zelfbevredigend;
Avicenna - onthechting.
De Stier als zoon van Venus-Hor-Hen-Nout, dochter van Nout, bezit wel iets van zijn moeder, alleen weet hij niets meer van de tweevoudige realisatie van de Liefde, zoals die bij zijn moeder bekend was in een omvatten van de verwanten èn de medemens.
Nu wordt dat liefde-principe vereenzelvigd met zelfbevrediging, die altijd toch weer neerkomt op het verlangen "vrede-in-zichzelf" te vinden, hetgeen de Stier probeert door zekerheid te verkrijgen en deze zekerheid zou kunnen beginnen met een vriendelijkheid voor allen, d.w.z. niet tegenspartelen, noch onwelwillend zijn, maar culmineren in één grote drift voor de be-vredi-ging.
Die be-vredi-ging is altijd naar buiten gericht, het samengaan van de materie en het zelf, of van de materie en het innerlijke zelf. Het verenigen van ochtend en avond.
Avicenna typeert heel juist dat deze wel-lust moet worden opgelost door de onthechting. Een onthecht mens kan nooit meer verleid worden door de "emotionele liefde" van Venus, maar een onthechting komt niet tot stand van vandaag op morgen, want daartoe moeten er heel wat teleurstellingen worden geïncasseerd.
Venus als Hor-Hen-Nout is de zuster van Horus en zij zal hem liefderijk hebben verpleegd, toen hij gewond uit de strijd kwam, want zij is mede-lijdend en uit deze zusterlijke liefde maakten de Grieken een liefdespaar: Ares - Aphrodite, Mars - Venus. In hun aard tegengesteld, maar elkanders karakter waarderend, en dus elkander helpend en completerend, een prachtige combinatie bij mensen die een Venus - Mars aspect hebben, als ascendant en zonneteken of omgekeerd.
In de Griekse mythen is Aphrodite de vrouw van Hephaistos, de manke en flirt met Ares, zijn broer. Hier is een vermenging te zien van de astrologie van vóór de catastrofe en die van na de catastrofe. Venus draagt ook haar deel bij aan die "catastrofe", daar bij haar intrede in ons zonnestelsel geweldige aardbevingen en overstromingen haar vergezelden.
Kwam zij ons zonnestelsel binnen om Mars-Horus-Ares te verplegen, hem lief te hebben en "heel" te maken?
Een feit is, dat het Marstype heel wat kan leren van het Venustype en wel wat van de laatste zou kunnen gebruiken om een vriendelijker, deemoediger mens te worden.
TWEELING - VIYANA (Sanskriet) = kennis vergaren; Avicenna - tijd.
Mercurius als Hor-Set' Ahâ-Ptah II laat zijn onderdanen nooit rusten, hij jaagt hen op tot onderzoek, tot het meer worden dan je bent, het zich opblazen en het is daarom merkwaardig dat zijn Egyptische naam ook de naam Set bevat, als een herinnering aan de verhouding tussen Osiris en Set (tweelingbroers), waarin de jaloezie zulke verschrikkelijke gevolgen ontketende.
Set die Horus tenslotte verminkte en Ptah inspireerde tot een daad van genade door het opwekken van Osiris. Mercurius is degene die, zoals de Mazdeeën zeggen, "teruggenomen moet worden in de zon" en die door de Egyptenaren ook Ptah II wordt genoemd. In hem zie je dus drie wezens: Horus (Hor) - Set en Ptah II.
Niet voor niets spreken de alchemisten over drie Mercuriussen.
De Egyptische Mercurius bestaat uit: Horus, de wilsdrift, blind en arrogant; Set, de demonische ziel (tweelingbroeder van Osiris, zoon van de zon) die afstamt van de goden, (zoals Lucifer een tweelingbroeder van Chrestos wordt genoemd en Satan (Saturnus) een tweelingbroeder van de zon) en ten derde dat restant geestelijke lichtdeel als Ptah II, dat terug moet keren in de zon.
Niet voor niets is Mercurius de boodschapper der goden, hij is tenslotte "Ptah II" en is zich daar terdege van bewust, maar wenst eigenlijk Ptah I te zijn of Osiris, zijn lichtende wijze vader. De Tweeling weet daar alles van. Hij is een verscheurd wezen, ofwel, mannelijk-vrouwelijk, een twee-eenheid waarover in de primitieve versies kwalijk riekende overleveringen bestaan, indien zij als tweeling, twee wezens geboren worden; ofwel is er die andere tweeling, Osiris-Set, waarbij Set voortdurend Osiris naar het leven staat.
De intelligentie, instraling van Ptah, maakt Mercurius tot een geraffineerde "boodschapper", die de goden eerder van elkander scheidt dan hen vereent. De Tweeling kent een innerlijke opbraak, het heen en weer snellen tussen verering en verguizing, tussen bezieling en geestelijke totaalvernietiging, tussen optimisme en pessimisme.
Het "kennis vergaren", indien dit oppervlakkig gebeurt, brengt geen heil, slechts indien het Kennis of Gnosis vergaren wordt kan er iets goeds uit deze drieslachtige figuur voortkomen. Maar Kennis vergaren betekent hetzelfde als de inwonende Gnosis opwekken en dit is hetzelfde als zich overgeven aan Ptah I, het "ingaan in het Licht of de zon" en hiertegen verzet zich Hor-Set-Ptah II, want daarbij verliest hij zichzelf, zijn status van Ptah II.
Avicenna zet bij de Tweeling: tijd; tijd is een fictief begrip, en dat moet de Tweeling zich goed realiseren; waarschijnlijk weet hij dit instinctief, vandaar zijn haast en zijn verdeelde interessen die zelden de kern raken. Hij wil de tijd uitbuiten.
Deze tijd maakte hem tot Ptah II, maar dit is fictief, dit eindigt, doch zolang de tijd nog aan zijn zijde staat, is hij een "belangrijk" iemand waarmee rekening moet worden gehouden. Komt echter de eeuwigheid, het essentiële, het Licht, ter sprake dan verbleekt hij, dan worden Ptah I en zijn lichtende zoon Osiris, de Eerstgeborene, belangrijk.
Deze beiden zijn dus concurrenten van Mercurius - Ptah II.
De Tweeling wil dikwijls de 1-ste zijn, maar hij is de 2-de en dit slechts zolang als zijn Vader Ptah I hem daartoe de "tijd" geeft.
Het doden van Osiris, de Eerstgeborene, heeft geen zin, want Ptah I zal deze weer opwekken en zo zal het gevecht opnieuw beginnen
De Tweeling zal moeten leren dat tijd niets is, dat de uiterlijkheid niets is, maar dat alles toch draait om de essentie: Ptah I, het Licht, de Bron, en zijn Eerstgeborene, Osiris, de zoon van de Zon, van wie Mercurius een boodschapper mag zijn.
En dat moet voldoende zijn binnen de tijd.