"En deze mannen trilden mij op en voerden mij omhoog in de tweede Hemel.
En zij toonden mij deze, en ik zag een duisternis groter dan de duisternis op de aarde.
Daarin zag ik bewaakte geboeiden, hangend, wachtend op het grote gericht.
Die engelen hadden een donker voorkomen, duisterder dan de duisternis op aarde, en zij klaagden onophoudelijk, alle uren ."
In de eerste Hemel bevindt zich het levensbeginsel der natuur en verenigen zich het positieve en het negatieve, terwijl zij beide aanzichten binnen ons zonnestelsel in een harmonisch uitwisselingsspel bewaren.
Vanuit deze eerste Hemel komt de dauw op aarde, die heel de natuur hernieuwd met het grote levensbeginsel verbindt.
De levensessentie, die vanuit de eerste Hemel de natuur doortrilt is door de wetenschap nog niet achterhaald; het is die ondefinieerbare levenstrilling, die de dood kan buitensluiten.
Vanuit deze eerste Hemel wordt het geboorte- en stervensproces der sterren geleid, ontstaan materie en antimaterie.
Een verzwakte binding met de zeven hemelen wordt oorzaak van een verlies van levensenergie, van levensvreugde en brengt mensen tot onwetendheid omtrent het doel van het leven.
Het ritme van de voortdurende herhaling binnen de natuur zou worden onderbroken zodra het contact met de zeven hemelen werd verbroken.
Wanneer Henoch de eerste Hemel heeft aanschouwd, voeren de wijze mannen hem naar de tweede Hemel.
Binnen deze tweede Hemel heersen de begeerten.
Zij, die de binding met de eerste Hemel verwaarlozen, waardoor de geestelijke levensessentie nog slechts flauw aanwezig is, worden de prooi van hun begeerten, die slechts gestimuleerd worden door een biologische handhavingsdrift, gevoed door de wil. Zij worden "duisternis".
Alle Lichtzonen, die na hun neergang in de chaos dit levende eerste licht beginsel negeerden, werden tot duisternis en zo zijn zij "gevangenen" binnen de tweede Hemel.
Zij gaven zich over aan hun instinctieve, lichtloze begeerten, hoewel zij voorheen kinderen des Lichts waren en levend vanuit de geest.
Zij behoorden tot de "engelen", die de bewakers van de zeven hemelvelden zijn en als vrije lichtkernen alle aardse en hemelse velden doorreizen kunnen.
Na hun indaling in de chaos en hun weigering daarover berouw te tonen, werd hun vrijheid hen ontnomen, doordat zij voortdurend werden overheerst door hun instinctieve begeerten en de vrijwel onoverwinnelijke drang om daaraan gehoor te geven.
Zij werden uitgewist uit het Boek des Levens, of uit het Boek der Levenden. Een beeldspraak, die direct van toepassing is op hen, die de geest des levens uit hun leven hebben verbannen.
Door hun begeerte te leven als louter biologische wezens, overweldigden zij de geestelijke levenskiem uit de eerste Hemel, die de natuur met de geest verbindt, opdat deze lichtend en levend zou zijn.
Ook de natuur kent schepsels die een minimale geestelijke levenskiem bezitten, hoewel zij eveneens schepsels kent die een maximale geestelijke levensimpuls kennen.
Op de mensen maakt dit een indruk van aanwezigheid of afwezigheid van schoonheid. Niet als uiterlijke vorm, maar als een subtiele transparante doorlichting.
Het geestelijke of edele schijnt door de vorm heen.
Over "schoonheid valt niet te twisten" om de eenvoudige reden dat de mensen onderling zozeer verschillen door hun eigen kwantiteit aan geestelijke levenstrilling, dat zij elkander dikwijls niet ver-staan. Het hoogste begrijpt het laagste, maar het laagste begrijpt het hoogste niet.
Het schone begrijpt het lelijke, maar het lelijke begrijpt het schone niet. Daarom ziet Henoch in deze tweede Hemel engelen met een donker aanschijn, gelijk de duisternis op aarde.
Hen ontbreekt het "licht der aarde", d.w.z. die toestand die op de nacht, of de dood, volgt.
Zij worden niet verlicht, noch door een uiterlijke noch door een innerlijke zon. Het kenmerk van de dag, de opgang van de zon, Het Leven is hen vreemd geworden.
Zelf hun geloof daarin is verdwenen.
Zijn er op aarde niet velen van dezulken?
Parasiteren zij niet op het geloof en het licht van hun naasten?
Zij nemen aan op bevel, op suggestie, en op bedreiging met angst. Alle mogelijkheid om zichzelf te ontsteken, om zichzelf aan dat levenschenkende ritme van nacht en dag te bevestigen, hebben zij verloren.
In hen heerst nacht zonder dat de vruchtbare werking van de nacht hen dringt tot een zoeken van de dag, het licht.
Een bewust ervaren nacht dwingt de mens tot een verlangen naar de dag en omgekeerd. Zij, die uit zichzelf het Leven niet kunnen ondergaan, zijn gevangenen en zijn geboeid en worden bewaakt.
