Oosterse Astrosofiie

De vier windstreken als begeleiders van onze organische activiteit.

De astronomie vindt een basis-filosofie in het Hindoeïsme, dat tot de oorsprong van het Brahmanisme is terug te voeren, dat ongev. 1600 v.Chr. via de Indo-Europeanen India binnenkwam. 

Historici vonden overeenkomsten tussen het Brahmanisme en het Druïdisme, die beide een voortvloeisel zijn geweest van de Indo-Europeanen. 

De Kelten spraken een Indo-europese taal en waren een vrij ruw volk, dat zijn wortels in een ver verleden verborg, toen de alleroudste culturen hun kennis verbreidden. Niet zozeer de Kelten werden bekend door deze kennis, maar meer hun priesters, de Druïden, die tot in de 3-de eeuw van onze jaartelling hun takken van wetenschap over geheel de toenmalige wereld uitbreidden, waarvan nu nog vele overblijfselen getuigen. 

Één van die wetenschappen was de astronomie, die bij hen nog, net als in het oude Egypte, samenging met de astrologie, die zeer nauwgezet gebaseerd werd op de aloude geometrische rekenkunde des hemels. 

In die oer-astro-sofie ontmoetten de denkbeelden van de Egyptenaren, de Hindoes (India) en de Grieken elkander, en die later door de Druïden naar West-Europa werden gebracht. De Druïden-priesters zeiden, toen zij voet aan wal zetten in Wales, dat zij kwamen uit een "land dat door de zeeën was verzwolgen" en de overleveringen vertellen dat zij spraken over Atlantis, waar zoveel leringen hun oorsprong vinden. 

De astrologie was met de astronomie oorspronkelijk het bezit van de priesters, evenals in Egypte; het trekken van horoscopen was geen commercie, maar een zeer ernstige zaak, vooral bij toekomstige bruidsparen, die hun huwelijk door de priester lieten inzegenen. Waarschijnlijk was het oude gebruik, dat de inwijder of priester mede de verantwoordelijkheid droeg voor het welslagen van een verbintenis, de oorzaak voor het in acht nemen van strenge regels. 

De zodiak, of de ceintuur, zoals de Egyptenaren hem noemden, met zijn twaalf constellaties, werkte sterk uit op de vijf "dwalenden" of de planeten, die de zon als hun middelpunt hadden, waarbij de maan een ondergeschikte positie bezat, als medewerkster van de zon. 

Sirius was in die lang vervlogen tijden de leidende ster, waarnaar allen opzagen en waarop hun kalender en hun feesten werden gebaseerd. De horoscopische tekening is nog steeds hetzelfde als in die oude tijden, hoewel de moderne astrologen in de onderdelen wel veranderingen hebben aangebracht. 

De oude astrologie volgde echter nauwgezet de waarnemingen van de astronomen, hetgeen men nu niet meer kan zeggen. De Grieken en de Indiërs namen de kennis van de Egyptenaren over en lijfde deze in, in hun leringen, die eigenlijk op hetzelfde principe neerkwamen, alleen de namen verschilden. 

De planeten of Aditya's ("de dwalenden" volgens de Egyptenaren) stonden onder supervisie van de maan, Varuna, die als de godin der wateren werd beschouwd; de oorspronkelijk etherische gestalten van de Aditya's werden door de maan gematerialiseerd en zo ontstonden de zichtbare planeten. 

Elke planeet heeft zijn eigen karakter, maar ook zijn eigen invloed binnen de ceintuur of de zodiak, en het samenspel tussen de twaalf constellaties en een Aditya, bepaalt het karakter van een mensenkind. De oudste verhalen omtrent de planeten komen echter van de Egyptenaren, die wetenschappelijker en mathematischer waren ingesteld dan de Indiërs, en hun overleveringen omtrent de aard van de planeten reflecteren zich nog in de huidige astrologie: De zon is Ra, de grote weldoener, te vergelijken met Ptah, de Eerste; de maan is Iset; Mercurius werd Hor-Set' Aha Ptah II genoemd, en de naam Set herinnerde aan het feit dat Horus, als zoon van Osiris, Set, zijn oom en moordenaar van zijn vader Osiris, versloeg; Osiris stond weer op dank zij de genade van zijn vader Ptah; na de grote catastrofe (een intrigerend historisch gegeven in alle oude literatuur) werd de naam van Mercurius Ath-Ka-Ptah, waarvan de Grieken tenslotte Hermes en de Romeinen Mercurius maakten. 

De naam Thot (voor Hermes - Mercurius) was een fonetische schrijfwijze van de naam Atêta, de zoon van de eerste koning van de eerste farao-dynastie, die de kalender en de hiëroglyfen in zijn land invoerde. 

Vandaar dat Thot in de historie beschouwd wordt als de god van het schrift. Venus werd Hor-Hen-Nout genoemd en vertegenwoordigde de liefde, in haar hoogste graad van dienstbaarheid aan de familie en de medemens. 

Nout baarde Osiris, de "zoon Gods" (zoon van Ptah) en zij wijdde zich tot aan haar dood aan haar oudste zoon Horus. 

Later vereenzelvigden de Grieken Venus met de liefde en niet haar moeder Nout, terwijl Isis de verpersoonlijking is van de maan, in haar constellatie van de Scarabee, een vorm, die later vereenzelvigd werd met de Kreeft. 

De rode planeet Mars werd Hor-Tesch genoemd, symboliserend de moordenaar Set en verzinnebeeldt tevens de strijdende Horus in zijn gevecht met Set, de moordenaar van zijn vader, welke Horus echter tijdens het gevecht een oog uitstak met zijn lans en hem tevens een knie brak. 

Aldus is de rode planeet het symbool van een bloedende Horus, die echter als overwinnaar uit de strijd komt. 

Jupiter droeg de naam Hor-Chêta en was de voorlaatste; hij verpersonificeerde de wedergeboorte van de overlevenden, die aan de grote catastrofe waren ontsnapt en hij stond twee jaarlijkse perioden van vernieuwing toe, waarheen steeds wordt verwezen door de observeerders van de hemel, omdat deze hernieuwing een teken is van de weldaad van Ptah. 

De verst verwijderde planeet is Saturnus en deze werd Hor-Sar-Kher genoemd, en had een tegengestelde invloed als Hor-Chêta, Jupiter. 

Al deze gegevens komen uit de inscripties in Denderah en dateren dus uit vele eeuwen voor onze jaartelling. Elke goede astroloog zal in de berichten de heden aangenomen karakteristiek van de planeten herkennen. Maar ook in India werkte men met die Egyptische informaties, waardoor men kwam tot een esoterische, diepzinnige astro-sofie, die vooral de psyche, de ziel, dat "goddelijke deel", zoals de Egyptenaren zeiden, betrof. 

De Indiërs, specifiek de Hindoes, beschouwen de horoscooptekening als een wiel, het wiel van leven en dood, van geboorte en wedergeboorte, waarbinnen de zeven Aditya's (planeten) regeren, met hun ondergeschikte twaalf Aditya's (12 zodiakale constellaties). 

Zij beschikken over 36 Tattwa's, in de huidige astrologie, de decaden genoemd. Elke zodiakale Aditya was verdeeld in drie decaden, en hun tijdsduur viel uiteen in drie stadia. 

Een Tattwa (decade) was voor de Hindoe een energie-kern, die in al het levende aanwezig is, om, zoals het Hindoeïsme zegt, de eenheid te verdelen in de veelheid, d.w.z. er waren 10 dagen van kracht en na de 10-heid kwam er een verandering. De ene vorm hernieuwt zich in de andere, daar tussenin ligt de transformatie en elke verandering vindt dus plaats na de volheid van de dékan of de decade. (In het Evangelie van de Pistis Sophia, 2-de eeuw, klaagt de Sophia in haar boetezangen dat zij een ledige "dékan" is geworden). 

Ook in India, evenals nu in de goede astrologie, is de mens van de eerste decade anders dan die van de tweede of de derde decade van dezelfde constellatie. 

De zodiak werd oorspronkelijk gezien als een kosmisch chakrum of wiel, waardoor de geestelijke energie van de Bron (Ptah) in de kosmos werd uitgestort. 

De Veda's spreken over 36 energiekernen of Tattwa's in de mens. Volgens het Hindoeïsme is alles in allen, waardoor ieder mens kan zeggen: "Ahan Brahma Asmi - Ik ben Brahma." 

Hetzelfde beeld keert terug in het christendom met het "wij zijn gode gelijk", en in het Alles-in-Allen beeld uit de Tarot, de 21-ste kaart. Hetzelfde zeggen ook de Egyptenaren met hun grond uitspraak: "zo boven, zo beneden", waardoor het schepsel niet is los te denken van zijn Schepper en het weerspiegelen van de hemelse wetten in de aardse scheppingen een volkomen vanzelfsprekende overtuiging is. 

De oer-astrosofie is een leer van de oorspronkelijke eenheid, die zich verdeelt in de veelheid, een opvatting die we eveneens terugvinden in het Taoïsme. 

Deze veelheid moet echter eens terugkeren tot de eenheid. 

De oudste drie-eenheid Ptah-Nout-Osiris of Brahma-Vishnoe-Shiva zijn slechts vertolkers van een eenheid tussen geest en materie of tussen geest, ziel en lichaam. 

Merkwaardig is hier wel dat Shiva veelal wordt gezien als de vernietiger, hoewel hij kan worden vergeleken met de Egyptische Horus, de doder en ook overwinnaar van Set, in de drie-eenheid: Osiris - Isis - Horus. 

Ook de planeet Mars, de planetaire Horus dus. wordt maar al te dikwijls gezien als de vernietiger en niet als de triomfator, die zichzelf inzette om zijn vader te wreken en daardoor "bloedend" (rood) uit de strijd kwam. 

Shiva is de vernietiger, maar ook de hernieuwer. In hoeverre de mens vanuit de verdeeldheid kan terugkeren tot eenheid, is afhankelijk van zijn verhouding tot Shiva, dus tot Mars. 

Mars in zijn edele vorm: Horus of Michaël, de bezitter van de edele moed. 

Mars beschouwd als de personificatie van de energie, de levensenergie die het zwakke plantje de onvoorstelbare moed en kracht schenkt om in de lente de zwarte aardkorst te doorbreken, opdat alles zich zal hernieuwen. 

De plaats van Isis of Vishnoe in de horoscoop, of het rad van geboorte en dood, was zeer belangrijk, omdat deze de begaafdheid van de ziel, dat goddelijke deel, bepaalde en deze begaafdheid voorwaarde was voor een terugkeer tot de eenheid. Het is interessant te zien dat ook hier het vrouwelijke principe van doorslaggevende betekenis was. 

Het middelende deel is van onzegbare waarde: is dit puur, wijs, vruchtbaar? 

Ook hier ligt de nadruk dus op de tweede, de 2, het symbool van het knielende, devote figuurtje.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene