De wisselvallige werking van de jaloezie jaagt de mens van de hoogste hoogten tot in de diepste dalen. Onrustig zoekt de jaloezie overal zijn slachtoffers en verziekt degene, die hij tot dienaar maakte.
In de universele waarheid wordt juist over de jaloezie gesproken, omdat deze beslag legt op de 'bemiddelende' activiteit in de kandidaat. Jaloezie is een aandoening door de inwerking van Mercurius, en daarom is deze hoofdzonde de meest ongrijpbare aandoening en kan de kandidaat daarmede moeilijk een spiritueel Pad bewandelen.
De afgunst is niet direct te onderkennen, zoals de luiheid en de hoogmoedig, want afgunst kan zich b.v. veranderen in een zogenaamd hoge moraal, in een schijnadel en zij kan plotseling verworden tot het gemeenste gif op aarde.
Jaloezie gaat met de mens mee tot aan de hoogste verwerkelijking en zij is in staat een zelfbedrog op te roepen, die de schijn van adeldom om zich heen spreidt.
Beweeglijke mensen zijn meestal vuurtypen en in hen zal dus de zonde van het vuur sterker aanwezig zijn dan in rustige typen.
Maar niemand van ons is ontkomen aan de greep der zeven duivelen, anders waren we hier niet.
Zo zullen allen voor de confrontatie met deze zeven duivelen worden geplaatst om te zien in hoeverre hun macht werd overwonnen. In de spiritualiteit gaat dit proces veel sneller dan in de stoffelijkheid. Een horizontaal, materieel gericht mens kan rustig te werk gaan naar de eisen van zijn hoofdzonde en dan zal men hem hoogstens zijn fouten nawijzen en hem daarom misschien mijden. In de spiritiualiteit gebeurt het anders; de kandidaat wordt zelf tegenover zijn fout geplaatst en er doorlopend mee geconfronteerd. Dat is hinderlijk als men een horizontale weg wil bewandelen, maar het zou een reden tot inzicht moeten zijn op een spirituele weg. Helaas, de zwaarheid van de spirituele weg schrikt velen af voor de realiteit van de spiritualiteit.
Men verdiept zich liever in literatuur als tijdverpozing, maar men weigert zichzelf aan te grijpen en de duivelen uit te roeien. Zodra een mens op zichzelf wordt teruggeworpen, dus een zelf-confrontatie ondergaat, bewijst zijn reactie welke duivel in hem regeert. Hij kan natuurlijk ook bewijzen dat hij deze duivel reeds heeft overwonnen. De spirituele weg, zo deze dicht bij de kandidaat wordt gebracht, rukt het masker af.
Dit demasqué zou wel eens een ontgoocheling kunnen worden voor de medemensen, die het moeten aanzien. Zo zal de zwakke spirituele kandidaat de spirituele weg als een teistering, als een ontgoocheling ervaren, omdat hij zich blind staart op de noodzakelijke reinigingen, zweepslagen en pijnlijke ervaringen en tenslotte ondergaat in zelfbeklag.
Het zullen de koninklijke mensen moeten zijn die hun mede-mensen tot voorbeeld gaan strekken en tot op de dag van van- daag zijn zij eenlingen gebleven.
De eenling waarop de horde twijfelaars zich stort en hem van zijn kracht tracht te beroven. Achter die twijfelaars gillen de duivelen, die zich zat willen vreten aan lichtkracht, aan al die gaven, die de ontwakende Lichtzoon wederom gaat bezitten. De jaloezie, als een beweeglijke macht spoedt zich her- en derwaarts om de andere zonden aan te moedigen om hun prooi te bemachtigen.
Een jaloerse vrouw is als een rotte mispel, zo zegt de Bijbel en een rotte mispel kan de hele mand met mispels aansteken, men weet dat.
Dit is nu het verschil tussen deze derde hoofdzonde en de andere zonden: de jaloezie vraagt medewerkers, terwijl de andere zonden slechts om de bevrediging van het eigen ik vragen en niet geïnteresseerd zijn in kameraadschap.
Vandaar dat de derde hoofdzonde gehele volkeren kan aantasten en het beginsel werd van de heerszucht en fanatieke vaderlands-gevoelens van een volk. Een wandeling door het rijk van de zeven duivelen geeft niet zoveel schone aspecten te zien, maar het geeft de kandidaat wel doorzicht, indien hij een serieuze spiritualist is.
En WIE is serieus?
Is spiritualiteit niet een vorm van levensgedrag?
Of houdt spiritualiteit oriëntatie in de universele leer in?
Dan is de wereld vol van spiritualisten, niettemin gaat zij haar ondergang tegemoet, daar zij beheerst wordt door de 'black holes', (ondergaande sterrenlichamen) of de lichtloze, egocentrische scheppingen. Oriëntatie in een universele leer wil niet zeggen dat men zelf licht bezit, noch dat men een levende wisselwerking met het Absolute onderhoudt. Dit is nu juist hetgeen wat de koninklijke mens wel bezit: een eigen directe binding met het Licht, die nooit ondermijnd kan worden door het gedrag van anderen.
Daarom staat hij zo open voor de 'hoogmoed', omdat hij de anderen, de minder bedeelde schepsels, die naarstig naar de lichtbinding zoeken, soms als 'dommen' en 'slaven' ziet. Hij heeft dikwijls gelijk.
Maar dat neemt niet weg dat zijn gave der koninklijkheid hem geschonken is, omdat hij een opgave had tegenover die dommen en die slaven. Hij moet hen uit hun gevangenschap trachten los te weken, hij moet hen, indien zij daartoe geadeld zijn, optrekken tot zijn eigen koninklijkheid.
Dat is een zware opgave, daar er slechts weinig koninklijke mensen zijn, die zich van deze taak kunnen kwijten. Daarom moet een groep naar een zekere mate van koninklijkheid toegroeien, men moet elkaar daarin opvoeden en elkaar daarvoor open maken.
Zolang echter het vuur der zeven hoofdzonden in een groep loeit, kan men elkaar niet belangeloos, in gelijkheid en vriendschap benaderen. Iedere hoofdzonde brengt verdeeldheid in een groep mensen, in het individu, in volkeren, in de wereld.
De hoofdzonde blijft het Licht van de lagere natuur scheiden en wil die lagere natuur in zichzelf opsluiten. De vierde hoofdzonde ligt in zijn uitdrukking vlak naast de jaloezie, want hij is eveneens een vuurkracht: de drift of toorn.
Doch deze vierde hoofdzonde is volstrekt autonoom in zijn werking en zoekt geen hulp bij andere ego's of hoofdzonden.
De jaloezie is giftig, allen en alles verziekend; de drift is aanvallend, impulsief, een vernietigende kracht, die kort en hevig loeit.
De drift kan door medemensen opgevangen worden, zelfs worden geneutraliseerd, de jaloezie wordt nooit gegrepen, hij woekert en knaagt en zet zijn geniepige aanvallen voort.
Daarom zegt het Woord:
"Laat de zon niet over uw toorn opgaan".
Drift is radicaal verbrandend, als hij te lang duurt en te vaak voorkomt. Een driftig mens springt op de draak af om hem de kop af te slaan, maar hij ging voordien niet te rade bij zijn verstand. De jaloezie maakt graag gebruik van de drift in de medemens, zodat er een vuur oplaait, dat niet snel meer geblust kan worden. Drift of toorn in een spirituele kandidaat is een ego-bezieling, die zo hevig is en zo niets ontziend te werk gaat, dat de schijn-spiritualist over 'lijken' gaat om zijn doel te bereiken.
Door spirituele drift kan de mens 'buiten zinnen' geraken en dus alle proporties uit het oog verliezen. Hij gevoelt zich geroepen, om de tegenstander, het ego, een medemens, een andere religieuze groepering, te verslaan en stormt dan in woord en daad op de vermeende tegenpartij af. Deze drift erkent geen belemmering, noch tegenspraak, noch enige andere opinie, maar hij zet zich door ten koste van de kandidaat.
Zulk een egobezieling duurt niet lang, maar het is een snelle, intense opflikkering van een vuurkracht. Spirituele kandidaten, die deze drift als hoofdzonde bezitten, willen zich dikwijls opwerpen als pioniers, omdat zij zich 'geroepen' gevoelen. Doch hun ego-vuur luwt zodra zij bemerken dat het ego door de spiritualiteit niet kan worden gevoed en dan wenden zij zich weer tot een ander object om hun drift op bot te vieren.
Er is in deze mens een doorlopend ontwaken, gevolgd door een inslapen door de drift. Hij wordt een gevoelig mens, zodra de drift hem loslaat en hij herademt na zijn, door de hoofdzonde aangewakkerde, felle brand. Zij, die door deze hoofdzonde worden bezeten zijn snel uitgeput, zij worden steeds aangezet tot een vreselijke inspanning en als daarna een ontgoocheling komt, zijn zij dodelijk vermoeid. Totdat de drift weer in hen wordt opgewekt, dan stormen zij weer heen, handelen in niets ontziende drift, en ontdekken dat hun ego wederom niets van de beloning heeft ontvangen.
Dit is het portret van een spiritualist, die zijn hoofdzonde meeneemt op de spirituele weg. Alle teleurstellingen komen voort uit de bitterheid van de hoofdzonden, die in de spiritualiteit het ego niet kan voeden en dus bakzeil moet halen tegenrover het absolute Licht, waaraan de ziel en dan ook de kandidaat de voorkeur geven.
Naast uw eenheid met het Licht, pelgrim, zal er - diep in uzelf - toch een kleine bittere angel een ego-wond vers houden. Deze wond blijft schrijnen, maar haar pijn kan worden overvleugeld door de Lichtimpulsen, die de ziel vreugde schenken in de stille ogenblikken. Een spirituele zoeker heeft afgeleerd zijn ego te zoeken, in welke vorm dan ook. Zouden er vele zoekers zijn, die zulk een spiritualiteit kunnen belijden?
Nu er in deze tijd veelvuldig over leefgemeenschappen wordt gesproken, zal wellicht het idee u vertrouwd zijn geworden, zelfs als u een individualist bent, die zijn egovrijheid niet wil prijsgeven. Het verwerkelijken van een harmonische leefgemeenschap is echter de moeilijkste opgave voor een mens. Toch is er geen andere oplossing om tot een machtige realisatie des geestes te komen.
Wil men doordringen in de realiteit van de spiritualiteit, dan wordt er een offer gevraagd, niet het zo veelbesproken persoonlijkheids-offer, waar omheen ingewikkelde theorieën werden gebouwd, maar het praktische offer van de individuele vrijheid. Men kan in de mythologie en de legenden deze praktische offerande steeds terug vinden; de held offert zichzelf terwille van een bevrijding.
En deze offerande kan hij slechts brengen wanneer hijzelf 'vrij' is. Men vraagt geen offerande, noch een koninklijke daad van een slaaf. Wanneer de spirituele kandidaat zijn vrijheid heeft hervonden, wordt hij door de omstandigheden in de 'offerande'-positie gemanoeuvreerd.
Want het is altijd het probleem: wat doet de mens met zijn vrijheid? De kroon op deze vrijheid is de legendarische 'offerande', waar vrijwel de meesten voor terugdeinzen, waarna zij wederom in de 'gevangenschap'' terecht komen. De egovrijheid, waarbinnen men zichzelf zoekt, is immers geen werkelijke vrijheid, maar slechts een genoegdoening voor hoofdzonde en ik.
Daar waar de spirituele kandidaat meent in de vrijheid te staan begint zijn verantwoordelijkheid, want hij behoort dan de mythische 'heldenrol' te gaan vervullen.
En zo men zou zeggen: "ik behoef geen heldenrol", wel, een koninklijke Lichtzoon, die zich beweegt temidden van de zoekenden op aarde, is verplicht de heldenrol te aanvaarden.
Want slechts hij weet wat die heldenrol inhoudt en valt niet in de mislukkingen van de hoofdzonde. De drift, de hoogmoed en de jaloezie solliciteren vrijwillig naar de heldenrol, maar zij missen de 'koninklijkheid'.
De legendarische heldenrol is niettemin een trekpleister voor de velen, die door bepaalde hoofdzonden worden aangedreven.
Maar slechts de 'vrij' geworden mens is in staat deze positie in te nemen, want zo hij zichzelf niet vrij kan bewegen, zonder belemmerd te worden door zijn eigen aanvallers, in hoofd, in hart, in wil, HOE zou hij de legendarische draak kunnen verslaan, die al zijn aandacht opeist?
HOE zou hij de schuilhoek van de draak kunnen vinden als zijn blik wordt verblind door ego-drift? De mythische held wordt bezield om terwille van zijn medemensen de draak te verslaan, de door het ego-vuur bezieldheid wordt ertoe gedreven omwille van de glans van de heldenrol.
Maar in de spiritualiteit wordt dit altijd een ontgoocheling, omdat hij niet tegen de gevaren van de draak is opgewassen.
De mythische draak heeft altijd zeven koppen, en iedere held zal moeten afrekenen met deze zeven koppen. In het wereldveld ontmoet de koninklijke mens de zeven koppen van de draak overal, in zijn medemensen, in de verbrokenheid van de kosmos, diep verborgen in zijn eigen innerlijk.
Maar zo hij deze zevenkoppige draak, zijn methoden en zijn aanvallen uit eigen innerlijke ervaring kent, dan kan hij hem tevens onderkennen en zelfs helpen verslaan in zijn medemensen, MITS zulk een medemens dit zou willen.
De mythische held is altijd alleen bij het verslaan van de draak, zijn metgezellen gaan mee tot aan een veilige grens.
Op het moment suprème is de mens alleen en hij zal zelf moeten bewijzen of hij tegen de draak is opgewassen. Iedere vorm van vrijheid plaatst de kandidaat voor deze opgave, eerst minder sterk, als hij vordert steeds sterker: IS hij tegen de draak opgewassen?
Hoe dichter de 'held' het hol van de draak nadert, des te penetranter wordt de lucht, des te gevaarlijker de weg en vooral des te minder metgezellen de moed vinden om hem te vergezellen.
Denkt u hier eens over na en herken uw levenssituatie en leer er uw les uit pelgrim.
De Vrede van Bethlehem valt pas over de mensheid na het verslaan van de draak, is het niet zo?