Het zich voegende vuur

Uit eerbied en dankbaarheid, ook omdat het Oordelende Vuur hem tot zegen werd, wordt Prometheus een nederige en zich voegende dienaar van de geest. 

Daarom heet de tiende aanraking: het zich Voegende Vuur. Zich voegen naar de raad, de aanwijzigingen en de wetten van de geest. 

Dat is iets dat de arrogante, betweterige, gevallen godenzoon absoluut weigert. Het zich-voegen heeft voor hem een onaangename klank, omdat hij veronderstelt, dat hij nu op autoritair gezag moet gaan handelen en zijn eigen individualiteit moet opgeven. 

Een Prometheus van deze negende fase weet wel beter. 

Hij heeft zojuist ontdekt wie hij is en zijn geestelijke Kracht in alle vezels van zijn wezen herkend. 

Aldus werd hij opnieuw de godenzoon, de 9, de wijze die op aarde is om zijn naasten vóór te gaan, om naast hen te gaan en om mede met hen te lijden omwille van henzelf, zonder dat hijzelf lichamelijk lijdt. 

Deze mens is waardig bevonden om de grote opdracht van een godenzoon te volvoeren. Voor hem is er niet meer het risico, dat hij zich verzet tegen mogelijke opdrachten, noch dat hij geprovoceerd wordt door zijn eigen verdiensten, maar hij zal te allen tijde dienaar blijven. Een godenzoon naast God. 

Niet een godenzoon inplaats van God! 

Een autonoom individuum zijn en toch naast iemand staan, die men als zijn Meester aanvaardt is een opgave, die slechts de waardige wijze mens aan kan. Er is voor hem slechts één Meester: zijn Schepper. 

Een afspiegeling daarvan bevindt zich in hemzelf: de vonk, die van het Vuur van de Schepper getuigt. 

Het getal 10 symboliseert dan ook zo schoon het zich-Voegende-Vuur: de Prometheus, de herboren 1 staat naast de eeuwig barende geest, de 0. 

Naast deze eeuwige geest is hij eigenlijk niemand, een bescheiden rietstengel, die zich voegt naar de zucht van de voortdurende geestelijke aanraking. 

In het Oordelende Vuur werd hij de 9, de eenzame heremiet, de eenzame wijze, die in de wereld leeft, maar daar nauwelijks meer deel aan heeft. 

Het zich-Voegende Vuur roept hem op de plaats naast het grote kosmische Vuur. Zijn innerlijke vonk is volwaardig bevonden. Hier kan Prometheus doorlopend "het Licht rond Gods Troon zien", zoals het in de tiende fase van de Sephir Jesirah beschreven wordt. 

Een Licht, dat hem onafgebroken begeleidt en leidt. 

De begeleider heeft aldus zelf zijn Leider waargenomen. 

Hier moet de begeleider bewijzen, dat hij wéét niets te zijn zonder het Licht. Het worden tot "niets", hoewel je weet dat je "iets" bent, is een opgave, die slechts de individuele Prometheus kan volbrengen. Hem kan zijn individuum niet meer worden ontnomen, zoals dat zoveel gebeurt bij onwaardigen, mensen, die zichzelf nog niet hervonden hebben. 

Deze Prometheus wordt dan ook geroepen tot alle werken, van de meest hoge tot de meest lage. 

Hij zal, bij wijze van spreken, bereid moeten zijn de medemens "de voeten te wassen", maar ook deze te beleren en te beraden. 

Hij zal op geen enkele arbeid "neen" kunnen zeggen. 

Het begrip "dienen" wordt in deze fase tot in de kleinste details voor Prometheus geplaatst. Bij dit "dienen" wordt elke wens van het ego vergeten. Sterker nog: het ego wordt mede door dit dienen geholpen. 

Het wenst eveneens niets anders dan te dienen. Vanzelfsprekend is hier geen sprake van een ego-trip, een verkaptè ego-bevrediging. Het "dienen" geschiedt niet omwille van iets of iemand, maar is een vanzelfsprekend gevolg van de voorgaande ontwikkelingen. 

Zelfstandigheid en dienen zijn twee sterke wenskrachten, die hier worden samengevoegd, het is als een verenigen van vuur en water. 

Door zijn individualisme wenst deze Prometheus geen menselijke autoriteit meer te imiteren of te dienen, maar door zijn geestelijke rijpheid wenst hij wel het Licht te dienen, een onzichtbare, onstoffelijke Meester, die hij kent via zijn innerlijke vonk en wiens raadgevingen hij direct herkent in zijn geweten en intuïtie. 

Het begeleidende werk van Prometheus lost zich op in deze tiende fase. Begeleiden deed hij voornamelijk degenen, die tot aan het Oordelende Vuur gingen, en ook hen, die aanvingen en moesten leren, dat er een groot verschil ligt tussen wil en wens. Het eerste Wilsvuur kan verblinden. 

Onwetendheid, avidya, moest worden tot vidya, voordat het Wilsvuur tegemoet kon worden getreden. 

Een Prometheus worden en een Prometheus zijn, speelt zich eigenlijk af tussen het eerste en het tiende Vuur. 

Bij het negende Vuur, het Oordeel, moet de wijze uit zijn as opstaan, nà het Oordeel kan hij opgaan tot die grote universele lichtkern, waarin hij uiteindelijk zal ondergaan. 

De weelde van de zelfstandigheid kan gedragen worden nà de zegen van het Oordeel. 

Zodra heersen en dienen een eenheid worden is de innerlijke adeldom van Prometheus een feit geworden. De godenzoon is. Hij is naast God. 

Wil hij alomtegenwoordig zijn, dan moet hij in God zijn en zo geschiedt het dat in deze tiende fase Prometheus tot zijn Heer ingaat. 

Zo schreven en vertelden het de ouden van hun wijzen. 

Er resten nog slechts twee ervaringen terwijl hij "tot zijn Heer ingaat" en die voltrekken zich in het denken en in het etherische lichaam. 

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene