Elfde hoofdstuk

"De Vijfde Sleutel is een gisting van de steen met het volmaakte lichaam.... De geest moet de vereniging van "het deeg" met de gist bewerken, zoals het water het meel doordringt en het gist doet smelten om zo een gegist deeg te verkrijgen die gereed is om een brood te maken." 

Wederom een mysterieuze uitspraak, bezien bij een eerste beschouwing. 

In wezen zegt de alchemist slechts: 

Ons instrument of het uiterlijke lichaam, met al zijn mogelijkheden, begaafdheden en organen moet zich verenigen met de ziel, de essentie van het innerlijke lichaam, zodat zij samen een waarlijk gegist deeg vormen gereed om het brood,  het ziele-lichaam te vormen. 

Deze vereniging van lichaam en ziel kan slechts geschieden onder inwerking van de geest, die de geestelijke essentie van de ziel doet samensmelten met het deeg van het natuurlijke lichaam. 

Elke geestelijke inspiratie werkt als gist en de ziel, als het water, verspreidt deze "gist" door ons lichaam. 

De bemiddelaar is altijd de ziel, waarin de geest aanwezig is;  dit geestelijke bestanddeel in de ziel is onontbeerlijk om een goed "deeg" te verkrijgen. 

Hiermede is tevens gezegd dat in de mens die de Vijfde Sleutel hanteert de "geestelijke essentie" reeds aanwezig moet zijn. 

Van binnenuit moet de samensmelting van ego, ziel en geest bewerkt worden; de drie bestanddelen zijn onontbeerlijk voor het verkrijgen van het juiste deeg.  

Daarom is het zo belangrijk dat de mens het begrip van de spirituele overgave juist verstaat, want een verdringen en frustreren van het ego bederft bij voorbaat het  "deeg". 

In de loop der eeuwen zijn er talloze manieren ontstaan om dit ego te forceren tot een overgave, d.w.z. tot een sterven in het vuur van de geest; de mens kwam tot allerlei methoden van ontpersoonlijking, omdat hij meende dat zijn ego hem de toegang tot de spirituele hoogten ontzegde.  

Dit is gewoon het gevolg van eeuwenlange foutieve voorlichting en een geraffineerde manier tot misleiding van de waarlijke zoekende mens.   

Iemand die fanatiek bezig is zijn ego te bevechten, heeft geen aandacht meer voor de ziel en de vrijwillige en vanzelfsprekede overgave, die het gevolg is van een opgewekte of herleefde ziel. 

Zonder het meel maakt men geen deeg, zonder ons natuurlijke instrument komt de mens nooit tot het begin van een spirituele weg.   

Het meel moet allereerst aanwezig zijn in de meest natuurlijke, complete vorm.   

Geen enkele alchemist heeft opgeroepen tot een ego-kastijding, noch tot een ego-bevrediging, maar hij onderstreept altijd de weg van de zelfkennis en de ervaringen zodat de mens de ziekten, de onevenwichtigheid van zijn ego zou herkennen.    

In werkelijkheid is het overgrote deel van de mensheid ziek, vooral de spirituele zoekers, mede door hun mislukte experimenten zijn ego-ziek. Hetzij dat hun ego hen tot een fantoom is geworden, hetzij dat zij nooit tot een ontplooiing van hun ego kwamen.  

De omzetting van demon in deus, ofwel de geest terugroepen in de ziel, inplaats van deze geestloos of satanisch te houden, is zulk een inspannende arbeid dat elk mens een gezond ego hard nodig heeft. 

Een autonome geestelijke weg is altijd voor de mensen met inzicht, eerlijk tegenover zichzelf, geen beletsel schuwende, geen inspanning ontvluchtende. 

In harmonie komen met zichzelf is zeker zo moeilijk als de overgave aan de geest; iedereen die niet in harmonie is met zichzelf maakt van deze overgave een caricatuur, hetzij dat hij er angst voor heeft, omdat hij niet begrijpt waar het over gaat. 

Slechts de door de ziel beroerde en met de werking des geestes bekende mens maakt zich er geen zorgen over, omdat hij weet dat op het moment suprême de geest de inspanningen en het werk van hem overneemt. 

Dit klinkt wellicht passief, maar het is in werkelijkheid niet zo; je kunt eigenlijk zeggen dat er in zulk een mens een ononderbroken geconcentreerde verborgen activiteit heerst. 

Hij is eigenlijk altijd toebereid, hij verwacht ieder moment dat de geest zijn twee wezens verenigt.   

De vereniging brengt een gisting tot stand in het gehele ego-wezen, en dat is wat men noemt: de overgave, het opnemen van het gist of de geest, het samenbrengen van twee totaal verschillende materialen, waardoor het ene zich moet laten doordringen van het andere. 

De geest wordt bepalend voor het uiteindelijke "brood".  

Het verzet, de averzie en de methoden die de mens kent tegenover de spiritualiteit, betekent altijd dat het "water" of de ziel ontbreekt die geest en lichaam verenigt of gist en meel samenbrengt. 

De overgave van het ego aan de geest geschiedt slechts wanneer de ziel in voldoende mate en activiteit aanwezig is.  

Zonder dit water zoekt men naar andere mogelijkheden om de twee bestanddelen te verenigen en dat lukt nooit. 

Zonder ziele-hunkering zal de mens nooit een spirtueel mens of een wijze of een heilige worden.   

Hij zal nooit in staat zijn de juiste overgave te bewerken, en dat blijkt duidelijk uit de velerlei methoden, uit de mislukte pogingen  uit de wanhopige inspanningen van groeperingen en  eenlingen. 

Alles geschiedt met toestemming van de ziel die de geest begrijpt en kan verdragen, omdat zij uit geest gekomen is.  

Het is zo gemakkelijk gezegd: Laten wij elkander ontmoeten en verstaan op basis van de ziel, maar het is altijd nog een heel  belangrijke vraag, of die ziel in ons wakker is, levend, sprekend? 

Wij kunnen allerlei interessante onderwerpen met elkander bespreken, filosofische betogen houden, geboeid oude leringen bestuderen, maar dat wil niets zeggen van de essentie van de spiritualiteit en van de alchemie: of de mens in staat is de drie bestanddelen samen te brengen, of hij sterk en wijs genoeg is om de geest te kunnen verdragen.  

Ieder mens die zijn ziel kent, en hij die weet waaruit hij innerlijk bewogen wordt, kènt zijn ziel, is waardig en in staat om de geest te ontvangen en deze zijn omzettende arbeid te verrichten. 

Elk mens, die zijn ziel volgt, kan een heilige of een Volmaakte of een spiritualist worden. 

Er zijn ontelbare schone misleidingen die de mens afhouden van de werkelijke geestelijke arbeid-verleidingen gevat in boeiende interessen, maar de waarlijke spirituele praktijk wordt op deze wijze nooit volbracht. 

De geestelijke weg, en speciaal die van de 'Zes Sleutels' is een weg van levenspraktijk, een levenspraktijk die de mens moet beginnen met het ego.  

Als het ego niet wil, heeft de mens de grootste moeite om dit tot rede te brengen, en ook dit kan uitsluitend op basis van de ziel, de ziele-hunkering,  

Een ziele-hunkering smelt de weerstand van het ego weg, maar daartoe moet men allereerst zijn frustraties, zijn foutieve instellingen en zijn vooroordelen herkennen. 

Wij zijn zo beladen met vooroordelen dat wij dikwijls niet eens aan een spirituele praktijk toe kunnen komen.  

Belast en beladen plaatsen wij ons voor de ingang van een spirituele weg en zijn al vermoeid als wij de lengte van de weg en zijn obstakels waarnemen, omdat ons ego ongezond geworden is in de loop der tijden. 

De alchemische vergelijking van het deeg met het water en de geest is zeer juist; wij kennen maar al te vaak de benodigde bestanddelen, maar wij houden hen gescheiden van elkander.  

Als het deeg niet lukt ligt dat altijd aan één der bestanddelen of hun kwantiteit. 

De woorden: Ik ben zo slecht of zo onwaardig betekenen slechts dat de mens het juiste meel niet gevonden heeft. 

Daaraan moet hij wat doen en niet stilstaan bij de concluzie alleen. 

Geen ego behoeft onwaardig te zijn, want niemand is slecht, ook niet één, zoals niemand waarlijk goed is.  

Hij behoeft slechts te zijn die hij is: een juist meel, volkorenmeel waarin alle bestanddelen aanwezig zijn en op de juiste wijze kunnen medewerken. 

Aan velen is de kracht onttrokken, in velen is de mijt gekomen,  in anderen is gif medegekomen. 

Zelfkennis is er om van zichzelf het juiste meel te maken: de kracht van de eerlijke natuur, de volle korrel te herontdekken. 

De aard van de natuur is de zon te loven, de aard van het ego kan zijn de ziel te loven, omdat het in haar zijn meerdere of zijn Heer ziet. 

Een ego dat onwillig en weerspannig is, is niet geschikt om het "deeg" te maken, deze onwillgheid en weerspannigheid komen ergens uit voort, de oorzaak daarvan moet de mens opsporen. 

Het ego moet wennen aan het tuig van de ziel, de yoga van de ziel, maar daartoe moet het ego allereerst liefde voor de ziel gaan koesteren, en niet door zweepslagen en drugs gedwongen worden haar tuig te aanvaarden, want dat leidt altijd vroeg of laat tot een explosie.   

Liefde tot de ziel verkrijgen is een gevolg van inzicht, onderzoek, kennis, en daaruit volgt automatsch, volkomen natuurlijk, de overgave.   

Daartoe behoeven geen boekdelen vol methoden geschreven te worden, want het is een natuurlijk proces, zoals de Volmaakten der Katharen zeiden: forceer nooit een gelovige tot de eis van de Volmaakten.  

Forceer geen mens te doen en te laten hetgeen uzelf meent te moeten doen en laten.   

Ieder mens heeft zijn eigen ritme, juist omdat hij een origineel is, en geen mens gelijk is. Zoals de vingerafdruk van ieder mens verschillend is, zo verschilt ook zijn etherische trillingen, naar dat ritme handelt en verstaat hij. 

Goeroes die een mens menen te moeten optrekken binnen hun eigen ritme, stellen hem bloot aan hoogspanning, hetgeen levensgevaarlijk is.   

De mens valt altijd weer op zijn eigen ritme terug, hetzij dat hij verbrand is door zijn spirituele experimenten. 

Dat is het nadeel van onze tijd dat het heiligste gepopulariseerd wordt, zodat menigeen zich daaraan kan branden. 

Het heiligste kan zichzelf beschermen, maar de mens die niet op basis van de ziel zoekt heeft geen bescherming, hij brandt zich. 

Paracelsus hechtte eveneens waarde aan het gistingsproces, omdat uit gisting een nieuw produkt ontstaat.   

Zoals we schreven: ingrijpende ervaringen, doorstaan met behulp van de ziel veranderen de mens. 

De innerlijke omzetting is geen arbeid van een dag, maar gebeurt geleidelijk en nooit onder leiding van een medemens, maar altijd onder leiding van de geest die in een mensenleven actief wordt. 

Wanneer mens beproevingen ontmoet, tegenstanden ontdekt, betekent dat dat er bemoeienis met ons wordt gehouden, en zulk een bemoeienis wil altijd zeggen dat wij getest worden, want niemand krijgt een te zware last te dragen en niemand krijgt beproevingen die hij niet verdient of niet van node heeft.  

Alles voltrekt zich volgens een geestelijke wet, de wet van de verlossing of uitredding der Lichtzonen.   

"God laat niet varen het werk zijner handen" zo staat er geschreven en wij moeten ons daarom niet verbeelden dat de Schepper ons in een donzen bedje neerlegt, integendeel, juist door de geestloze werkelijkheid tot op de bodem te onderkennen komen wij tot inzicht en hunkering; er wordt de spiritueel zoekende mens niets onthouden en niets geschonken, maar een gedachte van geestelijke adeldom, een innerlijke overgave, in bereidheid zijn al voldoende om de geest naderbij te roepen die ons altijd door de benardheden loodst. Zolang de ziel nog niet voldoende spreekt is er een strijd, een gevecht tussen lichaam en  geest, mens en god.  

Het eerst wat de mens overwinnen moet is het archaïsche: "Ik wedersta u!", de arrogantie die elke Lichtzoon latent in zich aanwezig weet, anders zou hij geen Lichtzoon zijn, een zoon van de zon, een ziel beladen met de hoogmoed van de zon. 

Dit wederstreven ontmoeten we in onszelf in allerlei nuancen, maar we moeten het niet, zoals gezegd, kapotbreken, we moeten het onderkennen en de "medicijn van de derde orde geven", zoals de alchemist zegt, de medicijn van het gist. 

Niettegenstaande u misschien innerlijk enigszins weerstand gevoelt tegen een spirituele overgave, tegen die vermeende passiviteit, moet u een onderzoek nooit staken, omdat het moment kan komen waarop de ziel plotseling, als in een flits ontwaakt en de gisting bewerkt, waardoor u, als mens, de geestelijke overgave ondergaat. 

Het is als een gegrepen worden, eeln zichzelf vergeten in een geestelijke vreugde, of een geestelijk uitzicht. 

De boodschappers aller tijden hadden er allerlei benamingen voor: extase, Satori - zegt Zen, eenheid met de geest, zelfovergave, endura, maar juist deze zo begeerde bekroning kan de ene mens de andere niet schenken. 

Zoals ik zei: er moet een toebereide, gespannen verwachting in de mens zijn, zoals de vijf wijze en de vijf dwaze maagden uitbeelden, er moet olie zijn voor het moment dat de bruidegom komt. 

Het is mogelijk dat er vele momenten aan ons zijn voorbijgegaan, juist omdat wij niet toebereid waren, we bemerkten het niet, we waren nog niet rijp, of waardig, of te gefrustreerd en wederstrevend.  

We moeten ons nooit laten afleiden door de dwaasheden van ons ego, we moeten het slechts trachten te genezen door een "bezielde rede." 

Want ook het ego, zoals heel de natuur, weet dat de geest de leiding heeft, het moet slechts een eeuwenlange bedekking en leugen wegwerpen, het moet genezen worden juist dóór de geest, zoals de natuur zichzelf genezen kan door middel van het geestelijke levenselixer in de schepping, zo kan de mens zijn ego genezen door te luisteren naar zijn waarlijke wezen, door rustig en ingekeerd zichzelf te herontdekken.  

En vooral door eerlijk te zijn tegenover zichzelf, zodat de schoonheid van het juiste zelf, het goede instrument naar boven komt; daar doorheen zingt de ziel dan zijn harmonische lied, waarin de tegengestelden zich verenigen, want in werkelijkheid zijn de tegengestelden één, zoals gij, mens, één bent met uw Schepper, als u de melodie van zijn goddelijke Harp herkent.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene