Hoofdstuk 35

Wanneer wij verder gaan met het bespreken van Boek Henoch, dan moeten wij allereerst even herhalen hetgeen God - volgens Henoch - de mensen inschiep.

Hij bezit zeven bestanddelen: 

vlees als de aarde - 

bloed als de dauw - 

gebeente uit het gesteente - 

ogen uit de zon en de afgrond der zeeën - 

gedachten uit de snelheid der engelen en uit de wolken - 

zenuwen en haren uit het kruid der aarde - 

zijn ziel uit Mijn Geest en uit de wind. 

Deze zeven bestanddelen ontvingen echter zeven werkelijkheden, zeven kernen. 

Via deze zeven werkelijkheden zou de mens zich moeten open-baren: 

"het gehoor werd in het vlees gelegd - 

het zien in de ogen - 

het ruiken (de reuk) in de ziel - 

het gevoel in de zenuwen - 

de smaak in het bloed - 

het geduld in het gebeente - 

en in het denken de heerlijkheid (de zoetheid)." 

Oppervlakkig bezien zouden deze woorden grote nonsens zijn, want noch de stoffelijke zintuigen, noch hun kwaliteiten worden schijnbaar juist geplaatst, op de wijze zoals de mens die nu kent. 

Men kan de diepe achtergrond van Henoch slechts her-ontdekken wanneer men terugkeert tot de zuiver spirituele zin van de etherische zintuigen.  

Er zijn in de Bijbel, in de overleveringen en in de volksgezegden, eigenaardige toespelingen te vinden, die merkwaardig overeen-stemmen met de woorden van Henoch. 

"Het gehoor ligt in het vlees." 

In de Bijbel leest men: "En het Woord is vlees geworden." 

Het Woord is een trilling die ìn het vlees opgenomen moet worden, omdat het vlees kan luisteren. 

Het vlees is de huid die direct in binding staat met het bloed, het gebeente, de zenuwen, de hersenen, de ogen. 

Het vlees omhult al deze bestanddelen, die hun eigen werkelijk-heden moeten uitdragen met behulp van het vlees. 

Het vlees - de huid - vangt de trillingen op, waardoor de overige bestanddelen geïnspireerd kunnen worden, behalve de ogen, die direct uit de zon en de diepten der zeeën zijn opgebouwd. 

Maar deze ogen zien, zij zien de trillingen, zo het goed zou zijn. 

Het "vlees", de huid zou moeten luisteren naar de trillingen der Logos, het Woord, en daardoor het ego afscheiden van alle andere ego's die niet luisteren. 

De "nervus octavus" of het gehoor en evenwichtszenuw is de achtste zenuw, die meewerkt om het vlees de omzetting binnen te voeren. 

Men meent wellicht dat men uitsluitend met het oor luistert, maar de huid - het vlees - luistert ingespannen mede. 

Een gespannen sfeer, schrik, afschuw, vrees geeft de huid "kippenvel", het irriteert dit "vleselijke gehoor". 

Een spirituele harmonie wordt door het vlees ingedronken, waar-door alle andere bestanddelen kalmeren. 

"Het vlees werd gevormd uit de aarde", zo staat er, maar "deze aarde" moet luisteren, zoals de aarde-planeet moet luisteren naar de trillingen der hemelen. 

In de huidige mens moet deze oorspronkelijke scheppingsharmonie zich herstellen. 

Het vlees, de huid, moet in staat zijn het kwade van het goede te onderscheiden, en voor het ego het juiste af te scheiden, zodat de verdere bestanddelen gemakkelijker zullen kunnen reageren. 

De trillingen dringen door de huid heen en verrichten hun werk in het bloed, in de ziel, in het denken, in het gebeente, in de zenuwen, slechts de ogen kunnen zich sluiten, opdat zij het kwade niet zullen zien, hoewel dit niet voorkomt dat de andere bestanddelen er deel aan hebben. 

Daarom kan men "met gesloten ogen" zijn noodlot tegemoet gaan: het zien der ogen is slechts een tweede gave, het komt altijd een fase nà het horen. 

Het bloed, het denken, het zenuwgestel, het gebeente. zij allen zijn verborgen en wachten op een teken van het "gehoor des vleses", en zij vormen zich naar zijn aanwijzingen. 

Het is iets anders wanneer de mens volkomen beschikt over zijn etherische zintuigen en het vlees nauw samenwerkt met het gehoorzintuig, de achtste zenuw. 

Dan vindt direct de omwending plaats, Saturnus, de Heer der aarde, die luisteren moet, wendt zich om op de trilling. 

Christus kwam "in het vlees" doordat het rechteroor, de achtste zenuw, van Maria de omwending voltrok, volgens de Katharen. 

Dit is geen uitleg hoe het moet geschieden, maar slechts een explicatie van hoe het geschiedt is. 

De mens, het ego, heeft geen enkele zeggenschap over deze werking, hij kan met zijn intellect, als het dit mysterie zou begrijpen, zelfs niet de transfiguratie bewerken. 

Het menselijke organisme is een mysterie, ingesteld op een "omzetting", want zonder de "zondeval" zou dit organisme niet noodzakelijk zijn geweest. 

Het dient dus slechts het doel der omzetting. 

Alle organen helpen hieraan mede, en mens behoeft geen in-tellectueel te zijn om dit te verstaan. 

Om de terugweg te kunnen bewandelen is het geen verplichting deze zaken te weten, maar het is wel een hulp wanneer men hen verstaat. 

Op deze wijze kunnen intelligentie en hart nauwer samenwerken en kan de rede ongestraft worden ingeschakeld. 

De religieuze mens gaat er veel te veel van uit dat de rede, de intelligentie, of het denken zouden moeten worden uitgeschakeld, zodra men een spirituele weg gaat betreden. 

God schiep echter deze bestanddelen en deze werkelijkheden ìn de mens, opdat hij van hen gebruik zou maken! 

Slechts de onwetende mens schakelt hen uit en kan zo "met ge-sloten ogen" zijn ongeluk tegemoet gaan. 

Met "geopende ogen" gaat een intelligent mens zijn ongeluk nooit tegemoet. 

Indien deze mens erin zou slagen de oorspronkelijke werkelijk-heden wederom tot leven te wekken, kan hij nimmer zijn "ongeluk" tegemoet gaan, want hij wordt geleid, zoals het hoog ontwikkelde dier onhoudbaar naar zijn nest, zijn doel, wordt geleid door zijn ingeschapen instincten. 

De mens bezit meer dan een instinct, hij bezit boven de normale zintuigen ook nog: de reuk der ziel en de heerlijkheid van het denken. 

Zoals de stoffelijke mens echter voorzien is van een instinct ter bescherming van het stoffelijke lichaam, zo bezit hij tevens een zielenweten dat ter herstel en bescherming van het zielenlichaam dient. 

Want de mens is opgebouwd uit een zichtbare en een onzichtbare natuur. In de mens leeft de Geest van God, tezamen met de wind, in zijn ziel. 

De moderne wetenschap komt er achter dat de mens reageert of luistert met de huid; dat een huidaanraking beslissend kan zijn voor een bepaalde overdracht. 

Het Woord, de trilling Gods, moet de huid aanraken en dit wordt een beslissende ervaring. 

De mens is zich niet van zulk een aanraking bewust, zijn denken kan met andere dingen bezig zijn, maar hij kan zich veel later de sensatie wellicht herinneren en hij zal geen woorden vinden om deze te beschrijven, omdat het vlees geluisterd heeft en de andere organen nog niet reageerden. 

Er is nog geen harmonie binnen de zevenheid van het menselijke organisme, en dit tekort bewerkt misverstanden in de mens zelf: hij begrijpt zichzelf niet - hij ligt overhoop met zichzelf - hij kan dikwijls urenlang in gedachten met zichzelf redeneren. 

Hij begrijpt niet hoe hij een bepaalde ervaring weet, hoe het komt dat hij afwijzend reageerde of waarom hij juist bevestigend reageerde. 

De mens is voor zichzelf een mysterie, omdat hij zijn oorspronkelijke opbouw niet meer kent. 

Men zal verstaan dat de verzorging van het "vlees" of de huid ingrijpend kunnen werken op dit proces van het luisteren. 

Alle chemische middelen schaden de werking van de huid en ontneemt het de gave van het "luisteren". 

Mensen die, zoals men zegt, een "dikke huid" hebben, luisteren nooit naar raad, nooit naar leringen en bemerken niets van hun omgeving. 

Zij ervaren geen spanning in de atmosfeer, noch bemerken zij de fijne trillingen van de harmonie op. 

Hun vlees is "doof" geworden. 