De supervisie over hen ligt in de vijfde Hemel.
Deze "duistere engelen" zijn slechts slaafse volgelingen van hun leiders, zij handelden niet zelfstandig, zij volgden blindelings de aanwijzingen van de voorgangers, louter hun instinctieve drang gehoorzamende.
Hun straf bestaat hierin dat zij het licht niet meer kennen of herkennen. Het geestelijke onderscheidingsvermogen is hen ontvallen, die intuïtieve herkenning, waardoor de ziel het ene waarachtige altijd wedervindt.
Zij klagen, omdat zij zich het Licht herinneren, maar Het niet meer kunnen onderkennen; hun klagen is als een voortdurend heimwee, maar zij kunnen de Weg-Terug niet zelfstandig weder-vinden.
Als een kudde schapen volgden zij hun leiders in de chaos en zij zullen als een kudde schapen, een volgzame schare, een trede op de Hemelladder moeten opklimmen, zover moeten opklimmen, totdat zij zelf het Leven en het Licht gewaarworden en zich los zullen maken uit de grauwe bewustzijnstoestand van de kudde.
Voor hen zijn er de vele leiders, de middelaars, die hen kennis moeten bijbrengen, hen moeten schokken en provoceren, totdat zij uit hun lethargie ontwaken.
Zij weeklagen en bewegen zich niet. Een duidelijke signatuur van de oerzonde van de maan: de luiheid of de gemakzucht.
De gemakzuchtigen en de luien hebben behoefte aan harde schok-ken. Hun ervaringen zullen daarom bitter en aangrijpend zijn.
Toch is er geen andere verlossingsmogelijkheid, geen andere manier om hun boeien los te maken of aan hun bewakers te ontsnappen.
Hun straf is dat zij wachten moeten op de schok van buitenaf.
Zij zullen moeten wachten totdat zij, die de vijfde Hemel bewonen, het initiatief nemen tot Terugkeer.
Hun lot is verbonden met het lot van een leider.
De zeven hemelen of sferen zijn een spiegelbeeld van de zeven sferen op aarde, waar de zeven hoofdzonden, de bewakers van de zeven sferen, de mensheid teisteren.
De eerste Hemel is als het levensbeginsel in de natuur, hij is als de zon. die de dauw kristalliseert tot levende energie.
De tweede Hemel is als de sfeer van de maan-geïnspireerden, de gewilligen, de mediterenden op het imitatieIicht van de weer-spiegeling.
Zij wensen afhankelijk te zijn van hen die in de vijfde Hemel vertoeven, en aldus bezitten zij zelf geen lichtkracht meer, maar wachten, onder geweeklaag en vrees, totdat het hen, die in de vijfde Hemel verkeren, belieft hen te geven van het hunne.
De duistere engelen uit de tweede Hemel zijn als de massa, de substantia, de onbezielde materie die medebeweegt op de hand of de intelligentie die hen beroert.
De gevallen Lichtzonen kan men, evenals de aarde-mensheid, in zeven niveaus verdelen. Onderling zijn zij echter nog te verdelen in de positief gerichten en de negatief gerichten. De positief gerichten nemen de leiding, de negatief gerichten volgen.
In de eerste Hemel is het positief-negatiefprincipe nog in onderlinge harmonie werkzaam.
Zodra deze beide van elkaar gescheiden worden, gaat het er uitzien zoals in 't algemeen op aarde wordt waargenomen: een vrijwel vast te omlijnen positieve groep mensen en een duidelijk te omlijnen negatieve groep mensen.
De eenlingen behoren tot de groep der eenlingen. Ook zij her-kennen elkander. Deze positief-negatieve verdeling komt tot stand buiten het mannelijk - vrouwelijke principe om, dat gewoonlijk als het positieve en het negatieve principe wordt aangenomen.
De gevallen Lichtzonen maakten zich ondergeschikt aan deze gedwongen tegenstelling der twee principes, zij stelden zich bloot aan het risico van een onderlinge scheiding van deze oorspronkelijke twee-eenheid.
Het gedwongen zich onderwerpen aan de biologische wetten veranderde de "Lichtzonen" in mannelijke en vrouwelijke wezens, positief ingestelde en negatief ingestelde schepsels, biologisch georiënteerd op de zon dan wel de maan.
En bij beiden ging het hermaphrodite-principe verloren.
Alleen zij, die de herinnering aan hun oorsprong nog bezitten, en wéten dat hun Leven ligt in de Bovennatuur.
Zij worden niet belaagd door de drang vanuit het positieve of het negatieve, noch weeklagen zij over hun lot, want zij hebben al hun energie nodig om de Weg naar de geestelijke Sfeer te vinden, die zich boven de zeven hemelen bevindt, nl. daar waar het goddelijke uitstroomt over hemel en aarde om de Lichtzonen onophoudelijk te herinneren aan het Rijk dat zij verlaten hebben.