"......en als ik de bewaakte geboeiden zag, sprak ik tot de mannen, die met mij waren: "Waarom worden zij onophoudelijk gepijnigd?"
Toen antwoordden mij de mannen: "Deze zijn van de Heer afgeweken, zij luisterden niet naar het gebod van de Heer, maar door hun eigen wil te volgen, zijn zij met hun vorsten en met hen, die gebonden zijn aan de vijfde Hemel, afgeweken....."
Het "slaafse" wachten op hen die aan de vijfde hemel zijn gebonden, schenkt de Lichtzoon geen enkele lichtkracht. Aan ieder van hen zal de opdracht worden gegeven: "Gaat heen en zoek de uwen."
Niemand kan alleen terugkeren tot zijn oorspronkelijke hemelen, want zoals zij ingedaald zijn, tezamen, zo zullen zij ook tezamen moeten wederkeren.
De bewuste Lichtzoon beseft dit intuïtief, vandaar dat hij zich om zijn mede-gevallenen bekommert en net zo lang met hen bezig is, ook na zijn terugkeer in het Land der Lichtzonen, totdat allen wederom als gelijken voor de Troon van de Vader kunnen staan en tegelijk hun "toenmalige lichtloosheid" kunnen berouwen.
De God ontkennende Lichtzonen en de God bekennende Licht-zonen zijn van hetzelfde koninklijke Ras en zij vormen eigenlijk de grote groep van goden, die op aarde trachten een verloren rijk te stichten, waarin zij nimmer slagen zullen, want hetgeen boven is zal nooit veranderen in het beneden en vice versa, doch zij zullen slechts in uitwisseling met elkander staan, want door de indaling der "goden" zal er een doorlopend etherisch contact zijn tussen het boven en het beneden, of het geestelijke en het stoffelijke veld.
Zij, die nog niet hun idee-fixe van het godenrijk-op-aarde willen opgeven, zullen door ervaringen tot inzicht moeten komen; en zij die reeds tot inzicht zijn gekomen, zullen bemoeienis met de eerstgenoemden houden.
Henoch ziet het gevolg van het vergrijp der goden en hij onder-kent de onjuistheid van hun smeekbeden.
Zolang zij niet beseffen zelf iets aan hun vergrijp te moeten doen, inplaats van op voorspraak te mogen hopen, zal er niets wezenlijks in hen veranderen.
De eerste schrede tot innerlijke omkeer moet de godenzoon altijd zelf zetten. Deze is als een signatuur van het innerlijke berouw en de goede wil van de betrokkene.
Wie kan tegen zijn wil worden geholpen?
Wie ondergaat een innerlijke ontwikkeling uitsluitend door het gebed van anderen?
Tot aan de dag van vandaag is de wederstrevende Lichtzoon bezig met experimenten omwille van de z.g. vervolmaking of vergoddelijking van de schepping, die op het beeld zijner herinnering moet lijken, maar geen enkel experiment slaagt voor 100%, om-dat deze gevallen Lichtzoon een vermenging is van mens en godenzoon, van de wereld der tegengestelden en van de wereld der eenheid.
Zijn onvolkomenheid zal hem altijd een belemmering zijn om de volkomenheid voort te brengen.
Zolang hij dat bemerkt zal hij bezeten blijven van een ver-volmaking, doorlopend zoekende naar hetgeen bij verloor en waaraan hij slechts een vage herinnering bewaart.
Men vindt dezulken altijd onder hen, die zoeken naar weten, die begerig zijn naar nieuwe dingen, die onophoudelijk de natuur wetten bestuderen om deze na te bootsen en die onafgebroken bezig zijn de kern van het leven te zoeken.
Zij worden geboeid door de essentie uit de zeven hemelen, die zich in de scheppingen hier beneden neerlieten, maar zij zullen nimmer het levensbeginsel van de eerste Hemel kunnen aantasten; indien zij hiertoe in staat waren zou dit het einde van de gehele schepping betekenen.
Er wordt dezulken toch een "halt" toegeroepen.
Dat is een oerwet.
Zowel in de natuur als in de geest.
Een kind dat te ver gaat, wordt teruggewezen, soms zeer hard-handig. Dat we, in een verdemocratiseerde tijd als de onze, tevens de oerwetten beginnen te verwaarlozen, zal tot gevolg hebben dat het levenschenkende verband binnen de natuurlijke en geestelijke wetten zijn macht verliest.
Hierdoor komt er decadentie. ontwaarding van basiswetten en een overtrokkenheid naar de positieve dan wel naar de negatieve kant van het leven.
Een maatschappij zal dan de grootste moeite hebben om zijn leden binnen de fundamentele normen van het leven of van het samen-leven te houden.
Zulke verschijnselen zijn altijd het kenmerk van een komende eindtijd, wat we hieronder ook mogen verstaan.
Zij zijn klassiek voor het verval van een cultuur.
Na het "kosmische halt", zijnde een alles omwentelende ingreep, komt er een nieuw begin, een herschepping op de restanten van een oude wereld.
De wereld zal niet vergaan.
Slechts verschijnselen vergaan, culturen worden opgebroken, tal-loze mensen zullen sterven. Leven en dood zijn onafscheidelijk met elkander verbonden.
Wat wij leven noemen, noemen gestorven schepselen dood en wat zij als leven zien, bestempelen wij als dood.
Het zichtbare zet zich voort in het onzichtbare en omgekeerd.
De aloude overleveringen vertellen dat "de Elohim op de restanten een aarde en een hemel schiepen"
De aanduiding "restanten" wordt veelal genegeerd.
Maar het wil wel zeggen dat er aan de schepping van deze aarde en hemel iets voorafgegaan is.
Een catastrofe?
Een strijd tussen Lichtzonen, Goden en aarde-mensen?
Het is karakteristiek voor een onwetende mens om alles wat hij niet kan verklaren in het symbolische te trekken, zo een interpretatie gevende, die niemand kan controleren.
Dat doet zijn "teug vergetelheid", die de goden hun afvallige kameraden gaven en waardoor menig zoekende mens bij zijn onderzoek stuit op een innerlijke toegesloten poort, die hij als pijnlijk ervaart.
De aloude berichten lezende, kan men herkennen hoe er een voortdurende beweging is: het lichtloze vergaat, een nieuw begin volgt.
Er is nooit sprake van een definitief einde.
Zij, die over een definitief einde spreken, kennen de wet van liefde en genade niet, hoezeer zij zich ook tooien met godsdienstige leuzen.
Hoe zouden aardemensen godenzonen kunnen begrijpen, daar zij beide uit een totaal ander levensveld stammen?
Aarde-mensen vinden hun bevrediging binnen de biologische natuurwetten; godenzonen snakken naar religio, wederverbintenis met een Licht, een lichtend veld, een volmaaktheid.
Aarde-mensen buigen zich voor autoriteiten en laten zich wat op de mouw spelden, omdat men hen zegt "geen bewustzijn te bezitten" om het geestelijke te begrijpen.
Dat accepteren zij als volkomen normaal.
Godenzonen komen hiertegen in opstand.
Zij zoeken naar het "waarom", het "waartoe" en het "wie ben ik?"
Sinds de indaling der Lichtzonen is er zowel in de zeven hemelen, als in de zevenvoudige natuur iets mis gegaan.
Hemel en aarde lijken elkander niet juist meer te verstaan.
Schepper en schepping lijken zich van elkander te verwijderen.
Er heeft zich iets tussen hen geplaatst: de jaloerse wilsdrift van godenzonen, die God gelijk willen zijn, waarbij zij de Kennis en de Liefde van een volmaakt wezen volkomen negeren.
De natuurlijke en de geestelijke zevenvoudigheid werden uit hun verband getrokken, arrogantie bracht disharmonie, onwetendheid en imitatie brachten schijngodsdiensten, waarbinnen het waarachtig geestelijke ontbrak.
De zevenvoudigheid werd onmachtig, een achtvoudigheid werd noodgedwongen in het leven geroepen: acht zaligsprekingen, acht waarheden, de achtste inwijding, die voor de gevallen Lichtzoon de "dood" van zijn arrogantie en satanisme zou brengen.
Vandaar dat dezulken al hetgeen dat uit acht bestaat, schuwen. verdoemen of negeren.
Maar de ziel van de bewuste godenzoon weet beter.
Zij weet dat een herstel van het zevenvoudige evenwicht binnen natuur en geest uitmonden moet in een verbintenis tussen aarde en hemel, tussen gevallen licht en oorspronkelijk Licht.
De ziel, gedeeltelijk goddelijk, gedeeltelijk natuurlijk, wordt een "mercuriaans lichaam" genoemd, in de aloude alchemische taal.
Het betekent niets anders dan dat zij een "boodschapper der goden" is en dat alle demonen en gevallen goden, inclusief de wederstrevende Lichtzoon, naar zijn goddelijke boodschap zullen moeten luisteren.
Een boodschap die in-hem-zelf is, maar die slechts behoeft te worden opgewekt.
De goddelijke boodschap bevat allereerst de opdracht tot reiniging, een etherische zuivering van al de zeven gebieden, in de Lichtzoon en om hem.
De eerste Hemel moet lichtend, vol leven zijn; de tweede Hemel moet kennis of wijsheid bevatten, hem daarmede doorlichten; de derde Hemel moet de tegengestelden verenigen door een lichtende kracht, die boven deze beide is geplaatst.
De derde Hemel kent, als gevolg van zijn ontheiliging, hardheid, begrensdheid, de strijd van twee tegengestelde polen.
In werkelijkheid is de derde Hemel een paradijs, een middelend veld tussen het boven en het beneden.
De mannen plaatsten Henoch in het midden van de derde Hemel, een paradijs, onuitsprekelijk schoon. Daar kan men een volmaakte eenheid herkennen.
Daar gaat de Heer in en uit, daar leven leeuw en lam tezamen, daar spelen slang en duif en bij beide is kwaad noch angst.
Daar ontmoeten de vier elementen elkander en laten zich dragen door het vijfde: de ether.
Een Lichtzoon die zijn derde Hemel heeft herschapen, wordt zich bewust van zijn innerlijke kracht, wordt zich bewust van zijn middelende taak tussen hemel en aarde.
Hij is een waarachtige godenzoon geworden, zich verbergende in een harmonisch mens.
Hij is het boven en beneden en hij hernieuwt hun verbintenis, door middel van zichzelf.