Uit het Henoch-boek kan men constateren hoe belangrijk de zintuigen zijn.
De zintuigen werden in de verre oudheid reeds beschouwd als de "paarden" die het menselijke voertuig naar het doel konden trekken.
Om deze zintuigen te beteugelen leerde men yoga, een vorm van beheersing.
Onder invloed van allerlei yoga-vormen, studie, methodieken, trainingen werd men tot een mens die zijn zinnen in bedwang hield.
Indien men echter "de zeven werkelijkheden" uit het Henochboek bezit, dan kan er van enige methodiek om deze werkelijkheden te bedwingen géén sprake zijn, want de "zeven zintuigen Gods" zijn ingeboren, zij zijn werkzaam in de Godenmens, dan wel zij zijn misvormingen, onbekwame zintuigen, zoals onze uiterlijke zintuigen slechts behoren bij de ongoddelijke mens.
De reuk van de ziel, de smaak van het bloed, het gehoor van het vlees, en het zicht van de ogen, zijn eigenschappen, die slechts de godsverbonden mens tentoon kan spreiden.
Als antwoord op de actieve werking van intuïtie en geweten treden de gaven van deze zintuigen naar buiten.
"Het gevoel zetelt in de zenuwen."
Ieder kind wordt geleerd dat het gevoel in het hart ligt.
Het hart wordt tussen deze zeven werkelijkheden echter volkomen genegeerd; het hart is geen zintuig, maar het is een middelend orgaan.
Het hart is het ontvangende orgaan der zintuigen.
Het gehoor vindt een reactie in het hart, de smaak appelleert aan het hart, het zicht ontroert of verschrikt het hart, de reuk der ziel neemt het hart in zijn werking op
Het hart is de biechtvader der zinnen, kan men zeggen, zij belijden er hun werkelijkheid, waardoor het hart of een Augiasstal wordt, of een Bethlehem.
De zenuwen zijn de etherische tastorganen van de mens, zij zijn niet de zetel van de emotie, maar van het gevoel, d.w.z. de abstracte gewaarwording.
Op deze abstracte zenuwgewaarwordingen reageren dan direct enkele chakra's, zoals o.a. de zonnevlecht.
Via het zenuwgestel behoort de mens kwaad en goed te kunnen onderscheiden, voordat het hart reageren kan en voordat de rede zijn oordeel velt.
In gevaarlijke situaties kunnen de zenuwen van de mens ge-spannen zijn, omdat zij de gebeurtenissen voorvoelen.
De zenuwen worden overbelast wanneer zij voortdurend aan spanning worden blootgesteld, omdat zij dan te lang een ver-hoogde activiteit moeten produceren.
De zenuwen moeten, om hun gezonde en natuurlijke gave te behouden, tijden van ontspanning kennen, momenten waarop zij niet werkzaam behoeven te zijn.
Volkomen rust voor de mens gaat gepaard aan een overgave van het zenuwgestel, een vertrouwde situatie, waarbinnen het niet actief behoeft te zijn, omdat er noch ontvangen, noch doorgegeven behoeft te worden.
De middelende functie van het zenuwgestel, tussen lichaam en etherisch voertuig, heeft indirect te maken met iedere spirituele handeling van een mens.
Spiritualiteit wordt door middel van het zenuwgestel aan het lichaam doorgegeven.
Alle vormen van occult experiment gaan via het zenuwgestel; daarom moet een mens die occult wil experimenteren een sterk, ongevoelig, d.w.z. grof zenuwstelsel te hebben, wil hij niet geslachtofferd worden door zijn experimenten.
Mensen met een fijnbesnaard zenuwgestel verdragen noch mediumschap, noch enige vorm van occulte manipulatie.
Hun gevoelszintuigen komen daardoor te veel in disharmonie, komen te sterk in contrast te staan met hun oorspronkelijke bedoelen.
Men ruïneert zijn zenuwgestel door iedere vorm van spiritisme, mediumschap, occulte en magische praktijken.
En is zulk een zenuwgestel flink geruïneerd, dan is een hogere vorm van spiritualiteit vrijwel onmogelijk.
Mensen met een rijk spiritueel verleden, waarbij zij allerlei vormen van spiritualiteit hebben beoefend, bezitten in hun zenuw-gestel een overgevoelige antenne, die iedere disharmonische en schadelijke trillingsgolf registreert.
Intuïtie en zenuwgestel werken nauw samen.
Dat wat de intuïtie afwijst, wordt door het zenuwgestel als ge-vaarlijk of schadelijk ondervonden.
Er zijn bepaalde vormen van angst, die het zenuwgestel aan het denken doorgeeft.
Angsten, die niet beredeneerd kunnen worden, maar die uiterst reëel zijn voor de mens. Angsten uit een microkosmisch verleden, ervaringen die opgetekend staan in de intuïtie en die het zenuw-gestel direct registreert.
De zeven werkelijkheden zijn geen eenmalige gaven, maar zij hebben hun kennis opgeslagen binnen de atoomstructuur der microcosmos.
Het zicht van de ogen bevat beelden uit een oerverleden, waar-door de mens van tijd tot tijd het gevoel heeft dat hij sommige dingen méér heeft gezien, of dat hij iets reeds kende.
Het gehoor in het vlees geeft de sensatie van overbekende klanken, hoewel men voor het eerst ergens naar lijkt te luisteren.
De geur van de ziel staat in verband met de hunkering der ziel; vanuit een ver verleden zoekt de ziel nog steeds die goddelijke geur, die balsem van Gilead, waarin de ziel kan baden.
De smaak in het bloed is eveneens zeer oud, een microkosmische erfenis; bepaalde weerzin kan men soms niet definiëren, maar zij IS er!
Zo is het ook met het gevoel der zenuwen, zij brengen een oer-oude boodschap over; herinneren de mens aan zijn ervaringen, hoewel de huidige persoonlijkheid daar onkundig van kan zijn.
De zeven werkelijkheden van de mens bepalen zijn oordeel, zijn religie, zijn affiniteit met bepaalde dingen.
Een gevoelig mens is altijd iemand met een fijnbesnaard zenuw-gestel, een emotioneel mens kan een zenuwgestel van betonijzer hebben.
De hoog spirituele mensen bezitten een gevoelig zenuwgestel.
Niet een ziek zenuwgestel, maar een gevoelig zenuwgestel.
De zenuwen worden door de voortdurende passage van spirituele impulsen verfijnd, zijn overgevoelig voor grove zaken.
Spirituele mensen verdragen geen wreedheid, onthouden zich van grofheden, mengen zich nooit in keiharde, materiële belangen.
Hun zenuwstelsel verdraagt dat niet!
De ingeboren gevoeligheid van het zenuwgestel wordt door een voortdurende confrontatie met grof materiële zaken afgestompt, verhard en verliest tenslotte zijn eigenschap.
Men noemt zulk een mens dan keihard, afgestompt, ongevoelig.
De intuïtie slaapt, het geweten heeft zijn compromissen gesloten en het zenuwgestel behoort niet meer bij de zeven zintuigen: het hart is er voor in de plaats gekomen, het registreert emoties, de hogere gevoeligheid ontbreekt nu geheel.
Gevoeligheid heeft ook te maken met religieuze adeldom: de spiritueel gevoelige mens is van binnenuit religieus en hij beledigt zijn God nooit.
Zijn gevoeligheids-zintuig, de zenuwen, staan hem geen belediging van zijn God toe, hij zou er ziek van worden.
Iemand, die van binnenuit niet religieus meer is, d.w.z. her-verbonden met zijn God, heeft zijn gevoeligheid verloren.
Anti-religieuze mensen zijn emotioneel, nooit gevoelig.
Intellectuele mensen, die religie nonsens vinden zoeken naar een emotionele compensatie; hun religie bestaat uit een uiterlijk, mystiek en ceremonieel vertoon, naar nooit uit een innerlijke religiositeit.
God en ziel, mens en ziel, ziel en Geest vinden elkander via de zenuwen, de etherische tastorganen van de godenmens, die hem de Boodschap des Heren overbrengen.
De hedendaagse mens wordt zenuwziek, omdat er in de huidige maatschappij misbruik wordt gemaakt van de gevoeligheid van het zenuwgestel.
Er zijn ontelbare trillingen die het zenuwgestel, bewust en onbewust moeten passeren en de decadentie van huidige maatschappij vergroven die trillingen, overbelasten de zenuwen.
