De oorsprong van de alchemie zoals we hebben kunnen bemerken voert terug op Hermes Tresmegistos, de legendarische halfgod uit Egypte, de legendarische koning van Atlantis.
Alchemie is de oergnosis die vanuit de verre oudheid de mens vergezelde tot in de huidige tijd, en uit haar is de moderne chemie ontstaan, een wetenschap waaruit de ziel, de oorspronkelijke kennis of gnosis ontvreemd werd.
Alchemie berust op de analogie tussen mikrokosmos en makrokosmos, de natuurlijke omzetting en de geestelijke omzetting.
Zodra de basis, de geest, uit de wijsheid verdwijnt blijft er niets anders over dan de natuur, en kan het levenswonder van de natuur niet worden verklaard.
De hedendaagse mens moet een lange weg terug bewandelen, om tot de bron van het zijn te geraken, de spirituele zoeker is niets anders dan een voorloper van het massale gedrag van een toekomende mensheid.
De speurtocht van wetenschap, en religie moet uiteindelijk voeren tot dáár waar de mens de essentie van zijn kennis verloren heeft.
Dit geschiedde natuurlijk niet in de middeleeuwen, het geschiedde in de vroegste oudheid, de popularisatie van de individuele priesterlijke Kennis leidde tot het verloren gaan van de directe inspiratie tussen geest en mens.
Daarom leidt de huidige alchemie, en al de andere gesluierde taal tot een onnoemelijke verwarring.
Men benadert hen van buitenaf, via het intellect, terwijl de sleutel ligt in het innerlijk van de mens, en het sleutelgat zich bevindt in de esoterie van deze leringen.
Het is moeilijk via de intellectuele rede de alchemie uit te leggen, omdat de verbindende schakel ontbreekt: de ziel; het water dat het gist en het meel doet samensmelten.
"Om tot de juiste verhouding van uw "geestelijke deeg" te komen moet u goed de manier bestuderen waarop uw brood moet worden gemaakt", zegt de alchemist.
Zo moet de mens weer terugkeren tot de vorige sleutels, en tot in het oneindige de woorden van de alchemist lezen, d.w.z. proeven met een ziele-intentie.
Het gebeurt immers zo dikwijls dat men vandaag een woord niet begrijpt maar morgen plotseling de intentie verstaat?
Daarom is de grootste zonde: "opgeven", een spirituele zoeker kent een onvermoeibare doorzetting, gegroeid op de verbintenis, al is deze nog zo klein, tussen ziel en geest.
Vanuit de geest wordt de ziel geïnspireerd, levend gehouden, en deze activiteit staat garant voor een onophoudelijk doorzetten op de spirituele weg.
Er komen momenten waarop zulk een mens met een blik, of een betasten de innerlijke waarde van de dingen kan herkennen.
Het is een kwestie van gelijke vibraties; de ziel die door middel van het etherische lichaam van de mens zichzelf bekend maakt, zoekt altijd naar gelijke trillingen en kan deze herkennen in alle vormen waarin de ziel besloten werd, zoals een boek, een beeld, een mens, een schepping.
Het is eenvoudig een innerlijke antenne die een antwoord opvangt.
Daarom, wanneer de alchemist spreekt over beschouwing, onderzoek en bestudering, bedoelt hij iets geheel anders dan de intellectuele wereld daaronder verstaat.
De trillingsgolf van de ziel gaat dwars door de uiterlijke bedekkingen heen, en dat bespaart de mens alle mogelijke exoterische studies.
Het is voor hem niet nodig zich te belasten met uiterlijke ballast, hij wordt geen Jupiterische gulzigaard (Jupiter - oerzonde: gulzigheid), waaraan zovele zoekers gaan leiden, omdat de ether, als Jupiter karakteristiek, hen aanzet tot onderzoek van geestelijke of schijn-occulte waarden.
Elke spirituele zoeker verheft zich uit de horizontale vlakten van de vier elementen, van de zeven metalen, en stuit dus altijd op het vijfde element: de ether, of het achtste metaal: het antimonium.
Het zijn beide verbindingen tussen geest en stof, en dus bevatten zij een ziele-essentie.
Wellicht zegt het u niet veel wanneer ik spreek over antimonium en ether, zomin als somm1gen onberoerd blijven wanneer men het over de ziel heeft, omdat het een te abstract beeld is.
Maar de waarachtige spirituele zoeker zegt dit alles, omdat het zijn zoekersbasis is.
Hij wordt altijd van binnenuit beroerd door ondefinieerbare opwekkingen, door twijfels, zekerheden, kennis die alle aan het normale begrip ontstijgen.
Iemand die nog leeft binnen de ommuring van de zeven metalen en de vier elementen, begrijpt zijn spirituele naaste niet, omdat deze waarden kent die hem volkomen ontgaan.
Hieruit ontstaat de verwarring wanneer men over een boek, een lezing, een begrip spreekt.
De verbintenis ontbreekt, twee werelden trachten elkander te ontmoeten, maar het samenvoegende element, het ziele-water, is afwezig.
Wanneer men twee werelden coûte que coûte wil samenvoegen probeert men het via de wil; de beide materialen worden uit hun orde gestoten, uit hun voegen gehaald of "ontzelvigd" (het ontzelven), zodat zij zielloos worden en zo passief medebewegen met de wil.
Dit zien wij overal gebeuren waar de mens er niet in slaagt het aloude geestelijke alchemische proces te realiseren.
Men zoekt naar methoden om dat onontbeerlijke ziele-element te kunnen vervangen, daaruit komen de psychisch en fysische destructieve methoden voort, kundalini-yogha, magie, alle ikverbrekende methoden waarbij forcering gebruikt wordt.
De door de ziel geïnspireerde mens proeft dit onmiddellijk.
Uit de alchemie zijn eveneens zulke methoden voortgekomen, omdat alle kennis die massaal moet worden beoefend in een harnas van methoden gedwongen wordt; de massa moet eetbaar voedsel verstrekt worden en zo stelt men zich in op de gemiddelde gebruiker.
Spiritualiteit is echter voor de autonome eenling, nooit voor de massa; de eenling bemerkt hoe hij uit zijn experimenten op kan duiken als een beschadigde dan wel gerijpte mens; hij is degene die alle facetten van de spirituele weg kan ontmoeten, hetgeen de massa of de slaafse mens onthouden wordt.
Alchemie is praktijk des levens, praktijk van de geestelijke weg. De mens zelf moet die weg worden, d.w.z. hij moet zich met die weg verenigen, zoals de gist met het meel.
In hem leeft immers die gist, die door de geest bewogen ziel, dat vuur en dat water?
Een medicijn maken van de "derde orde" is niets anders dan een medicament van geestelijke waarde ontvangen, beter gezegd: zelf aanmaken.
Het antimonium en de ether liggen in onszelf, beide worden uit ons tevoorschijn geroepen door de binnenkomst van bovennatuurlijke of geestelijke trillingen.
De ether geleidt hen, het antimonium bevestigt hen in ons.
Elk mens die zijn spirituele weg bewandelt neemt de juiste hoeveelheid van de geestelijke materie, hij doseert automatisch, op ziele-inductie.
Uit datgene dat hij ontmoet neemt hij de juiste hoeveelheid om zijn innerlijke honger te stillen; als hij dit verwerkt heeft voedt hij zich opnieuw; oververzadiging betekent dat de mens slechts zijn intellect of zijn emotie inschakelde bij de geestelijke opname; de ziel is nooit oververzadigd, slechts tijdelijk verzadigd.
Bij al ons zoeken zijn zo dikwijls allerlei bijbedoelingen en onbewuste emoties in het spel, daarom knappen we af op bijkomstigheden.
Er is slechts één motief waarop wij ons zoeken in een bepaalde richting kunnen stoppen en dat is: afwezigheid van de geest in de materie die wij onderzoeken.
Zodra men bemerkt dat er slechts sprake is van schijn-spiritualiteit of schijn-geestelijke leringen is een verder onderzoek overbodig.
De ziel zoekt de geest, de praktijk van een terugweg tot die geest. Zij zoekt geen methode, noch een plicht, noch dwang.
De Zes Sleutels wijzen duidelijk naar de vrijheid die de ziel moet bezitten om zelfstandig haar onderzoek voort te zetten, zij moet de alchemie aftasten naar haar geestelijke voedsel.
Dat betekent niet dat u zich plotseling moet storten op al de boeken die er over alchemie verschenen zijn.
Het betekent dat u een enkele regel moet proeven, of u er contact meer bezit, zo niet, dan moet u hem laten liggen en naar een ander woord omzien.
Begin altijd bij het begin: de Eerste Sleutel is altijd de zelfkennis en deze zelfkennis verdiept zich eveneens: zij leert ons de ziel rustig, vrij en onaangetast door ons heen te laten lichten, zodat zij zoeken kan, zich verenigen kan met hetgeen zij vindt en zo zichzelf kan ontplooien en versterken.
Zoals zo dikwijls gezegd: ons hart speelt hierbij een toonaangevende rol. Als ons hart weigert mede te werken, kunnen we ons rustig afwenden van alle spiritualiteit, want alles wat we doen is dan vermoeienis en pijniging.
De ziel maakt zich bekend aan de mens via zijn hart, het is alsof er een warmte verbreidende, verlichtende, opwekkende trilling door ons heen gaat.
