Daar Saturnus en de acht gaven de geschiedenis, de legenden en mythen ingaan als slechte, dan wel moeilijke gegevenheden, is het toch wel merkwaardig dat er acht gaven bekend zijn, die stuk voor stuk slechts bij een wijze mens zouden passen.
Nu blijkt inderdaad, dat de onwetenden zowel Saturnus als de acht niet doorzien en dat de oude wijzen de acht kenden, die bij dit mystieke getal hoorden.
Hetzelfde zie je in de profane astrologie: Noch het achtste teken Scorpio, noch Saturnus worden naar juiste waarde geschat. Men mist de blik van de wijze. De acht gaven behoren bij de omgewende of omgezette Saturnus, die zijn aantrekkingskracht aangewend heeft tot een zelfinwijding.
De stof of de substantie, de aarde, is ontvankelijk; vandaar dat men aarde-mensen egocentrisch noemt, zij doen aan instinctieve zelfhandhaving en hebben grote moeite met een zichzelf wegcijferen. Niettemin wordt van hen een offerande, het opgaan in het andere, gevraagd.
Alle aarde-tekens in de astrologie hebben hiermede moeite, hoewel zij vaak een karikatuur van het ware laten zien. Het ikloze is hun opdracht. Hun gevoel van minderwaardigheid, als een imitatie van het ikloze, moet worden overwonnen.
Hun vasthoudendheid, elk op de eigen manier: Taurus in materiële zekerheid; Virgo in de kleinzieligheid van het gevormde en Capricornus in de angst voor het loslaten, moet worden omgezet in het divergeren, in tegenstelling tot het convergeren. Het is dus oplossen inplaats van coaguleren,
Zoiets vraagt tijd en inzicht en wijsheid. Vandaar dat Saturnus altijd als een oude grijsaard wordt uitgebeeld of Vader Tijd wordt genoemd: zijn verandering kost tijd en hij vindt zijn verlossing in het tijdloze.
Bovendien is tijd een relatief begrip.
Saturnus is doorlopend in strijd met de eigen relativiteit. Zijn tijd is beperkt. Alles wat saturnaal aan ons is, is beperkt, gedoemd eens onder te gaan. Saturnus verandert op de grens van leven en dood. Dit is zowel stoffelijk als geestelijk te verstaan. Dood staat voor een totale verandering.
Het is het mooiste dat iedereen de poortwachter moet passeren, maar dat juist de aarde-typen het hiermede het moeilijkste hebben, of degenen die een "achter" of een saturnaal type worden genoemd. In hen is de concretie, de waarheid, de eerlijkheid, de stof intens belangrijk. Zij vechten allen tegen de schijn, hebben moeite met de stof, vechten tegen hun eigen aantrekkingskracht of hun instinctieve overgave, kortom, de aardse of saturnale eigenschappen kunnen, in ieder geval in de spirituele typen, een beletsel vormen zolang deze niet inzien dat zij juist van hen gebruik moeten maken.
In alle andere typen moet eveneens een zwaartepunt worden gelegd, doch die realiseren dit op een totaal andere wijze dan zij die dit zwaartepunt reeds kennen, daar het soms als een stuk lood aan hun voeten bevestigd is. Het zijn degenen die het gevoel hebben geholpen, verlost of geïnspireerd te moeten worden, in tegenstelling tot de vuurtekens die elke afhankelijkheid verafschuwen.
Je ziet het duidelijk in de aarde-typen. Zij zijn allen gevoelig voor een samengaan, een autoriteit, vriend(in), familie, uitwisseling. Het is veelal hun redding. Of, als zij onwijs zijn, hun val, indien zij er hun zwaartepunt in verleggen.
Zij menen dat alles van buiten komt, omdat ze, onbewust, hun "zelf" te minderwaardig of te incompetent vinden. Zelden geloven ze in eigen kracht, in de waardigheid of de nuttigheid van het "zelf". Dit is vooral te bemerken in de uitgesproken saturnale typen en in de acht-mensen. Als zij al scheppend werkzaam zijn is het onder invloed van buitenaf, zij moeten gekneed, bezield worden, zoals de beeldhouwer zijn klei kneedt en bezielt en in zijn schepping zijn ziel weerspiegelt.
De gaven beginnen met een alomvattend gegeven: de spiritualiteit als eerste gave.
Spiritualiteit is de verwoording van verandering, geest, loslaten. Het bewijst dat de acht gaven zich baseren op de feitelijke verandering, zonder welke de gaven niet bezeten kunnen worden.
Spiritualiteit is een platgetrapt begrip, daar velen, die totaal niets van de alchemische verandering verstaan zich al spiritueel noemen. Het is genoeg om te weten dat spiritualiteit voor elk van de verschillende elementen een andere klank bezit: Vuur ziet het als licht, kracht, energie, goddelijke energie, wat de vuurtypen daar dan ook onder verstaan. Lucht ziet het als een aanraking, een plotselinge bezieling, een ingeving, een goddelijke gedachte. Water ziet het als een emotionele extase, een heerlijk gevoel, een bewogenheid, die doet zweven. Maar de aarde ziet het als een realiteit, iets dat je kunt grijpen, een vormverandering, dus werkelijk als transfiguratie, waarin hij niet geloven wil en die hij probeert weg te drukken.
Saturnus wéét dat hij tijdelijk is, dus dat er een vormverandering moet plaatsvinden. Dat is voor hem spiritualiteit. En deze spiritualiteit is voor hem een enorm moeilijke opgave, maar overwint hij zichzelf dan zal hij het goddelijke weerspiegelen. Het is de wedergeboorte die men in het achtste teken "Scorpio" herkent en als "sprong over de afgrond" in Capricornus, en als het "bezit, het zelfgeschapene of de vorm loslaten in Taurus" en als de "opperste reinheid", dus de kristallijne weerspiegeling in Virgo.
Opperste reinheid is een uitvloeisel van spiritualiteit, vandaar dat het als de tweede gave genoemd wordt. Het materialisme, zo kenmerkend voor de aarde-tekens, kan zich op vele manieren uitdrukken en is zeker niet slechts minderwaardig of een uitvloeisel van het kwade, zoals de inzichtlozen beweren.
De materie is het middel waardoor een herstel, een herschepping mogelijk wordt, een andere methode is er niet.
Daarom zal er tegenover de materie dankbaarheid moeten staan, een eigenschap die je kunt terugvinden bij de aarde-tekens. Zij maken dankbaar gebruik van de hun toegemeten materie, in welke vorm dan ook, om zichzelf te handhaven, te verrijken of te veranderen. Bij hen allemaal is die deugd van Saturnus geliefd: zoeken naar het waarachtige, het ware, het echte, het gerechte, de waarheid.
Alle acht gaven zijn een duidelijke tegenstelling van wat we als aards en stoffelijk verstaan, zoals de tweede toont: de reinheid. Noch de aarde of de stof, noch Saturnus vinden we rein, integendeel. Indien de aarde rein zou moeten worden zouden we haar wel totaal onder handen moeten nemen en veranderen.
Het vuur reinigt, het water reinigt, de lucht kan, tot op zekere hoogte, reinigen, maar de aarde niet. In noodgeval schuurt men zich met aarde, het is een zich behelpen.
Reinheid, als één van de acht saturnale gaven, is dus eigenlijk een provocatie, zoals reinheid het Scorpio-type provoceert. Deze reinheid is nl. niet iets dat je door wassen kunt verkrijgen, want het is een essentiële eigenschap van de verandering. Reine gedachten, reine gevoelens, reine handelingen, rein hoofd, rein hart, reine buik (bekken).
Een absoluut onbekend begrip voor de aardse mens, voor alle aardse wezens. Reinheid is doorzichtig, een totaal kristallijne weerspiegeling. In esoterische kringen noemt men de sfeer van Saturnus: de kristallijne sfeer, een verwijzen naar het diepe mysterie dat in hem schuilt.
Het kristal is de hoogste vorm van de edelsteen, die in de aarde wordt gevonden. De agaat met het kristallijne hart is de hoogste, of meest spirituele agaatvorm. Het centrum, dat het zwaartepunt zou moeten zijn, is tot kristal gestold, heeft een licht weerkaatsende vorm aangenomen, de weerspiegeling, die Saturnus zo begeert. Alle saturnale typen, en ook de geprononceerde aarde-typen, vinden hun levensgeluk slechts in de lichtweerspiegeling, niet in de zelfreflectie.
Zodra zulk een lichtreflectie in hoofd, hart en buik een feit is, is er sprake van reinheid. Het handelen wordt dan vanzelf rein.
Ook de derde gave is een uitvloeisel van de spiritualiteit: macht, vanzelfsprekende, uitstralende, geestelijke macht, die niet door geld of manipulaties kan worden gekocht.
Wat men koopt of slinks verwerft is altijd een vorm van overheersing door angst.
In de goede betekenis is geestelijke macht echter niet iets om bang voor te zijn, al lijkt het soms wel zo als je de magiërs ziet, die via hun verworven capaciteiten macht over anderen willen verkrijgen, uitsluitend om hen ondergeschikt, afhankelijk te maken of te vernederen. De onwetende, die wordt vernederd, is beangst. Een wijze met geestelijke macht schenkt vrede, hulp, stralende verheffing.
Hier is nl. de omgezette eigenschap van Saturnus, de convergerende, geworden tot een divergerende, een gespiritualiseerde zonne-gave. De Zon divergeert, maar doet dit, als hij de spiritualiteit nog niet kent, een zichzelf verheerlijkende wijze, hetgeen in wezen ook egocentrisch is.
Het is een Saturnale egocentriciteit op zonne-manier uitgedragen. De Zon, als de centrale ster voor de planeet aarde ontkomt niet aan diens invloed. In de acht gaven is de macht een uitstralende kracht, zoals hij beschreven wordt in de oerdeugd van "de innerlijke adeldom".
Het kristallijnen hart van de saturnale agaat is uitstralend, en tevens, via die uitstraling aantrekkend, twee in één, positief en negatief, zoals het in een volkomenheid behoort te zijn.
Geestelijke macht is een zegen. Hier zijn de oude uitspraken van toepassing, waarbij men zegt dat het ego moet plaatsmaken voor de ziel, en al die beschrijvingen waarin het ziele-atoom, als atoom van een hemelse sfeer, moet uitstralen via het voorhoofdsoog en zijn stralenkrans moet leggen om het hoofd.
Hart en hoofd nemen hier de plaats van het bekken in, dat in deze opvatting totaal niet wordt genoemd, als zijnde de bakerplaats van het ego. Het ego is opgegaan in de ziel. We zouden kunnen zeggen: de aardemens stond zijn plaats af aan de hemelmens.
Het innerlijke oog, als de pinealis, de lichtgevoelige, de spiegel van het voorhoofdsoog, waarin of het ego of de ziel zetelt, is alziende. De pinealis weerkaatst zichzelf niet, hij weerkaatst licht. Elke occulte groep, elke magiër, elke geschoolde goeroe is op de hoogte van de belangrijkheid van voorhoofdsoog en pinealis, al worden beide nogal eens verwisseld door pseudo-magiërs.
Maar De macht hangt samen met de werking van beide.
De eerste gave, spiritualiteit, en de tweede gave, reinheid, schenken zowel voorhoofdsoog als pinealis, de kruin, hun glans, waardoor er geestelijke macht uitstraalt, maar daarnaast is ook de thymus achter het borstbeen van belang, omdat het sternum een weerglans te zien geeft van wat zich in het ziele-atoom afspeelt.
Niet voor niets bemerkt de thymus de trillingen van goed en kwaad, en de zegenende dan wel fatale invloed van elke vorm. De thymus, achter ons sternum, is echter afhankelijk van de staat van het ego en al de organen.
De ziel is gebonden zolang de vorm haar overheerst en zij beweegt zich dus beperkt, reageert dus ook beperkt. Die beperkte reactie is te controleren via de thymus.
Niet voor niets is het woord "thymus" afgeleid van thymosophus: de intuïtief wijze. Een wijsheid die spontaan, op ziele-basis, is ontstaan. Hoe selectiever deze "thymosophus" reageert des te intensiever is het ego (Saturnus) met zijn verandering of omzetting bezig.
Is de eerste gave: spiritualiteit, een duidelijk bezit geworden, dan straalt het sternum een gouden gloed uit, de gloed van een "gouden" adellijk hart. Deze macht heerst door De liefde. Hij staat boven goed en kwaad, kent hun oorsprong en is aldus noch voor het ene, noch voor het andere bevreesd.
De thymosophus kent de bron. De bron doorgronden is een gespiritualiseerde saturnale gave, daar de strevende Saturnus altijd op zoek is naar de bron, het zwaartepunt, datgene waar de kern van alle dingen ligt.
Vanzelfsprekend vloeit de vierde gave uit de vorige voort: de overwinning.
Wat heet overwinning? Zelfoverwinning is de hoogste overwinning, die te verkrijgen is, zeggen de wijzen en alle oude leringen. Wel, juist deze overwinning is behaald.
Voor Saturnus was dit de eerste en dringendste opgave, iets dat zijn diepste zelf raakt. Iets dat de andere elementen totaal anders opvatten en waaraan ze niet zo zwaar tillen. Vooral omdat in Saturnus degelijkheid, vorm, ordelijkheid, dienst, bevattelijkheid en gehoorzaamheid zo sterk aanwezig zijn, is zelfoverwinning moeilijk, daar hij zich aan het procesmatige houdt en procesmatigheid is een kwestie van tijd en duurzaamheid. In de aarde-mensen gaat alles langzaam maar zeker, zoals in de natuur alles procesmatig verloopt en sprongsgewijze veranderingen onbekend zijn.
De overwinning is een gevolg van macht. Zelfoverwinning bestaat slechts uit macht. En macht is zelfoverwinning.
In de Tarotkaarten is de zeventiende kaart, als verhoging van de acht, "De Sterren of de Verlossing". Overwinning is hier Verlossing, de verlossing van het ego en alles wat daarmee samenhangt, het losmaken als hoogste aanzicht.
Dan is er geen afhankelijkheid van invloeden meer, geen angst, geen gebondenheid aan langzame processen of aan de tijd, al die typisch saturnale remmingen vallen weg, belemmeringen die dus ook door elk aards schepsel worden gekend.
De overwinning loopt uit in de vijfde gave: de Verbeelding, een gave die een saturnaaI mens vrijwel onbekend is, omdat de Verbeelding los is van de vorm, die hij zo angstvallig vasthoudt.
De Verbeelding beweegt zich in een onaardse sfeer, in de ether, in het onaardse lichaam van de aarde, in haar aura. De Verbeelding regeert de vorm, zoals ziekte en gezondheid sterk onder invloed staan van de verbeelding.
De Verbeelding is een gave van de lucht, maar ook van het vuur, zodra de beeltenissen lichtend worden.
In deze vijfde gave maakt Saturnus contact met de edelste eigenschappen van de andere elementen en beheerst deze: Saturnus is op weg naar zijn totale onaardsheid, op weg naar het antimonium: een element dat na het goud komt en alchemisch wordt beschouwd als het Panacee, een overgang tussen vaste stof en gas.
In deze acht gaven herkennen we dus een alchemische voortzetting, van goud, de spiritualiteit, naar antimonium, het ongrijpbare, het Panacee van Paracelsus.
De Verbeelding is hier een bron voor inspiratie, voor doorlopende bezieling, het geestelijke opladen.
Het is altijd een discussiepunt onder esoterici en voor geestelijke leiders, in hoeverre zij bijgeladen kunnen worden zonder te teren op andermans geestelijke voortbrengselen. Leiders die zich niet baseren op het verleden of op andermans vruchten, zijn zeldzaam. Dit is duidelijk aards.
Alles wat geweest is komt terug. Deze vijfde gave maakt de bezitter daar los van. Beelden, die iemands geestelijke macht onderstrepen, die dus als goddelijke beeltenissen de aanschouwer opladen, waardoor deze onophoudelijk kan blijven uitdelen, zijn uniek.
Het grijpen, interpreteren en doorgeven van de beelden is mede een taak van de pinealis, het alziend oog. Het geeft datgene wéér wat het in de hemelse sferen waarneemt. Hier kan "Saturnus" dus door de poort heenzien. Dit is de wijze wachter, die bewaakt hetgeen heilig is. Hij zal het heilige dan ook nooit profaneren, noch ten eigen bate aanwenden.
Iemand die zulk een heiligende verbeelding kent is een gezegend, maar ook een geroepen mens, geroepen tot Poortwachter en tenslotte geroepen tot de voleinding in de Thuiskomst.
Iedereen kan het Scheikundig Huwelijk van C.R.C. daarop naslaan. Het zijn de oude alchemisten die dit geheim kenden, het geheim van de 8.
De zesde gave is de Volkomenheid. Volkomenheid is iets waarin de mens nauwelijks kan geloven, omdat hij mens is en dus onvolkomen. Niettemin is de term een bekende klank in allerlei occulte en esoterische kringen en roept hij herinneringen op aan de middeleeuwen, de tijd waarin de Kathaarse sekte geleid werd door de Parfaits, de Volkomenen, die door hun wijsheid en houding de eerbied van het volk afdwongen.
Volkomenheid is slechts bij God mogelijk, zegt men over 't algemeen, want zelfs de natuur is niet volkomen, zij kan vergissingen begaan. Als hier de Volkomenheid als één van de acht gaven wordt genoemd, dan wordt eigenlijk de natuur buitengesloten, dus de nadruk wordt gelegd op de overheersing van het goddelijke, dat alle onvolkomenheden in die natuur zal kunnen uitvlakken.
Het bovenste deel van de 8 is dus belangrijker dan het onderste en dan denk je onwillekeurig aan de 9; de mens van de 9 of van de negende fase is de heremiet, zoals die beschreven wordt in het boek: De Adem van de Gnosis (Uitgave Ercee). De volkomenheid behoort bij de 9, die altijd, als cijfer en als menselijke persoon, individueel blijft, onveranderlijk dezelfde.
Zo kom je dan vanzelfsprekend bij de volgende gave: Leiderschap. Het leiden is méér de 9 dan de 8, het is de overwinning van de acht, die als doorgangsfase geldt, een speurtocht naar de waarheid.
Het leiderschap, dat onder menselijke schepselen automatisch tot stand komt, indien er veel serotonine in het organisme aanwezig is, betekent hier natuurlijk, evenals de overwinning, een vanzelfsprekendheid van de innerlijke adeldom "die geen krans behoeft", zoals het goud geen aanbeveling behoeft, het goud waarvan de glans bescheiden, maar onvoorstelbaar aantrekkelijk is.
Het leiderschap behoort bij de volmaakte, niet bij iemand anders. In de tijd van de priester-koning gingen natuur en spiritualiteit harmonisch samen, waardoor er een tweezijdig leiderschap ontstond, dat later nooit door enige imitatie kon worden nagebootst. Sinds het scheiden van koning en priester is de wereld een andere fase binnengegaan, een decadentie begon, die vooral tot uitdrukking kwam in de ontluistering van het goud, het materiële zowel als het geestelijke goud. Met deze ontluistering werd ook de mens zelf ontluisterd. Vandaar dat de begrippen volkomenheid en leiderschap een vage, dan wel een onsympathieke klank hebben gekregen.
Men respecteert de leiders niet meer, men vreest hen.
Leiders respecteren hun volgelingen of de afhankelijken niet meer, zij gebruiken hen. De eenheid van het goud en het zilver, als positief en negatief, als individualisme en afhankelijkheid, zijn elkander gaan verafschuwen.
De waarheid werd verduisterd, de oerherinneringen verwaaiden in de storm, die sinds de oudste tijden over de wereld raast en nog niet schijnt te zijn uitgewoed. De tradities, als de wortels van de kennis der volkeren, werden veracht en vertrapt, hoewel hierin enige kentering is te bespeuren.
Hoe zal een volk of een mens zonder wortels kunnen leven?
Juist Saturnus, (merkwaardigerwijze is in deze eeuw duidelijk een gevecht tussen Saturnus en Uranus voelbaar) zoekt naar de wortels om zich te wortelen in een veilige aarde. Aan de ene kant zoekt de moderne mens de losgeslagenheid, aan de andere kant zoekt hij de terugkeer naar de oude kennis, zo speurend naar de verloren gegane waarheid.
Een wijze Saturnus is niet losgeslagen, maar bevrijdt zich van zichzelf door middel van de overwinning van de angst. De angst waart momenteel overal rond en geeft de therapeuten volop arbeid.
Alleen zij, die onvoorbereid losgeslagen worden voelen vrees. De omstandigheden lijken in te grijpen, daar waar de mens aarzelt, zoals in het verleden meerdere malen is gebeurd.
Maar het Leiderschap, als één van de gaven van de wijze Saturnus, ontbreekt. Er zijn geen wijze leiders meer, slechts wijs wordende ondergeschikten, die wel eens, volkomen verrassend, voor een plotseling leiderschap kunnen zorgen.
Na het Leiderschap komt de achtste gave: de Gelukzaligheid, een ouderwets woord, niettemin omgeven door een aureool van heiligheid.
Gelukzalig zijn is: diepe innerlijke vrede hebben en te beseffen dat deze blijvend is. Het is hetzelfde als met de vanzelfsprekende rijkdom die iemand bezit: de bezitter verwondert zich er niet over, slechts de onwetenden vergapen zich eraan. Gelukzaligheid is een staat van opperste onaardsheid, die niemand kan omschrijven, hoogstens kan iemand vermoeden hoe het zou kunnen zijn, indien hij zijn herinneringen kan baseren op de geestelijke extase, het Satori.
Maar zoals de Zen-wijzen zeggen: zodra Satori onder woorden wordt gebracht is het geen Satori meer. Hetzelfde geldt voor de gelukzaligheid. Men kan deze niet vangen in aardse omschrijvingen of begrenzingen. Alles wat saturnaal is, is begrensd en de gelukzaligheid is daaraan ontsnapt.
Gelukzalig de mens, die het geheim van deze intense belevenis voor zichzelf kan bewaren, zonder hieraan ten gronde te gaan.
Hij, die weet zwijgt.