De smaak, het gehoor, de reuk, het zicht, de gevoeligheid, het geduld en het geluk vinden hun weg làngs de zenuwen van de mens.
Zijn zenuwen brengen deze gewaarwordingen over.
Het is als een over-actief telegraafkantoor, de lijnen zijn voortdurend overbezet.
Is het zo verwonderlijk dat er dan eens iets misgaat?
En is het niet te begrijpen dat de geadresseerde van deze over-bezette lijnen geen tijd vindt voor de spiritualiteit?
Het zenuwgestel kan niets meer verdragen, niets meer verwerken, het is te vermoeid en te ongevoelig geworden voor een fijnere trilling, een ijlere boodschap.
Hoevelen zijn er die, na bittere teleurstellingen in de spiritualiteit, zich volkomen afkeren van de geestelijke waarden?
Hun zeven werkelijkheden, het zenuwgestel als eerste, hebben zich toegesloten en zij wijzen, uit teleurstelling en ongeloof, iedere vorm van her-schepping dezer werkelijkheden af.
Zij zijn gewond in die werkelijkheden: hun ziel blijft ledig, is vermoeid; hun bloed wendt zich tot de gewone dingen; hun vlees wil niet meer luisteren naar geestelijke klanken; hun ogen sluiten zich oververmoeid voor de dingen achter de uiterlijke vorm; en hun zenuwen zijn of ziek, misbruikt, of zij injecteren een voort-durende angst op het denken van de mens.
Een angst, die zich uit in wantrouwen, in onwil, in tegenzin.
Deze mensen hebben zichzelf verziekt door hun experimenten, onbewust of bewust; hun levensweg leidde hen harde ervaringen binnen en nu zijn zij bezig deze in hun microcosmos op te tekenen.
Deze harde ervaringen zullen mede de erfenis voor de nieuwe persoonlijkheid vormen en hij zal deze terugvinden in de toestand van zijn zeven werkelijkheden.
Daarom is het zo belangrijk dat men niet stil staat bij zijn ervaringen, maar dat de mens verder gaat en niet wegzinkt in teleurstelling, in weemoed.
Iedere stilstand, overpeinzing van voorbijgegane dingen, brengt het gevaar van oponthoud met zich mede, waardoor de zeven werkelijkheden hun kracht verliezen.
Men moet iets constateren, de feiten registreren, maar nooit hier-door één der werkelijkheden onherstelbaar beschadigen.
Nooit het risico nemen dat het bloed zijn smaak verliezen gaat door het te vergiftigen door het denken, het handelen en ook door de voeding.
Het vlees moet rein blijven d.w.z. het ego mag zichzelf niet aan-bidden.
De ogen moeten helder-ziende blijven, hetgeen wil zeggen, zij moeten zich nooit verzadigen aan minderwaardige objecten; en de ziel moet vrij blijven om de godengeur te zoeken, zij mag nooit gebonden worden door enige wet of dogma.
De ziel moet haar geur kunnen zoeken in de hoogste hoogten of in de diepste diepten, waarheen de Geest haar ook leidt!
Tenslotte moet het zenuwgestel behoed worden voor overdadige spanningen, het mag niet overbelast worden door disharmonie, door de felheid van de strijd der tegenstellingen.
Daarom is elke vorm van strijd, ruzie, lichtloosheid, onreine gedachten, een aantasting van dit zenuwgestel.
De spirituele kandidaat mijdt spanning, mijdt onreinheid, mijdt iedere vorm van ongoddelijkheid.
Hij staat doorlopend aan de poort van zijn ziel en waakt.
Waakt over zijn gedachten, waakt over zijn smaak, waakt over zijn gevoeligheid, waakt over zijn gehoor en waakt over zijn ziel.
Hij is wakende, doordat hij religieus is, her-verbonden met zijn ineigen God.
Hij waakt, omdat hij niet anders kan: zijn zeven werkelijkheden zijn de poorten die de ongoddelijkheid de toegang verbieden.
Zij sluiten zich toe, omdat hetgeen niet uit God is, het Meester-woord niet kent.
Deze mens is niet tot het uiterste gespannen, omdat hij wakende is, neen, hij is een wachter, omdat hij deze taak op zich genomen heeft.
Uit Liefde tot Venus, zijn hart, waarin de ziel rust, en uit Liefde tot de Schepper, waaruit hij voortkwam.