Elke beschrijving gaat altijd mank en is ontoereikend, maar degenen die deze sensatie kennen zullen het bevestigen: er komt licht van binnenuit, problemen vagen weg, zorgen zijn er niet meer, er is een duidelijk beeld van de te bewandelen weg.
Zoals de alchemist zegt: "De wijze is over de fundamentele Eerste Sleutels veel gereserveerder dan over de laatste, omdat de eerste sleutels de basis van de edele Kunst schenken, en hij die de basis verstaat, verstaat altijd de laatste sleutels, terwijl deze voor de onwetenden volkomen toegesloten blijven.
Alle methoden en leringen die compromissen willen aangaan zijn dan ook van toepassing op de eeste sleutels.
Omdat men deze kan namaken, omdat men vervangend materiaal zoekt, terwijl de samenvoeging van het materiaal onmogelijk wordt wanneer de juiste dosis en het juiste materiaal niet aanwezig zijn.
Gaat u dit maar eens na: ikverbreking, zelfonderzoek, veredeling van het ego zijn onderwerpen die men op talrijke manieren tracht uit te diepen en te praktiseren.
Zodra de alchemie spreekt over het onontbeerlijke element van de ziel zijn de methoden ontoereikend; en de praktijk bewijst weldra dat de basis foutief geweest is.
Gesluierde alchemische taal is een bescherming tegen destructieve en gevaarlijke misvattingen.
Men beschadigt de geest nooit, zij trekt zich terug, maar men beschadigt altijd zichzelf.
Een leraar die zijn volgelingen waarschuwt tegen mogelijke gevaren van de oefeningen, is juist, maar zijn woord is onvoldoende; de leerling moet zèlf het gevaar ontdekken, dan pas heeft het waarde; hij moet wéten dat zijn zwemkunst onvoldoende is om het diepe water te overwinnen.
Daarom moet hij zwemmen leren en niet altijd in de zwemgordel blijven hangen, hoe kan hij getuigen van de werkelijke zwemkunst?
Daarom is zelfstandig onderzoek altijd beter dan napraterij, citaten, gedweep en zich vastklemmen aan autoriteiten.
Ook het doorlopend verzamelen van literatuur, schrijvers met klinkende namen, hun woorden citeren is een vorm van autoritaire dweperij en autonome onmacht.
Een citaat wordt dan pas levend wanneer de citeerder (citerende) in zichzelf dit woord bevestigen kan.
Dan heeft zulk een woord naar buiten ook pas kracht.
Daarom is het beter slechts dàt te citeren hetgeen men als waarheid onderschrijft, dan veel te citeren waarvan men de waarheid niet onderkent. Zo vermijdt men leugens, schijn-spiritualiteit en de schijnmacht van autoritaire overweldiging.
Verzamel hetgeen uw ziel behoeft, spreek uit de kostbare schatten van uw ziel (daarbij kunnen ook de herbeleefde citaten zijn) en u zult bemerken dat u eindelijk uzelf ontdekt, degene die u waarlijk bent!
Dat is de eenvoudige innerlijke Mens, die slechts weinig van node heeft, maar dat weinige is edel, kostbaar en wijs.
Er is altijd een tijd van vergaren op de zoekersweg, daarna komt er een tijd van selecteren, en tenslotte komt er een tijd van behouden hetgeen levend blijft.
"Onderzoek alle dingen, maar behoud het goede."
Dit "goede" is natuurlijk ondefinieerbaar, het is een individueel bezit, en nooit het eigendom van een uiterlijke beweging, of een uiterlijke leer.
Het "goede" is het geestelijke voedsel dat uw ziel verwerkt en waaruit zij rijpt, waaruit zij schept, waaruit zij wijsheid extraheert.
Door dit voedsel wordt zij opnieuw volwassen, maar de allereerste handeling is dan: de omzetting.
Hetgeen niets anders wil zeggen dan: het stuur volkomen omgooien, zijn gehele wezen volkomen anders richten dan volgt de handeling vanzelf, zoals bij een voertuig.
Deze "omzetting" of deze stuur-omwending is de bottle-neck waarover menigeen struikelt.
Zoals gezegd: in werkelijkheid is het de eenvoud zelf, als het hart maar bereid is, en als het ego maar redelijk is, zodat hart en ego bezield worden door een intentie die in ons allen latent aanwezig is.
Het begin ligt altijd in de eenvoud van het terugkeren tot daar waar het fout is gegaan.
Dit kruispunt te zoeken is onze eerste opgave, en wie zou dat niet kunnen?
Dan ontmoeten we elkander beslist op een gelukkig moment op eenzelfde weg, nl. de weg tot de Hoogten vanwaar wij eenmaal nederdaalden.