Het getal 8, de achtste fase, het achtste Pad in de Kabbala, hebben overeenkomsten, die samenkomen in dit ene begrip: het zwaartepunt.
Wat is een zwaartepunt in de mens, wat is dit in het leven, wat is het in de spiritualiteit?
Het zwaartepunt is eveneens: de waarheid. Het gaat in werkelijkheid altijd om datgene waar omheen alles draait en dit is altijd het zwaarst wegende. Voor dit zwaarste moet al het andere wijken.
De populaire uitdrukkingen zijn ermee doorspekt.
Saturnus staat in de mechanica bekend als het zwaartepunt, degene zonder wie niets staat. Zijn metaal is het lood, het zwaarste metaal onder alle andere. In de alchemie staat en valt het hele goudproces met het lood: in de alchemie spreekt men eveneens over het minste, dat het meeste moet worden.
Saturnus staat ook voor "stof" en daar stof als kenmerk "aantrekking" heeft, heeft alles wat met Saturnus te maken heeft het vermogen om alles aan te trekken en terug te brengen tot de kleinst mogelijke afmetingen, zelfs tot een punt. Deze wordt gebundelde kracht.
De zon is het middelpunt van waaruit alle stralen divergeren, Saturnus is het punt van waaruit alle stralen convergeren en zo zijn beide elkanders tegendelen en vullen elkander dus aan.
Het menselijke ego kan een veelheid en een verscheidenheid van indrukken terugbrengen tot een eenheid, hetgeen een convergerende activiteit, dus duidelijk een saturnale werking is. Van oudsher wordt Saturnus vergeleken met Satan, zoals het ego in vele esoterische en ook wel in kerkelijke kringen satanisch wordt genoemd. Waarom?
Omdat het convergeert, alle abstractie omzet in vorm en deze weer tot een eenheid, het zwaartepunt, concretiseert.
Saturnus werkt verzwarend; mensen met een sterke saturnale invloed in hun horoscoop kunnen zwaarmoedig zijn, van muggen een olifant maken, ofwel alles willen omzetten in materie; moeizaam hun weg zoekend, doordat alles eerst verstoffelijkt moet worden. Zij zullen nooit lichtvoetig zijn.
Het getal 8 heeft dezelfde kenmerken. De acht-mensen houden van realiteit, van waarheid, van directheid en geven niets om mooie frasen. De slechte faam, die het getal acht door alle eeuwen en door alle legenden heeft gekregen, heeft ook hiermee te maken: het is de verstoffelijking en het verzwaren van hetgeen licht is.
Het is aards, aantrekkingskracht, het laagste begrip in de esoterie en in de spiritualiteit. Als eerste uitdrukking van Saturnus en van het ego is er het instinkt van zelfbehoud, een aanleg die in elk stoffelijk wezen aanwezig is, maar die lijnrecht staat tegenover esoterische begrippen, die het tegendeel onderwijzen: nl. het opgeven van het ego.
Een onmogelijke opgave! Een zinsbegoocheling, zelfs in de alchemie, waar men het ego zijn eigen rol toebedeelt als het saturnale, dat zich moet omzetten. Daar onderwijst men de omzetting, de transmutatie en niet de transfiguratie, hoewel de laatste een vervolg is van de eerste. Na transmutatie komt transfiguratie, zonder de eerste is de laatste onmogelijk en helaas wordt dat dikwijls vergeten, waarbij eveneens over het hoofd wordt gezien, dat er noch in de geest noch in de natuur sprongsgewijze ontwikkelingen zijn, maar altijd procesmatige.
Zonder spiegel waarin ik mijzelf zie, ben ik er niet, zegt de psychologie, wat je direct van toepassing kunt brengen op Saturnus en op de acht. Het ego moet weerspiegeling hebben om zichzelf te herkennen en te onderwijzen.
Zegt de mens niet: "Ik moet een klankbord hebben, dan gaat het mij goed?" Het ego vindt zijn klankbord in het lichaam, dat zichzelf weerspiegelen kan in de spiegel. De stabiliteit van dit ego wordt geprojecteerd in het lichaam, waarvan wordt verondersteld dat het onveranderlijk blijft, slechts na de dood zal het veranderen.
Vermeldingswaard is hier, dat het enige lichamelijke deel dat aan deze wet ontsnapt de rechterhersenhelft is, de helft waarmee de mens het abstracte, zoals muziek, zoals spiritualiteit, kan begrijpen. Deze hersenhelft ondergaat doorlopend veranderingen onder invloed van indrukken en leringen of ervaringen.
Wat ook verandert, als een weerspiegeling hiervan, is de blik van de ogen. De ogen zijn waarlijk spiegels, zij weerkaatsen hetgeen de mens is, inclusief de inhoud van zijn rechterhersenhelft. Het oog zelf, als de spiegel, verandert niet, maar de weerspiegelde beeltenis is aan verandering onderhevig.
Als Saturnus de "wachter op de drempel" wordt genoemd, de bewaker van de poort tussen leven en dood, dan vind je dit terug in de psychologisch-astrologische kenmerken van Saturnus: het is de angst, vooral de doodsangst.
Doodsangst omdat Saturnus de verandering, die afgedwongen wordt door het sterven, vreest. Saturnale mensen verdragen veranderingen moeilijk, mits zij zich kunnen vastgrijpen aan een onveranderlijk zwaartepunt.
Zowel in de alchemie als in de esoterie spreekt men onophoudelijk over veranderen, wedergeboorte, transfiguratie, enz.; het zijn klanken die Saturnus vreest.
Vandaar waarschijnlijk ook het mysterie, dat rond het getal 8 ligt, het getal dat op zichzelf een twee-eenheid vormt, het beneden dat zich weerspiegelt in het boven en omgekeerd, de essentie van het universum.
Het kruispunt kun je vergelijken met de blik van de ogen, waarin het buikbewustzijn en het hogere bewustzijn samenkomen en na een kruisen van de degens naar buiten wordt geprojecteerd. De strijd wordt weerkaatst en het verlies of de overwinning daarna.
Als de oude taal zegt dat het oog "de spiegel der ziel" is, dan is dat veel waarheidsgetrouwer dan men vermoedt, omdat het lijden of de overwinning of het verlies van de ziel zich duidelijk in het oog aftekent. Niet voor niets leert de fysionomie dat het oog de ware mens verraadt: een ledige blik is een ledig mens.
Een bejaard mens met een ledige blik is een onervaren, een ongerijpt mens, niettegenstaande zijn leven wellicht aangrijpende gebeurtenissen heeft laten zien. Ervaring, die niet in de blik is opgetekend, is niet ingegrift, dus voor de ziel waardeloos.
Het is interessant hoe de psychologie, in de goede betekenis van het woord, hier weer direct naast de alchemie staat: alle angst is in de grond doodsangst, d.w.z. de angst van het ego om zich van de vorm, die hem het ego doet zijn, los te rukken.
Iedereen bezit deze angst, elk dier kent deze, elke plant, zelfs het mineraal en de sterren. Het worden tot een witte dwerg, een uitgedoofde ster, een zwart gat, waarin de materie wordt samengeperst tot een bouillonblokje en een onbeschrijflijke aantrekkingskracht uitoefent op zijn omgeving, is duidelijk saturnaaI.
Het saturnale oefent angst uit op zijn omgeving. Saturnus, als man met de zeis, is altijd een bedreiging op de achtergrond geweest. Saturnus bezit dus diep in zijn wezen angst; een angstig schepsel probeert zich zo klein mogelijk te maken. Deze angst heeft direct te maken met opgeven of overgave, omdat hiervoor de vorm moet worden losgelaten.
Steenbokmensen bezitten angst om hun "rots" los te laten, om de sprong naar een nieuwe rots, het onbekende, te proberen. Daarbij moeten zij altijd over een afgrond heen, de diepte, dat wat trekt. Het is pure zelfoverwinning, die zij hier moeten tentoonspreiden.
Het is eveneens de regel die onderwezen wordt bij de acht-mens: indien deze zichzelf overwint is hij de grootste overwinnaar onder allen. In de alchemie heet het: als het lood zich overgeeft aan het proces, is het welslagen reeds aanwezig.
In de achtste fase, of op het achtste Pad, of als acht-mens is het deze zelfoverwinning, deze strijd met de vorm, die wordt aangebonden. De vorm is de realiteit. De vorm is echter tijdelijk en vooral misleidend, indien naar de geest wordt gezocht. Misleiding is daarom één van de slechte eigenschappen van Saturnus, een onbewuste, instinctieve, ingeschapen misleiding, terwille van het zelfbehoud.
De vergelijking met de Jordaan, als kruispunt van de 8, is daarom zo mooi, omdat in die Jordaan voor het eigen behoud kan worden gevochten: verdrinken, teruggaan, of de andere oever bereiken. In de achtste fase is er altijd sprake van een soort gevecht, ook de acht-mens kent dit. In hem leeft eveneens het minderwaardigheidsgevoel, dat je altijd in de alchemische beschrijving van Saturnus tegenkomt: het onbelangrijke, zware, goedkope, onaanzienlijk lood.
Het is de beschrijving van het ego, onwaardig vergeleken bij de geest, het goud, maar wel noodzakelijk om het te vervaardigen.
Angst, de saturnale emotie, verwijdert gas en vocht, bloed en water, er ontstaat dus een verdroging. Het is een soort imitatie-alchemisch proces. Niet voor niets is Saturnus de poortwachter: een ervaren, door de omstandigheden en de angsten rijp geworden mens is stabiel, blijft onder alle omstandigheden staan. Daarom kan hij poortwachter zijn, hij is trouw.
De oerdeugd van Saturnus is: standvastigheid, trouw. Zelfs de steen die bij Saturnus hoort, de agaat, toont dit: geen steen wordt veelvuldiger en gemakkelijker gekleurd dan hij, hij toont dan allerlei kleurschakeringen en vormen, doch hij blijft trouw aan zichzelf, een agaat. Hij is het schoonste als hij spiegelt, dus gepolijst wordt of het licht er door kan spelen, hetgeen pas mogelijk is als hij gebroken wordt. Hij moet breken of gezaagd worden om zijn schoonheid werkelijk bloot te leggen.
Is er een schonere symboliek, hoewel ook realiteit, denkbaar?
Wie kan hierna nog twijfelen aan de Egyptische opvatting, dat de agaat bij Saturnus hoort, de zo gewone steen, die nooit kostbaar is, die zo veelvuldig in de aarde wordt gevonden?
Het zwaartepunt, als Saturnus, is zeer belangrijk voor de materie, het is de essentie waarin alle krachtlijnen van een massa samenkomen. Het saturnale in de mens trekt hem naar de aarde en dus noemt men dit "kwaad", satanisch, en moet het gebroken worden.
Dat gaat niet zo gemakkelijk. Hoe kan men het wezen zelf verraden of breken?
Vandaar dat men in diverse esoterische, occulte of zelfs in kerkelijke kringen te doen krijgt met neurotische aanhangers: hun Saturnus wordt gebroken, geteisterd, verziekt, maar niet "veranderd" zoals het in de alchemie wordt beschreven.
Saturnus vecht voor zijn waarheid, zijn realiteit. Saturnus geeft niet op, maar vecht werkelijk tot de dood erop volgt.
Het achtste teken van de zodiak is de Schorpioen, een beest dat zich liever doodvecht dan op te geven. En als het niet vanzelf gaat gooit het de angel in zichzelf, de verandering door het sterven vindt plaats.
Die verandering is eveneens bekend in de astrologie: de lage Scorpio en de edele Scorpio, die de adelaar wordt. De edelsteen die bij Scorpio behoort toont dit ook: de toermalijn, van schörl tot een kristallen, helder doorschijnende, violette, kostbare steen, een zeldzaam kristal. Een kristal dat het licht violet doorlaat, de kleur van de hoogste wijsheid.
Bij de zwaartekracht hoort vallen. Alles valt naar beneden, onontkoombaar aangetrokken door de zwaartekracht. Deze zelfde zwaartekracht vind je in een Saturnus-mens, doordat hij zich alles aantrekt, waardoor hijzelf wel eens kan "vallen": hij wordt depressief, alle andere krachten zijn uit hem weggetrokken, het water (Maan), het vuur (Mars), de spirituele ether (Jupiter), de inspiratie of het kwikzilver (Mercurius), de geest (Zon), de liefde tot zichzelf, tot anderen en tot de geest (Venus) en zo blijft er niets anders over dan Saturnus in zijn lichtloze vorm, de minderwaardige, de Satan, degene die alles verandert in duisternis en die eigenlijk niets anders is dan één brok angst.
Saturnus op zijn slechtst is dogmatiek, nooit verandering aanbrengen, een diep gewortelde angst voor vernieuwing, geen enkele belangstelling voor ingrijpende spiritualiteit, blijven staan bij de eigen kleine, tastbare waarheid. Op zijn best is hij de realisatie-beweging, het zoeken naar de kern, het zwaartepunt, de waarheid, de echtheid, de bron van alle vormen, dus de oorsprong van het zijn. Hij is degene die zekerheid wil.
In de achtste fase komt elke theoreticus in aanraking met zijn zwaartepunt, het resultaat van zijn keuze. Het is eigenlijk een completering van de zesde fase, de keuze, beheerst door het getal 6, een half afgetekende 8, waaraan dus een 0, de bovenste ontbreekt, hoewel hij in aanzet aanwezig is.
Je kunt dus zeggen dat in de achtste fase die bovenste nul verder wordt doorgetrokken. En dit betekent verandering, een verandering doordat twee sferen met elkander in aanraking komen en zo door wisselwerking of door ademhaling op elkander inwerken.
Saturnus moet, of hij wil of niet, aan dat proces deelnemen.
Daarom is de acht een cijfer van strijd, een weerstrevende Saturnus, een beangste, vormgebonden mens wordt aan een proces blootgesteld. Het niet-willen brengt hier zulke intense consequenties mede dat deze tot in lichaam en ziel worden doorvoeld.
Dit is het reële gevaar van de achtste fase. Het is de waarheid waartegen alle ouden waarschuwden en waarom er werd gezegd, dat "slechts de wijzen het getal acht doorschouwen". Langs of dóór Saturnus heen gaat men de hemel binnen en de poort opent zich pas op een wachtwoord.
De alchemisten beseften dit goed, ook het Scheikundig Huwelijk van C.R.C. toont het duidelijk. De achtste fase beslist of men blijvend naar beneden wordt getrokken of dat men verandert in een hemels creatuur: de adelaar.
De adelaar was de bijnaam van Johannes, degene die soms wordt gezien als grondlegger van de waarachtige "Religio van De Liefde". Een Religio van de toekomst, van de Aquariusera, die we nu nog niet beleven, maar in wiens geboorteweeën we ons bevinden. De geboorteweeën, door Saturnus gesymboliseerd, de heerser van Aquarius, maar die moeten uitmonden in Uranus, de Oervader van alle Zijn, die aan een totale vernieuwing gestalte geeft.
Deze Oeranos zal niet meer worden ontmand door Saturnus en deze Saturnus zal zijn kinderen niet meer opvreten of worden vermoord door de bedrieglijke Jupiter. De Griekse mythen vinden hun analogie in de samenleving, en in de individuele mens.
Na Oeranos verschijnt dan Neptunus, de vertegenwoordiger van de harmonische drie-eenheid, waardoor de mensheid gelukkig zal worden. Nog is die tijd niet aangebroken, maar zij komt en dan zullen de "vissen" weer opnieuw in de Oceaan van Ea, die uit louter reine wateren bestaat, zwemmen.