Hoofdstuk 5

"Toen de neergedaalde Asazel, d.w.z. de ervaringszuchtige, de mensen leerde zwaarden, messen, schilden en pantsers te maken, en spiegels en armbanden en hun leerde zichzelf te verfraaien  en het gelaat op te maken en zich te tooien met velerlei edelstenen, toen is de wereld anders geworden." 


De indaling van de Zonen des Hemels bracht een ander verlangen in het gemoed van de mens. 

Zij leerden zichzelf te ontdekken, als een schepsel dat anderen zou kunnen overheersen, hetzij door begeerte op te wekken, hetzij door geweld. 

Hetgeen de Zonen des Hemels tot de indaling voerde, de begeerte, deelden zij nu aan de kinderen der mensheid mede. 

Zij wekten in hen de begeerte op, zowel positief als negatief. 

De negatieve en de positieve pool werden op elkander attent ge-maakt, het spel der wisselwerking kon beginnen, waarbij het ongebreidelde verlangen de motor werd. 

Vanaf dat moment is de wereld anders geworden, zij heeft zich tot haar eigen levensprincipes gekeerd en de aandacht, het verlangen werd van de goddelijke, of de oorsprong aller dingen afgeleid. 


De zeven zonen des hemels die de mensheid onderwezen, houden verband met de zeven vormen van kennis die de wereld in beweging houdt. 

Zoals in het geschrift van Sanchoniathon staat dat de Zeven Cabirs, zonen van Sydyc, de herinnering aan de Lichtzonen levend houden, maar het is de achtste zoon, Asclepius, die deze herinnering in hulp omzette. 

De zeven hemelse zonen schonken de mensheid zeven vormen van kennis, maar de achtste, Sannhasai, is nedergedaald om deze zevenvoudige herinnering tot zijn oorspronkelijke waarheid terug te brengen. 

Zevenvoudig is de weg tot God, zegt men, het getal zeven wordt heilig verklaard, zeven planeten, zeven chakra's, zeven treden, maar de achtste trede, of de achtste vorm van kennis wordt niet begrepen, zoals het offer van Sannhasai, van Christus en de daad van de poortwachter niet begrepen worden. 

Het getal acht verbindt men steeds met de dood, met gevaren, en toch met de hoogste verheerlijking. 

In het Boek Henoch, in de oude herinneringen ligt de oorsprong van de heilig verklaring van de zevenvoudigheid en de daad der achtvoudigheid gegrondvest. 

Aesclepius' geneeswijze bestond erin de onheiligheid van de zeven vormen van kennis aan te tonen en in de mens te verbreken, zo komende tot de achtste vorm: het vernietigen van ieder ver-langen. Boeddha vertolkte opnieuw deze genezing. 

Toen Asazel de mensen op zichzelf attent had gemaakt, hun hun eigen macht had aangetoond, wende Umsarak, de waarheid-zoeker, zich tot de natuur en putte uit de natuurkrachten de essentie, waarbinnen het leven ligt, de etherische trilling, die de grof-stoffelijke vorm aantast. 

Umsarak leerde de mensheid toverij en de werking der kruiden. 

Zoals Asazel de mens zelf op zijn natuurkracht attent maakte, zo opent Umsarak in de natuur dezelfde bron.

Zo werd de mens gebonden, geboeid en één met de natuur; zijn genezing lag binnen de natuur, de macht vond hij in de natuur en de gevangenis der natuurlijke trillingen sloot zich sterker om het mensengeslacht. 

De begeerte, opgewekt door de indaling des Lichts, stortte zich op de tijdelijke natuurorde en ontwrichtte haar levenswetten. 

Daarom zegt God tot Henoch: "De hele aarde is vervloekt door het werk van Asazel, op hem rust de gehele schuld." 

Asazel, de ervaringszuchtige, ontketende een reeks van reacties, die niet meer tot staan zijn te brengen. 

De oorzaak van alle lijden ligt in de begeerte tot ervaringen, en de harde wet dezer natuur schenkt de mens daarop het antwoord in smart en leringen. 

Usastel, de keiharde, door begeerte verblinde Lichtzoon zegt: "Ik moet het ervaren, anders leer ik niet."

Slechts de berouwvolle, en wetende Lichtzoon zegt: "ik behoef het niet te ervaren, ik weet wat goed en wat kwaad is." 

Urmers leerde de mensheid betoveringen te verbreken, want zijn naam is: zoon der omwending. 

Degene die niet onder de ban raakt van de betoverende macht der natuur, hetzij uiterlijk, hetzij verborgen, is degene die voldoende hemels licht bezit om uit te stijgen boven deze greep. 

Hij is sterk in zichzelf, als magiër en als zoon der verbreking. 

Hij bezit een wil, die niet door de macht van deze natuur kan worden beheerst, maar hij verbreekt daar waar hij overheersing gevoelt. 

Barkajal, zoon der eenheid, leerde de mensen de sterren te bestuderen. 

Dit was het hoogste dat de mensen leren konden, want het uitspansel diende hen tot aanbidding. 