En als deze gave hen is ontnomen, vallen zij terug op de tweede gave "het zien van de ogen". 

Er zijn twee manieren van zien, want de ogen zijn opgebouwd uit "de zon en de diepten der zeeën". 

De felle ego-zon geeft de ogen een fanatiek en vernietigend vuur, en de diepten van het lichtloze water versterkt de verborgen kwaadaardigheid van de mens in de ogen. 

Iemand die "doof" is in het vlees, bezit altijd een onaangenaam licht in de ogen, want hij telt zijn naaste niet, omdat hij niet meer in staat is deze naaste te "beluisteren". 

Het gehoor der oren, met daarbij de achtste zenuw, die voor evenwicht en klank zorgt, staat nauw in verband met de huid. 

Men kan dit bemerken - zo men nog gevoelig is - wanneer men b.v. een ruimte betreedt waar spanning is geweest; men gevoelt het in zijn huid en het lijkt of men onbewust luistert naar de klanken die verstorven zijn; men is één en al gehoor, zoals dat heet. 

Het is een zeer waarheidsgetrouwe uitdrukking. 

Een en al gehoor zijn, betekent: luisteren met het vlees èn het ge-hoor en daardoor met het gebeente, het verstand, het bloed, de zenuwen èn de ziel. 

De ziel wordt nooit buitengesloten bij de opsomming van Henoch, zij behoort erbij als een deel van de zevenheid, het werkzame omzettende deel. 

Zonder deze ziel kan ook de achtste zenuw niets beginnen, maar is er een innerlijke zevenvoudige harmonie, dan bevat deze de ziele-werkzaamheid. 

Wanneer de zeven gemeenten in het land van Asia samenwerken, is de ziel een actief onderdeel daarbij. 

De ogen vertellen over de zon èn de wateren van de innerlijke mens, zij vertellen of hij een keihard ego is, dan wel een ziele-mens. Zij kunnen een vernietigend vuur naar buiten brengen en zij kunnen een troebel, verslindend water tonen, maar zij kunnen tevens de geestzon tonen èn het zielenwater laten lichten. 

Wanneer de ziel is opgebouwd uit Geest en de wind, en de mens bewijst dat hij geen levende ziel meer bezit, is de Geest Gods uit die ziel verloren gegaan en bezit hij dus nog slechts: de wind. 

Een vluchtige trilling, die voorbijgaat, die niet gegrondvest wordt door de Geest. 

De binding tussen de Geest Gods èn de mens ligt dus in de harmonie der zevenheid. Uit deze zevenheid kan geen enkel onderdeel gemist worden. 

Wanneer men zegt: Die man is "blind en doof" geworden, betekent dat dat hij de eerste aanrakingen met de buitenwereld heeft verloren. 

In spirituele zin wil dat zeggen, dat hij niet meer in staat is opgewekt te worden ten leven, op de oorspronkelijke wijze. 

De spirituele mens, zo hij een zielemens is, bezit echter nog één mogelijkheid: hij bezit de "reuk der ziel". 

Daaruit en daarmede kan hij God vinden. 

Om echter "blind en doof" te zijn, terwijl men tevens geen zielemens is, is een tragedie, want de oorspronkelijke zevenheid is niet meer in tact. 

Luister naar het Woord, naar de trilling, want het moet "vlees bij de mens worden". 

Vlees en Woord zijn één, zo het goed is. 

Christus en de Logos waren één. 

Een harmonisch ego en de Logos zijn onmiddellijk één. 

Daarna is de "omzetting" een vanzelfsprekendheid. 

Waarover men zo veelvuldig spreekt is over het Jezus-wordingsproces, want het Christus-wordingsproces vindt uit zichzelve plaats als de tijd daarvoor is gekomen. 

De trilling des Levens moge de mens aanraken door het vlees, en zijn bloed reinigen tot de dauw des hemels, zijn zenuwen sensitief maken, zijn gebeente tot vastbeslotenheid stuwen, zijn ziel omgeven met de Reuk van het Goden welgevallig offer, zijn denken baden in de Heerlijkheid der Harmonieën zijn ogen herscheppen tot lichtende vonken die het Licht Gods verspreiden. 

Zo ziet de herschapen mens eruit: een vertegenwoordiger der volmaakte schepping. 

Die oren heeft die hore wat de Geest tot de Gemeente zegt! 

Moge deze woorden lichtender voorkomen dan ooit tevoren!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene