De hoogmoedige mens is altijd actief, hij is doorlopend bezig om zichzelf door te zetten, zijn denken en zijn gevoelen houden zich voortdurend bezig met ego-dienende projecten.
Veel, zelfstandig zoekende mensen zijn hoogmoedig, zij worden aangezet door een innerlijke drijfveer. De hoogmoedige mens loopt steeds langs de grens van zijn kunnen; hij is grensbewoner, die, zodra hij zijn zelfopgerichte muur zou afbreken, onmiddellijk het Land der Vrijheid zou kunnen binnengaan, omdat hij zeer positieve gaven bezit.
Anders is het met de tweede hoofdzonde: de Luiheid.
Een lui mens wordt door geheel andere krachten bewogen dan de hoogmoedige mens. Luiheid is de gedegenereerde vorm van overgave. Traagheid is dikwijls ongeïnspireerdheid. Luiheid is het onuitgesproken niet-willen.
Hoogmoed komt voort uit een geprononceerd de ik-gerichte wilskracht, luiheid komt voort uit een geprononceerd niet-willen, maar beide uitingen zijn op het ego gericht. Hij, die lui is, laat zich medevoeren, door willekeurig welke stromen, die zijn weg kruisen. Hij spant zich niet in om te absorberen, noch spant hij zich in om tegen te werken.
Achter deze hoofdzonde verbergt zich de onzelfstandige mens, die te lui is om rechtop te blijven staan in de machtige golven der levenszee. Luiheid stimuleert de mens tot vormen dienst, waarbinnen geen activiteit van de geest wordt gevraagd.
De kerken zijn vol met spiritueel luie mensen, evenals men deze hoofdzonde veel vindt bij hen die een meester of adept aanbidden. De moderne technische middelen stimuleren de zeven hoofd-zonden; de wetenschap en zijn vorderingen stimuleren de hoog-moed; de moderne technische middelen kweken de luiheid aan. Het ineigen bezielende element wordt gesmoord in de tegemoetkoming van de materie, de luie mens wordt ingekapseld, daar hij te lui is om zich te verweren.
Luiheid belet de mens zelfstandig te denken, luiheid belet hem zijn gevoelens te determineren, luiheid is een energie absorberende moeheid, die zich als een watten deken over denken, gevoelen en willen legt.
Luiheid is de ziekte van de ongeïnteresseerdheid, wanneer het ego er niet mee gemoeid is. Luie mensen sluiten zich op in deze luiheid, omdat zij het zich mee laten voeren, het niet-denken, niet-willen, de in-activiteit, een aangename gewaarwording vinden.
De door de luiheid geteisterde spirituele mens is slechts geïnteresseerd in acties, die hem niet uit zijn gezapigheid los-rukken en zo deze activiteiten zijn ego niet dienen, is hij direct onbereikbaar opgesloten in een luiheid, die hij bedekt door velerlei excuses. De luie mens moet worden bezield door anderen, er is geen vlam in hem, die hem innerlijk verwarmt, maar hij blijft koud, onberoerd en zo hij warmte uitstraalt, wordt deze hem door derden gegeven.
In deze hoofdzonde zien wij de decadentie van een egoïsme, dat alles tot zich trekt en absorbeert. Bezielende kracht wordt opgeslokt en verslonden door het luie ego.
Een spiritueel lui mens parasiteert zo sterk op zijn mede-kandidaten, dat zij zich daardoor uitgeput kunnen gevoelen.
De hoofdzonde, die geactiveerd wordt door de maan, vindt men veel in groeperingen, die eenzelfde denklijn moeten volgen, die hen wordt voorgehouden door de leider.
Een massa denkt zelf niet, er wordt voor haar gedacht. De massa, als materie, is als een log lui beest, dat verslindt hetgeen hem wordt voorgehouden.
Zodra een spiritueel mens waarlijk een weg wil bewandelen, moet hij zich losmaken van deze 'luiheid', hetgeen reeds betekent, dat hij een eerste actie onder neemt tegen de tweede hoofdzonde. In de zelfstandig denkende, individuele kandidaten vindt men zeer zelden de tweede hoofdzonde, men vindt onder hen veel meer de hoogmoedigen.
Degenen, die geteisterd worden door de 'luiheid' gaan altijd weer onder in een massa. De luie mens werkt zichzelf niet omhoog uit de sterke stroom, hij wordt nooit een ketter. Hoogstens kan hij door een intensieve belevendiging van buitenaf, een lichte op-flikkering krijgen, waardoor hij zich een ogenblik boven de luiheid uitwerkt, maar altijd valt hij daarin weer terug, wanneer hij aan zichzelf wordt overgelaten.
De hoogmoedige en de luie zondaar staan lijnrecht tegenover elkander. Het is vrijwel onmogelijk dat een mens het slachtoffer is van twee of meerdere hoofdzonden. Hij wordt altijd beheerst door één hoofdzonde en alles wat hem verder belemmert, komt daaruit voort. Activiteiten van buitenaf kunnen een mens een ogenblik vervormen, men kan hem een ander kleed aandoen, hem omstralen met tweedehands lichtkracht, maar er komt in zijn leven altijd een ogenblik waarop hij 'naakt' staat, slechts bedekt door de eigen hoofdzonde.
Wanneer men om zich heen ziet, zal men kunnen ontdekken, dat ieder spiritueel mens tegenover zijn hoofdzonde komt te staan en daardoor dan dikwijls wordt geslachtofferd.
De tweede hoofdzonde, luiheid, is de bodem waarop de wereldreligies hun massa bijeenhouden. Zij fungeren zelf als zon, als vuurbron, terwijl hun massa de ontvanger is, waarin zij hun vernietigende vuur kunnen nederlaten.
Een Gnostieke kandidaat, die wellicht enige levens heeft besteed aan het zich losmaken van de massa, van de traagheid en de luiheid, vervalt niet gauw weer in deze zonde, omdat hij het principe van deze zonde verloren heeft.
Zeven hoofdzonden zijn zeven duivelen, die de mens, door zijn levensgangen, in zichzelf moet overwinnen. Door een intensieve inspanning kan men de beheersing verkrijgen over zijn eigen hoofdzonde, maar men kan deze nooit uitroeien, voordat het onaardse, hemelse element, overweldigend aanwezig is.
Een overwinning op een hoofdzonde brengt met zich mee, dat de kandidaat de sfeer van één der andere hoofdzonden binnen treedt, dan wel dat hij volkomen buiten de ring der zeven duivelen komt en hun ware gedaante herkent.
De machtige belemmering waar iedere serieuze pelgrim in zijn leven tegen vecht of waardoor hij steeds weer overmeesterd wordt, is een hoofdzonde. In diepste wezen is iedere pelgrim hoog-moedig, dan wel lui, of bezit hij één van de andere zonden.
Men kent zijn hoofdzonde niet, wanneer men weigert de afgrond van het eigen zelf te betreden en zelfs kan deze weigering ingegeven worden door de hoofdzonde.
Een mislukking op het spirituele Pad, is gelegen in de slavernij aan één der zeven duivelen. Angst en vrees zijn machtige vijanden, maar zij worden geïnspireerd door een hoofdzonde.
De mens bezit angst om de hoofdzonde in zichzelf te ontmoeten. De diep ingewortelde angst van de Lichtzoon voor zijn Schepper is altijd gelegen in zijn schuldbesef, omdat hij gehoor gegeven heeft aan zijn eigen duivel.
De gaven, die ieder der zeven leiders der Lichtzonen (zie: Boek Henoch - De legende der Lichtzonen) aan de stofgeboren mensheid gaf, zijn methoden om zichzelf te verdedigen tegen de individuele hoofdzonde. In de mens leeft de hoofdzonde en tegelijkertijd een methode om die hoofdzonde te neutraliseren.
De hoogmoedige mens kent de arrogantie en de ijdelheid, maar hij kan ook de koninklijkheid, de zelfstandigheid en de bezieling kennen.
De luie mens eet zichzelf zat aan hetgeen hem wordt overgedragen en wentelt zich dan genotzuchtig in zijn eigen vuil, maar hij bezit ook de gave tot ontvangen, die hem tot enorme hoogten kan voeren, MITS hij rein zou zijn.
Geen van de Lichtzonen zou het slachtoffer van de hoofdzonden behoeven te zijn, zo zij rein zouden zijn. De zeven hoofdzonden ontstonden door de 'zondeval' en werden geboren uit de zeven heilige, samenwerkende heersers der natuur.
Indien de mens - de Lichtzoon - rein zou zijn gebleven in zijn denken en gevoelen, zou hij vanzelfsprekend niet zijn gevallen en zouden de duivelen er niet zijn. De ziel misbruikte de zeven heilige scheppingskrachten, maar naderhand misbruikten zij haar. Omdat alle ellende van de ziel is uitgegaan, zal ook de ziel de wedergeboorte of herschepping moeten bewerken.
De zeven dagen of stadia van de reis tot de Poort der Hemelen worden gekenmerkt door de sfeer der zeven hoofdzonden. Iedere pelgrim is op reis, althans dat hoopt hij. De dag van zijn reis ligt opgetekend in de werkelijkheid van zijn innerlijk.
Hij kan de reis in één leven, dan wel in vele levens afleggen. Maar altijd is één van de hoofdzonden het beletsel voor het ontwaken in een nieuwe dag. Men moet zich niet blind staren op kleine zonden, op tekortkomingen, op karakter eigenaardigheden, maar men moet zoeken naar de Minotaurus, het beest dat sluimert op de bodem van het eigen wezen.
Dat beest dirigeert het karakter, en het is zelfs zo, dat de hoofdzonde en het karakter zich op elkaar gaan instellen. Daar waar de kandidaat innerlijk nog leeft, vecht hij tegen de over- macht van de hoofdzonde, die de gaven van zijn karakter dreigt in te kapselen. Het karakter kan de pelgrim tot hulp zijn zodra hij zijn hoofdzonde heeft ontdekt.
Dat is de eerste schrede.
De hoofdzonde herkennen, erkennen en dan gebruik maken van de karaktergaven om deze hoofdzonde te vernietigen. Spirituele hoogmoed brengt leegte, spirituele luiheid bedekt eveneens leegte. Iedere hoofdzonde bedekt een leegte, omdat hijzelf de 'troon der goden' in de mens heeft ingenomen.
Een hoofdzonde en een innerlijke god kunnen niet samen heersen, men moet kiezen tussen de één of de ander. Luiheid en overgave gaan nooit samen, want luiheid is een misvorming van DE overgave.
Zolang de hoofdzonde zich in de spirituele kandidaat verbergt achter drogredenen, kan hij niet verder komen op het pad.
Zijn hoofdzonde gaat met hem mee en wisselt van gedaante, maar nooit van aard. De luiheid verandert NOOIT in overgave, zolang het ego regeert. Luiheid is de dienaar van het ego en het ego verheerlijkt zichzelf door de luiheid.
De hoofdzonde speelt een meesterlijk samenspel met het ego en tussen beide in staat het karakter van de mens, zijn levensmateriaal, waarmede hij overwinnen kan, waarin en waardoor het absolute Licht kan arbeiden.
Het karakter is het materiaal van de pelgrim, uit zijn karakter komen zijn gaven, de ziel staat daarbuiten, zij is afhankelijk van hetgeen de drie leidende factoren: de hoofdzonde, het ego en het karakter, tezamen bereiden.
Ieder mens bezit het type, of het karakter, dat noodzakelijk is om hoofdzonde en ego te overwinnen. Wanneer karakter en ziel elkander vinden, worden hoofdzonde en ego in de schaduw gedreven. Niemand heeft een slecht karakter, men kan slechts een zeer krachtige hoofdzonde bezitten. Iemand bezit een slecht ego, het ego is, zoals het door de natuur gevormd werd.
Een sterk egocentrisch mens wordt geslachtofferd door zijn hoofdzonde, die het ego tot zijn slaaf heeft gemaakt. Een ego-centrisch mens is geen zielemens, noch een spirituele kandidaat, misschien uiterlijk, maar nooit innerlijk.
Luiheid is toegespitste egocentriciteit, een overgave aan het ego, een overgave aan een meester, terwille van het ego. Het ego is daarom niet kwaadaardig, maar het bedient zich van de luiheid om zelf tot bevrediging te komen. Ieder ego zoekt in de mens de individuele hoofdzonde, om middels deze tot zelfverheffing te geraken.
Alle gevallen Lichtzonen zijn egocentrisch, daarop bestaat geen uitzondering, alleen de één toont het anders dan de ander. De ene hoofdzonde lijkt prettiger aan te doen dan de andere, hoewel zij allen gelijk zijn in hun doel: egocentriciteit.
Het karakter van de mens, als middelaar tussen hoofdzonde en ego, kan de leiding in handen nemen tot een horizontale, dan wel tot een verticale weg.
Er zijn geen slechte mensen, er zijn slechts geslachtofferde mensen, trawanten van één der zeven duivelen. Ieder zogenaamd slecht mens is een meelijwekkend mens, hij heeft niet genoeg aan zijn eigen kwaad, maar wentelt zich ook nog in het kwaad van anderen. Zijn hoofdzonde, zijn individuele duivel, zoekt altijd mededuivelen.
Daarom wekt hij de duivel in zijn naaste op, zo diens karakter daar geen stokje voor steekt. 'Soort zoekt soort', is een gevleugeld woord, dat zijn oorsprong vindt in de waarheid, de oorspronkelijke waarheid. Zoals alle gevleugelde woorden een veel diepere betekenis hebben dan men vermoedt.
Hetgeen duivels is zoekt het duivelse, hetgeen goddelijk is zoekt Gode.
Dat is toch ook in de mensen zo?
Daar waar God in de mens woont, zoekt deze contact met de God in de naaste, zo kan men eveneens een groep bouwen.
Deze aantrekkingskracht staat buiten anti- en sympathie, maar baseert zich uitsluitend op zielegaven, ergernissen onderling worden veroorzaakt door de zeven duivelen, die elkaar bevechten, sinds de gevallen Lichtzonen disharmonie brachten.
Het is onmogelijk om deze zeven duivelen tot elkaar te brengen, zij blijven strijden. Daarom is het onmogelijk een groep, waar-binnen deze duivelen aanwezig zijn, samen te lezen, want zulk een groep valt, vroeg of laat uiteen. Hoogstens kan zij met dwang-maatregelen bijeen worden gehouden.
Hetgeen nutteloos zou zijn, bezien in een spirituele groei. Zulke pelgrims zijn nooit tot elkaar te brengen, maar beloeren elkaar als duivelen. Neen, zo men een koninklijke gemeenschap wil op-bouwen, moet dat met mensen geschieden waarin de hoofd-zonden uitgedaan, gereinigd zijn en waarin de duivelen zich hebben overgegeven aan de goden.
Iedere arbeid, die tezamen met de zeven duivelen wordt verricht, is gedoemd te sterven. De hoogmoed vreet de luiheid en de luiheid vreet zichzelve.
Zo is er ledigheid, niets dan ledigheid, bedekt door een funeste activiteit, die de waarheid verdoezelt.
De waarachtige spirituele Arbeider zal zeggen: "Wij funderen onze spirituele arbeid liever op twee dan wel drie kandidaten dan op 100 waarin de duivelen wonen".
Een spirituele arbeid kan NIET slagen wanneer men van ego-centrisch standpunt uitgaat.
Dus: niet zoeken naar bezit, niet zoeken naar ijdelheid, noch naar zekerheid, niet vragen om meer succes, nooit streven naar de top, nooit zich laten meesleuren door anderen, nooit verlangen naar de gaven en het bezit van anderen, nooit alle werken vernietigen door onbeheerstheid, nooit de naaste willen benadelen, omwille van de zelfbevrediging, nooit alles willen bezitten om zichzelve te handhaven en nooit willen bezitten om het bezit.
De basis voor de spiritualiteit ligt BUITEN de ring der zeven duivelen, De Geest en de kandidaat worden één in de Poort ten Hemel.
Versta dat, pelgrim, en onderzoek uw gevangenis, opdat u de deur tot de vrijheid vinde.