Wanneer Henoch in zijn geschriften allereerst de mensheid gewaarschuwd heeft tegen de rampzaligheden, die zich over hun hoofd zullen voltrekken wanneer zij de opdracht Gods niet vervullen, begint hij daarna te vertellen hoe de Lichtzonen op aarde kwamen.
Een profeet spreekt over "onheiligen" wanneer hij over de aarde-mensheid spreekt, en over "uitverkorenen" wanneer hij de Licht-zonen bedoelt.
Er is geen sprake van een uiterlijke religieuze beweging die uitverkoren is.
Een profeet is door de gehele historie heen altijd iemand die spreekt uit zijn eigen innerlijke bewogenheid en hij waarschuwt hen, die van zijn Ras zijn, of tot de Lichtzonen behoren.
In de gnostieke geschriften spreekt Christus eveneens tot hen die van zijn Ras zijn, nl. het Ras der Lichtzonen.
Wanneer de Zonen des Hemels, die men later "engelen" noemt en die door Hermes met twee vleugels zijn afgebeeld, ten teken dat zij uit de hemelen komen, "de vrouwen der mensenkinderen aanschouwden en zagen dat deze schoon waren, daalden zij af en verwekten kinderen bij hen."
Zo is de legende en de aanvang van de vermenging Licht en duister, Hemel en aarde.
En deze gebeurtenis had plaats, zegt Henoch, in de dagen van "Jared".
Vanaf die tijd is licht en duister vermengd, en doolt de Lichtzoon, althans zijn nageslacht, vol heimwee op de aarde op zoek naar zijn Lichtrijk.
Deze gebeurtenis kunt u nooit naar het rijk der fabelen verwijzen, want dit heimwee is nog in u, als erfenis, en uw interesse voor een gnostieke Religio bewijst uw afkomst.
Tevens bewijst deze gebeurtenis dat er geen enkele wereldse religieuze beweging in staat zal zijn de lichtzoon terug te voeren, want de herinnering ligt niet besloten in een beweging, maar in de Lichtzoon, als individu.
Men kan nooit massaal terugkeren, maar slechts als enkeling; en als wetende Lichtzoon kan men individueel zijn naaste helpen.
Het ogenblik waarop de Zonen des Hemels zich vol begeerte tot de vrouwen der mensheid wendden is hetgeen men "de eerste zondeval" noemt.
Het "begeren", de drift van het verlangen heeft zich "omlaag" gericht, daarom moet dit "verlangen", zoals Boeddha zegt, vernietigd worden.
Deze vernietiging of dit doden van het verlangen is een einde maken aan de oorzaak van de "zondeval".
De tweede "zondeval" is het ogenblik waarop de Zoon des Hemels zich met de vrouw der aarde vermengt, uit begeertedrift.
Door deze handeling leerden de zonen der mensen eveneens begeerte te gevoelen, zo zegt God tot Henoch, en daarom zullen de Zonen des hemels worden gestraft.
Uit deze enkele regels blijkt dat "de zonde" zoals wij die kennen, voortgekomen is uit de Zoon des Hemels, daar de zonen der aarde de zonde niet kenden, voordat het Licht indaalde en door zijn aanwezigheid hun driften opwekte.
Toen de Zonen des Hemels nog niet ingedaald waren kenden de zonen der tijdelijke natuur het Licht niet en vergenoegden zij zich met de aanwezigheid van het licht en het duister der tijdelijke natuur.
Vanaf het ogenblik dat de tijdelijke natuur door de Hogere Natuur werd aangenomen als tijdelijke verblijf van de Zonen des Hemels, deed "het kwade" zijn intrede, omdat het zich verzette tegen de overheersing des Lichts.
De leider van de tweehonderd Zonen des Hemels verwacht verschrikkelijke gevolgen van de vermenging van de aarde-mensheid en de hemelse Zonen, daarom zegt hij:
"Als gij doet hetgeen gij wilt doen, vrees ik dat ik alleen daarvoor zal moeten boeten."
Ziehier de oorsprong van de Jezus-legende.
In de geschriften van Hermes wordt eveneens verwezen naar de indaling van de goden, of Zonen des Hemels, en het catastrofale was dat de aarde-mensheid, voorheen het hemelse Licht niet kennende, de gevallen Lichtzonen tot goden verhief en hun gaven aanwenden tot verbetering van de tijdelijke natuur.
De vermenging van Zonen des Hemels en vrouwen der aarde had tot gevolg der er reuzen op aarde kwamen, reuzen gelijk Goliath er één was.
Deze reuzen behoorden tot het geslacht der dwalenden, tot hen, die over de aarde dwalen en hun Tehuis niet meer kunnen vinden.
Zij bezaten grote gaven, nl. de gaven der Hemelse Zonen, doch zij wendden deze ten kwade aan, omdat de egocentrische begeertedrift, de oorzaak van de zondeval, sterk in hen leefde.
Deze reuzen verwoestten grote delen der aarde en beroofden de mensheid van hun voeding, zo staat er.
Door hun magische en machtige lichtkracht, die echter aan goddelijkheid had ingeboet, door de vermenging en de begeerte, overheersten zij de aarde-mensheid en stichtten disharmonie, onevenwichtigheid.
Hun kracht werd tot een zwart-magische bezieling, die de grondslag werd voor de verdiepte val der Zonen des Hemels.
U kent het volksgezegde wellicht "In het land der blinden is éénoog koning".
Wel, dit woord stamt uit de tijd der zwart-magische reuzen, die slechts één oog hadden, maar dat was meer dan de tijdelijke mensheid bezat, die geen enkel lichtend oog had.
Deze gevallen Lichtzoon met zijn éne oog nam de tijdelijke natuur en haar mensheid in zijn greep, waaruit de imitatie-religie voortkwam.
De Lichtzonen die werkelijk terug wilden keren, en hun gaven niet vermorsten, moesten het onderspit delven voor de machtige reuzen, die de mensheid met hun gaven totaal verblindden.
De enige die de kosmische catastrofe werkelijk doorzag was Sannhasai, hetgeen wil zeggen: de beproefde Lichtzoon, die ten-slotte alleen voor hen zal boeten.
Iedere Lichtzoon die zich offert is een Sannhasai, een Christus, een Prometheus.
In deze Sannhasai vinden de legenden van de helden, die de draak bestrijden, of de boodschapper die zich offert terwille van zijn volgelingen, een kern.
In de hermetische geschriften staat dat Saturnus zijn Zoon Jeoud offert terwille van de mensheid, die te gronde gaat.
Het offeren van zichzelf en de offerande van de eerstgeborene of de geliefde zoon vinden hun oorsprong in de indaling der Licht-zonen, waarbij Sannhasai zegt: "Ik alléén zal moeten boeten."
In deze enkele woorden ligt ook de eenzaamheid van de wétende Lichtzoon verborgen.
Alle anderen zeggen: "Wij gaan door met hetgeen waarop wij onze zinnen gezet hebben!"
De splitsing van de negatieve en positieve kern, waardoor de harmonie verstoord is, zet hen aan tot handeling.
Het verlangen is de eerste "zonde", de drift der negatieve kern, waarna de handeling, het antwoord van de positieve kern, de tweede "zonde" is.
Zo kunt u het ook lezen in het Genesisverhaal:
Eva, de negatieve kern begéért de appel,
Adam, de positieve kern néémt en eet de appel.
Toen de Zonen des Hemels de mensheid onderwezen in de gaven des hemels, zo zegt Henoch, is de wereld anders geworden.
Deze gaven van de Lichtzonen werden tot verdoemenis, op het moment dat zij vermengd werden met de onwetendheid der mensheid en de lagere trilling der tijdelijke natuur.
Een hemelse gave schenkt men niet weg aan onwetenden, zodra de onwetende deze gave neemt wordt zij tot een vloek.
Doch de onwetende treft geen schuld, maar slechts de Zoon des Hemels die zijn kracht aan de blinde mens overdraagt om deze tot groter macht te verheffen.
Daarom is de wereld vanaf dat moment anders geworden.
Zij bewaart de vloek in haar mensheid, doch deze kent het gevaar niet en gaat verder met zich aan de gaven der Lichtzonen te ver-grijpen, zo het sprookje van de tovenaarsleerling verwerkelijkende.
De leiders der Zonen des Hemels, zijn zij die een kracht des hemels vertegenwoordigen en de kernkracht van die kracht bezitten. Zij zijn de wetenden, de begaafden, die hun gave tot eigen macht aanwenden.
Zij, die wéten en toch doorgaan met de Oerkracht te mishagen, zij zullen zichzelf verdoemen, en het Licht zal uit hen weggaan, omdat zij het vermorsen.
De verdoemenis, die Henoch uitspreekt over hen, die onrecht doen, is verschrikkelijk, want de aarde en de mensheid zullen ten onder gaan aan de helse gevaren die de steeds intensievere vermenging tot gevolg heeft.
Zulk een vermenging van lichtkracht, en vooral aanwending tot eigen bate of tot verheerlijking van de tijdelijke natuur, brengt het oordeel naderbij.
Hetgeen u dan in de 20ste eeuw duidelijk kunt bemerken.
Maar het oproepen tot godsdienstigheid en vroomheid heeft geen enkele zin meer, want de Lichtzoon weet niet meer wat het betekent om "met God te wandelen", zoals de legendarische Lichtzonen deden.
Hun innerlijke Licht is niet sterk genoeg meer om de aanwezigheid Gods als een constante aanwezigheid te verduurzamen.
Daarom worden de Boodschappers en de Ingewijden tot een legende.
Gelijk als alle Waarheid, die te schoon is om nog door de Licht-zoon voorgesteld te kunnen worden, tot legende is verworden.
Henoch, die zijn goddelijke gaven bewaarde, was in staat, zoals zijn naam aanduidt: "het aangezicht Gods te schouwen."
En hetgeen hij zag zette hij om in begrijpelijke woorden, opdat de Lichtzonen het zouden kunnen verstaan.
Doch de "reuzen", zij die zichzelf tot macht verhieven door middel van deze zelfde gaven, maakten zijn boodschap onherkenbaar, of vernietigden hen, omdat hun macht gevaar liep.
Dit is de oerdrang van de door begeerte gedreven Lichtzoon.
De angst om hetgeen hij op aarde tot bezit heeft gemaakt, via zijn begaafdheden, te verliezen.
En de tijdelijke mensheid, gehoor gevende aan het voorbeeld van de Lichtzonen, hun goden, hun "aeonen", volgde hen in de egocentrische zonde, zo zichzelf vernietigende.
Planeet en mensheid gaan ten onder door de drift der Lichtzonen, die ontaard is in alle vormen van eigenbelang, spiritueel en materialistisch.
Zodra de mens in zich het onverklaarbare heimwee voelt trillen, en hij door Henoch's woorden getroffen wordt als door een verre klank uit een bekend verleden, stempelt hij zichzelf tot een wetende, hoewel hij veel wijsheid liet verloren gaan.
Intuïtief weet u dat Henoch de waarheid spreekt en uw geweten zegt u, dat u sedert lange jaren doende zijt een schuld op u te laden, niet een schuld die de religieuze bewegingen u aanpraten, maar een schuld tegenover uw naaste.
De imitatie-religie met zijn machtige organisaties, gedragen door gevallen Lichtzonen, die hun oerwijsheid hebben misbruikt, trekt de berouwvolle Lichtzonen niet, omdat hun geweten en hun intuïtie hen waarschuwen.
Theologische boekenkennis heeft de plaats ingenomen van de zielewijsheid, die iedere Lichtzoon bezat, maar die teloor ging, omdat zij deze populariseerden terwille van hun eigen glorie.
De waarachtige Zoon des Hemels bewaart een geheimenis voor de onwetende, omwille van de harmonie, omwille van de heiligheid der goddelijke trillingen.
Dit geheimenis ligt, nooit in boeken, noch in leringen, noch in organisaties, maar ligt altijd besloten in het Individuum, en hij kan daar niet over spreken, omdat hij de trillingen van het geheimenis niet mag en wil vermengen met de trillingen der tijdelijkheid.
Dat is het geheim van de onuitsprekelijke Naam Gods, van het geheimenis achter het voorhang van de innerlijke Tempel.
De hiervan kennis dragende egocentrische Lichtzonen populariseerden dit "geheimenis" tot een uiterlijk begrip en tot een geheim waarnaar gestreefd zou moeten worden, hoewel het in iedere Lichtzoon, die zich aan de regels des Hemels houdt, aanwezig IS.
Daar waar de Zonen des Hemels hun innerlijke gaven verloren, zochten zij uiterlijke tekenen van hun macht en bouwden zij uiterlijke bedeplaatsen.
Hierop doelt ook Hermes, als hij zegt; dat de verafgoding de vloek op aarde wordt.
Verafgoding heeft een zeer verstrekkende betekenis.
Voordat de Lichtzonen nederdaalden kenden de mensen geen andere goden dan de natuur en zij dankten de krachten der natuur voor hetgeen zij schonken, totdat de Lichtzonen haar andere machten toonden, die ver boven de natuurkrachten uitgingen en deze tijdelijke natuur tot een bovennatuurlijke macht verhief.
Hetgeen slechts een deformatie van de tijdelijke natuur tot gevolg had en ontaarde in zijn tegendeel.
De tijdelijke natuur behoort tot de tijdelijke schepping en kan de trilling der eeuwigheid niet geleiden, noch aanwenden.
Slechts de ziele-kracht van de Lichtzoon beschikt over de mogelijkheid tot het gebruik dezer Lichtkrachten.
De beschrijvingen van Henoch slaan op een tijd voor de zond-vloed, het is de tijd waarin magie, egocentriciteit en onheiligheid hoogtij vieren, de periode waarin de Zonen des Hemels hun macht aanwenden om de aarde tot hun koninkrijk te maken, opdat zij een imitatie-godsrijk hier zouden kunnen stichten.
En er geschiedde hetgeen na iedere diepste duisternis, en opperste ego-orgie geschiedt: de kosmos beeft en vernietigt hetgeen geen welbehagen meer vindt in de ogen van de Allerheiligste.
De zonde die begaan werd is een zonde tegen de eenheid tussen het "zo boven en het zo beneden".
Na het indalen der Lichtzonen behoort het tijdelijke zich onder de bescherming van het eeuwige te plaatsen, opdat het eeuwige zijn Zonen kan uitredden. Verheft het tijdelijke zich tot macht, dan wordt het vernietigd, het roept de vernietiging over zichzelf op.
Alle overleveringen die van voor de zondvloed tot ons komen, behelzen magische geheimenissen, die de mensheid heden langzaam weer gaat ontdekken.
De herinneringen van de egocentrische Lichtzonen voeren de mensheid wederom tot vernietiging en het helpt niet dat de historie melding maakt van catastrofen in het verleden, want de drift, het in zichzelf besloten individuele verlangen, drijft de mens aan tot zelfvernietiging.
Slechts de individuele Lichtzonen die hun hemelse gaven bewaard hebben en deze gebruiken tot voltooiing van het hemelse in hen, kan een tegenwicht vormen tegenover de neergang.
Mits deze berouwvolle en bewust arbeidende Lichtzonen zich aaneensluiten.
Doch wij vrezen dat, ter wereldredding, planeet en mensheid reeds te ver de weg der neergang hebben bewandeld.
Degenen die zich redden willen, redde zichzelve en de enkeling die naast hem gaat, want de wetten der kosmos hebben het einde reeds opgetekend in het boek der natuur.
Wie het lezen kan, die leze het!