De tekenen des hemels, de kennis achter de sterren en de bewegingen van de maan schonken de mensheid een aureool van wijsheid en zij begrepen niet, dat zij slechts onderwezen werden in de bouw van hun gevangenis. 

Uit die tijd stamt de astrologie, die kennis des hemels, waarvan men de oorsprong niet kent. 

Astrologie is de kennis van de werkingen binnen de gevangenis en haar leer lijkt verheven, maar zij brengt de mensheid geen enkele ontsnapping uit de gevangenschap. 

Geen enkele Lichtzoon leerde een Weg-Terug, omdat de toen aanwezige mensheid niet terug gehoefde en omdat zijzelf niet terug wilden!

De Weg-Terug werd pas een urgente aangelegenheid toen de handelingen van de ervaringszuchtige Lichtzoon een orkaan van rampen over wereld en mensheid deden uitstorten. 

De Weg-Terug werd bekend gemaakt en voorgegaan door hen, die de berouwvolle Lichtzonen wilden terugleiden. 

Een ervaringsweg bracht de Lichtzoon tot aan het dieptepunt der kennis en smart, en zodra men zulk een Lichtzoon wil bekeren, omkeren, moet men hem op de bodem van die smart bereiken. 

Wij spreken nu over ziele-smart en niet over de smartelijke reacties binnen de natuurwet, die zonder ophouden losbarsten. 

Ziele-smart is het inzien dat er iets fout gegaan is en het nog niet weten wat daar aan te doen is. 

Als men meent dat er niets is misgegaan, is alle smart die men ondergaat slechts een reactie op het eigen handelingsleven. 

De harde weg der ervaringen is slechts van nut wanneer de mens nog niet gelooft in de waarden, die hij innerlijk bezit, maar niet kan zien of grijpen. 

Ervaringen brengen de mens tot aan de muur "tot hier en niet verder". 

Zij brengen hem echter niet door die muur heen, want op het moment dat de mens mentaal en gevoelsmatig de gevangenis der zeven lichtzonen verlaat, beschikt hij over de kennis en het inzicht van de achtste zoon, Sannhasai, Asclepius, de poortwachter. 

De overmatige begeerte, het bewuste misbruik dat de Lichtzonen van hun gaven maakten en de ongebreidelde negatieve overgave der mensheid brachten de wateren in beroering en zo verzwolg het water-element alle ontuchtigen. 

Want de mens was verheven tot de Narcissus-zonde en zijn denken was niet meer bij machte het uiterlijke van het innerlijke te onderscheiden. 

Tot op de dag van vandaag is de mens, door de bewuste mis-leiding der gevallen Lichtzonen, niet in staat waarheid van onwaarheid te scheiden. 

De Aquarius-tijd zet de mens aan tot onderzoek en zijn onderzoekingen brengen hem steeds dichter bij de oorzaak van zijn huidige bestaan. 

De oorsprong van het zijn hier op aarde, wordt langzaam maar zeker onthuld en geeft de Lichtzoon antwoord op zijn vraag: waarom ben ik hier? 

De Lichtzoon stelt deze vraag uit een innerlijk heimwee, de aarde-mens stelt deze vraag omdat hij niet tevreden is met zijn bestaan. 

Maar beiden kunnen, aan de hand van de hedendaagse ontdekkingen, tot een oplossing komen. 

Door de gevallen en egocentrische Lichtzoon werd deze waarheid verborgen, omdat hij niet terug wil en omdat hij geen falen accepteert. 

De wereld werd door hem in een paradijs herschapen, zo meent hij en zo wil hij denken. 

Hij imiteerde het land des lichts en geen methode wordt vermijd om deze imitatie te vervolmaken. 

Allen die zo halsstarrig arbeiden aan een verbetering van de wereld, aan een herstel van de natuurwetten, en ook zij, die naarstig streven naar een menselijker bestaan, zij worden voort-gedreven door een vonkje herinnering aan de hemelse Lichtzoon. 

Hun innerlijke weten is weggevaagd, slechts de flauwe herinnering is gebleven. 

Maar ook zij, die zichzelf bewust tot macht verheffen, hun kennis verrijken, hun honger naar weten bevredigen, ook zij zijn begiftigd met een sprankeltje licht, die hen in de verdediging drijft, uit angst dat zij terug moeten keren en de straf, die zij kennen, zullen moeten ondergaan. 

Hun onmetelijke angst, omdat zij hun misdaad kennen, zet hen aan tot verharding, en tot verbetering van hun bestaan, opdat zij nimmer terug zullen behoeven te keren. 

Hun hunkering naar het licht deed hen een gigantisch goddelijk lichaam scheppen, waarbinnen hun verlangen naar licht bevredigd zou kunnen worden, zo hoopten zij. 

De indaling van de Zonen des Hemels is voor aarde en mensheid een intense tragedie geworden, evenals voor de Zonen des Hemels zelf. 

Tot in het verre nageslacht dragen zij het kenteken, uiterlijk en innerlijk, en dit kenteken jaagt hen voort, doet hen geen rust vinden, ook niet als zij verrijkt worden met aardse goederen. 

Het is de verharding in de eigen-wijsheid en de eigen zelf-verzekerdheid die de Lichtzonen tot vloek geworden is. 

Door deze verharding, eerst ingegeven door de ervaringszucht, later door de angst voor de gevolgen, komt het beest uit de afgrond omhoog. 

Dit beest leeft in de natuur en in ieder schepsel van deze natuur.

Het is de ongebreidelde, onhoudbare drift tot weten, tot onder-zoeken, tot ervaren, die alle kosmische wetten verstoort en ook de lichamelijke wetten van het schepsel uit hun evenwicht brengen. 

Het beest ontketend rampen en ziekten, psychische storingen door de innerlijke leegte en het is de oerkracht uit de afgrond die dan zijn muil opent en slechts vernietiging brengt. 

In de afgrond, zo zeggen de Grieken, woont Pluto.

Pluto ontziet niemand, en toch brengt hij tenslotte een zegen, omdat hij vernietigt hetgeen tot vernietiging rijp geworden is. 

De huidige religieuze waanzin, die religieuze drift, waarin Licht-zonen en aardemensen medegezogen worden, is het resultaat van het openen van de innerlijke afgrond, waarin zich niets bevindt dan de leegte en op de bodem sluimert het beest. 

Hij, die de schuld van al dit leed op zijn schouders heeft en daar-voor de verantwoording draagt, is de ervaringszuchtige. 

De Lichtzoon, die het Volmaakte kent, en wil proberen of hij dit volmaakte in de tijdelijkheid kan nabootsen.

Dat is Lucifer, dat is een Judas.

Hij is verantwoordelijk, maar hij verzinnebeeldt al die wetende Lichtzonen, die onophoudelijk doorgaan met experimenteren. 

Terwille van hen moet de kosmos zichzelf wederom reinigen, door een catastrofe, een plutonisch geweld, waaruit slechts de enkelen zich zullen uitredden, zoals reeds eerder is geschied. 

Niemand kan zeggen: "ik ben uitverkoren", want de uitverkorenen "wandelen met God", en zij vergrijpen zich op generlei wijze aan de wetten der natuur noch misleiden zij de aarde-mensheid. 

Is er in deze 20ste eeuw, één mens, die zich niet aan de kosmische wetten vergrijpt of zijn naasten misleidt? 

Hij kent immers zelf de waarheid niet meer? 

Met "God wandelen" is geworden tot een uiterlijk religieuze aan-gelegenheid, een typische imitatie van de herinnering aan de wijsheid en de waarheid openbarende Lichtzonen. 

Men wil, zo zegt men, "in binding komen met God."

Een tragische herinnering aan een oerverleden. 

Hoeveel Lichtzonen kennen God nog, die Oergod, dat Oerlicht, waarvan zij de gaven misbruikten? 

Iemand die deze Oergod, als licht in zichzelf heeft gevonden, verandert zijn leven, hij maakt radicaal een einde aan de overheersing van de zeven onheilige vormen van kennis. 

Hij werpt zich niet op de geheimen der natuur om deze tot zijn eigen heil aan te wenden, maar hij onderzoekt de geheimen der natuur om daardoor God, het Licht, mede te kunnen herontdekken. Hij wil de natuur herkennen, zoals hij zichzelf herkent. 

De Zonen des Hemels brachten de aarde-mensheid kennis bij omtrent de natuur, maar de aarde-mensheid kent de krachten der natuurgeheimen niet, noch weet hij waartoe zij aanwezig zijn en hoe zij tot harmonie gebracht kunnen komen. 

De gevallen, maar berouwvolle Lichtzoon verdiept zich in de ge-heimen der natuur, om van hen het mysterie der harmonie te leren. 

De ontstellende disharmonie in de natuur en in de mens brengt rampen voort. 

Slechts door de harmonie te herstellen en daarna deze tijdelijke harmonie over te dragen aan de beschermende omarming van de eeuwige Harmonie, bereikt de gevallen lichtzoon de oer-eenheid tussen het Licht en hem. Een eenheid, die hij zelf heeft verstoord, en die dagelijks verstoord wordt in natuur en schepsel. 

Het Henoch-boek verteld duidelijk waar de oorzaak van alle smart en ellende ligt. 

Als men die oorzaak kent, moet men tot de kern terugkeren om het kwaad te corrigeren. 

Dit kan alleen de Lichtzoon bewerken en daarom zal een gezamenlijke actie van de Lichtzonen de planeet en de mensheid slechts tot zegen kunnen. zijn. 

Iedere waarachtige Lichtzoon zal zich afkeren van uiterlijkheid en materie, van geëxperimenteer met de natuurkrachten en met hun bezielende trillingen. 

De Lichtzoon breekt door de disharmonie heen en komt zo tot de kern van het geheim waarin de oplossing besloten ligt. 

Daarom tracht hij zich te vullen met eenvoud, oprechtheid en devotie en zoekt in alle dingen zijn bron des Lichts te verheerlijken. 

Opdat de vleugelen van Jehovah, de Verwerkelijker des Lichts, hem zullen opnemen in de hemelen, wanneer zijn taak vervuld is. 

Moge u deze beeldspraak, die met betrekking tot de waarachtige Lichtzonen werd gebruikt, verstaan!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene