbert en 10 anderen beklommen deze direct in de volle blijde overgave aan hun geloof. Vele anderen werden aan de wreedst uitgedachte folteringen blootgesteld om hen te bewegen zich tot de moederkerk te bekeren. Slechts één non en één kanunnik gingen hier toe over.
Al de anderen werden tenslotte verbrand. Toen viel er uiterlijk een stilte over Orléans, doch menige burger werd 's nachts uit zijn slaap opgeschrikt door een klop op zijn deur. Dan stond daar een Kathaar in zijn zwarte pij en vertelde hem over de innerlijke vreugde van zijn geloof. Zo ging de Kathaarse boodschap in Orléans toch door, niettegenstaande de wrede vervolging.
Jean de Soissons was de sekte, die zich in zijn domeinen sterk uitbreidde, zeer genegen, doch hij kon daar openlijk niet altijd voor uitkomen, daar het risico te groot was.
De Katharen werden in Soissons geleid door twee broers: Ebrard en Clemenceau, beiden eenvoudige lieden uit Bucy, die tenslotte werden veroordeeld tot de waterproef. Clemenceau kwam boven drijven, zegt men, en dit maakte zoveel indruk op zijn broer, dat deze daarom zijn Kathaarse geloof belijdde, waarna men beiden, tezamen met twee andere Katharen uit Durmane, die bij de waterproef tegenwoordig waren geweest, in de gevangenis opsloot. Men richtte de brandstapel op en Clemenceau en Ebrard, evenals de andere twee Katharen, werden verbrand.
Jean de Soissons had slechts te hunner verdediging aangebracht dat "Clemenceau de beste mens ter wereld was, die hij kende".
In Toulouse, de stad waar de Katharen van alle omliggende streken hun bijeenkomsten hielden, was het Katharisme het toonaangevende geloof, en van daaruit werden vele broeders uitgezonden over geheel Frankrijk, naar Spanje, naar Aragon, naar Léon en Catalonië. De katholieke bisschop van Toulouse, Fulcrand, fanatiek gelovige en fel tegen de Katharen gekant, kon zich in Toulouse niet in het openbaar vertonen zonder omringd te zijn door zwaar gewapende ridders. Het volk haatte hem. Hij was het, die tenslotte de openlijke strijd begon tegen de "Bonshommes".
Geheel Frankrijk werd overstroomd door het Katharisme; overal vond dit nieuwe en lichtende geloof, dat in alle eenvoud gepredikt werd, een open oor.
De positie van de Katharen werd zo sterk, dat zij in het openbaar gingen spreken, beschermd als zij werden door de sympathie van het volk. Geschriften werden verspreid, nonnen en monniken gingen naar deze broederschap overlopen en de toestand van de kerk werd tenslotte zo precair, dat Paus Innocentius zelf naar Frankrijk kwam, en zich in het kasteel van Lescure vestigde om de werkzaamheden van deze zo ijverige en voor de kerk gevaarlijke sekte van nabij te aanschouwen. Al de maatregelen die tot nu toe geprobeerd waren, tot de verbranding toe, bleken niet bij machte om de opmars van dit geloof tot staan te brengen. Daarom kondigde de paus een grote kruistocht tegen de Katharen aan en daarvoor nam hij koning Philips-August II in de arm.
In Toulouse maakte hij een begin door middel van de bisschop van Osma, een hardnekkig en fel Katholiek, rad van tong en met veel lef, die de "ketters" openlijk begon aan te vallen.
Hij proclameerde een openbare conferentie te Verfeuil. Vele Volmaakten, zoals Pons Jordan, Arnauld Arrufat en nog vele anderen kwamen daar tezamen om met hem een gesprek te voeren en de tegengestelde inzichten over het geloof uit te wisselen. De bisschop van Osma besloot de conferentie met de woorden: "Dat God u verdoeme! Ik dacht dat gij scherpzinniger waart, doch gij zijt slechts lompe ketters." Toen vertrok hij naar Caraman, om daar met andere Volmaakten te discussiëren, doch ook dat gesprek liep op niets uit. Het leek of zij het tegengestelde bereikten van wat zij wilden, want inplaats dat zij de Katharen schrik aanjoegen, leek het alsof dit sterke en pure geloof de fanatieke Katholieken schrik aanjoeg. In ieder geval weigerden de door de paus aangestelde jagers, na deze conferenties nog langer jacht te maken op de Kathaarse gelovigen. Zij gingen plichtmatig door, gebonden door hun belofte aan de paus, maar de innerlijke geestdrift, eerst ondersteund door de achtergrond van hun geloof, verviel weldra tot bitterheid en sarcasme. Zo onwaardig werd hun houding van geslagen en getergde tegenstander, dat hun afweer, voornamelijk bestaande uit spot en beledigingen, door het volk zeer kwalijk werd genomen. Te Beziers moesten de bisschop van Osma en zijn medegenoten vluchten voor de volkswoede, waardoor zij dreigden te worden gedood.
Ook te Carcassonne leden hun pogingen schipbreuk.
De conferentie te Montreal echter sloeg alle vorige in belangwekkendheid. Nu wat voorzichtiger geworden, groeiden daar de gesprekken tussen katholieken en volmaakte Katharen uit tot interessante discussies, waarvoor zich steeds meer deelnemers meldden, zowel van de ene als van de andere partij.
Volmaakten, zoals Guillabert de Castres, Arnault Hot, Benoit de Termes en Pons Jordan worden hier genoemd. Uiteindelijk wilde men een rechtbank vormen om de geloofsgeschillen op te lossen, waarvoor men vele edelen uitnodigde als deelnemer, doch allen weigerden, omdat zij aanhangers waren van de Kathaarse sekte. Gedurende de tijd dat deze conferentie gehouden werd, arriveerden Pierre de Castelnau en zijn monniken te Montreal, allen bereid om voor de kerk te vechten. Toen werd de conferentie gesloten.
En de Volmaakten gingen heen, met twee of drie tezamen, blootsvoets, predikende van huis tot huis en van dorp tot dorp, gehuld in hun zwarte pijen en slechts met een Nieuw Testament gewapend trokken zij naar de zuidelijke provincies.
In 1207 kwam de bisschop van Osma te Pamiers aan, waar graaf Roger van Foix hem op zijn kasteel te woord stond. De gesprekken hadden plaats in het bijzijn van de gehele grafelijke familie en ook Esclarmonde, later de grote Esclarmonde van Montségur, mengde zich in het gesprek, doch de bisschop wees haar terug met de woorden: "Gaat heen, madame, spin uw spinrokken, u verstaat niets van deze zaken."
Esclarmonde was toen reeds de Volmaakte Kathaarse, die geschiedenis zou maken.
Zo ontstond er in geheel Frankrijk een openlijke strijd tegen de Katharen, dat aan de grote kruistochten voorafging. Nog gaat de strijd met woorden, daar het vuur niet in staat was geweest de Kathaarse geest te doden, en men hen nu trachtte te ontmaskeren als de dommen. Straks zal Simon de Montfort op het toneel verschijnen, vol van martiale geestdrift, vol van strijdlustige bezieling om een strijd te ontketenen, waarin het zou gaan om de totale vernietiging.
Hij zou een gewillig werktuig worden in de handen van de kerk en hem zal het eenmaal gelukken om de uiterlijke macht der Kathaarse Broederschap in Frankrijk in bloed te verstikken, doch voordat hij zal verschijnen heeft de Kathaarse geest zich reeds zo geworteld in de Franse bodem en heeft het de nieuwe idee zich in zo vele harten genesteld, dat niets of niemand meer bij machte zal blijken te zijn om deze geest te doden.