Zodra hij de innerlijke zekerheid bijna tastbaar in zich gevoelt, kan in de Prometheusmens een overweldigende dankbaarheid opwellen, die hem vervult met deemoed.
Nooit tevoren is hij zo zeker geweest van die innerlijke, hem begeleidende en leidende kracht; hij meent dat niets hem meer kan afhouden van deze Weg-Omhoog, noch dat hij ooit om iets of door iemand zou lijden.
Het enige dat hij bemerkt, is een "mede" -lijden met degenen, die zich valse voorspiegelingen maken, dan wel uit vrees zich verre houden van zulk een, door innerlijke rijkdommen, beladen Pad.
Eenzaamheid wordt weggevaagd.
In hem woont de Ongeziene, maar alomtegenwoordige Macht, die hem nimmer meer zal verlaten. Deze zal hem door alle benarde omstandigheden heenloodsen; elke duisternis zal verlicht worden, elke diepte zal zijn wijze leringen tonen en op de onherbergzame toppen zal de wind de geheimen van het Al in zijn oor fluisteren, opdat hij wéét omgeven te worden door de zijnen.
In deze fase zal het Lichtende Vuur hem omringen, en hem vragen Het in het Gelaat te zien, opdat er een directe ontmoeting zal zijn tussen de innerlijke Vonk en het kosmische Vuur. Zij zullen bewijzen uit dezelfde Bron te zijn.
Indien er noch angst, noch twijfel, noch egocentrische onreinheid in hem zijn, zal deze ontmoeting als een onbeschrijflijke bevestiging van een innerlijk weten worden. Geen onwaardige zal dit Lichtende Vuur kunnen aanschouwen zonder in hetzelfde ogenblik te worden ver-ast, hetgeen wil zeggen, teruggeworpen te worden in de dalen van de materie, waar de demonen van het egoïsme en de egocentriciteit zijn laatste sprankeItje licht zullen roven om ermede hun zwarte vuur te voeden. Het zal een aangrijpende ontmoeting worden.
Een ervaring, die slechts enkelen kennen en onvergetelijk blijkt. De overtuiging van het "behoud van het Vuur" moet zo sterk in deze pelgrim aanwezig zijn, dat hij bereid is buiten zijn eigen begrenzingen te treden, zichzelf in denken, gevoelen en willen, te verlaten. Hij moet hier de oude zekerheid van de natuur durven achterlaten om slechts te bouwen op datgene, dat hij in zichzelf aanwezig weet.
Deze ervaring vindt plaats in het hoofd.
Er wordt afscheid genomen van het rationele denken, dat wellicht tot aan het laatste moment weigerde aan de geestelijke zekerheden te geloven.
Welke rationalist gelooft in het irrationele?
Wat is rationeel en wat is irrationeel?
Wie zal dat beoordelen?
Is alles wat de mens met zijn zintuigen vaststelt rationeel?
Wat is waarheid?
Steunt het verborgene niet op het zichtbare?
Wie erkent het verborgene als fundament?
Is het verborgene irrationeel, omdat we het niet zien, maar wèl aanwezig weten?
"Prometheus" bemerkt, dat het hem geen moeite meer kost om zich los te maken van menselijke begrippen, om zijn gesettlede mening te wijzigen, om zijn verleden achter zich te laten en al die gesuggereerde denkbeelden, die een deel van hemzelf waren geworden.
Dit losscheuren uit zichzelf brengt hem niet al die geciteerde nadelen, waar degenen, die zichzelf forceren tot spiritualiteit, mede te kampen hebben. Hij kan via zijn innerlijke bewustzijn door het heelal reizen en de ervaringen in zijn waakbewustzijn meedragen.
Het kleurenspectrum van zijn aura wordt harmonisch en rustig en zijn wezen, innerlijk en uiterlijk, draagt het evenwicht van de Gulden Snede, die zijn Schepper hem inschiep.
De in zichzelf rustende mens herkent de Bron van zijn rust.
De in zichzelf dragende en bewegende mens herkent de oorsprong van zijn Kracht. De Vonk herkent zijn Geboortevuur. Het is als de eenheid van ziel en geest wedervinden, een vreugdevol weder herkennen. De innerlijke Vonk viert hier zijn inwijding.
Hij wordt opnieuw door zijn Vuur ingewijd en herkrijgt zijn gaven en zijn bekwaamheden.
In de middeleeuwen spraken de Katharen, die legendarische en veelal miskende gnostieke sekte, over hun Parfaits als over degenen, die het Licht te allen tijde en overal uitdragen konden, ook al werden zij door de inquisiteurs vervolgd, gevangen gezet of gemarteld. Zelfs het vuur, waarin zij aan de voet van de Montségur verbrandden, verbreidde een onaards licht, zo wordt verteld, en dit zal hun herinneringen tot in lengte van dagen levend houden, opdat hun nabestaanden nooit de heilige roeping zullen vergeten.
Maar de angst maakte zich op ten strijde en vervolgde deze herinneringen, gelijk voorheen de inquisiteurs de Parfaits en hun medestanders najoegen en daarom fluistert men nog slechts over deze herinneringen, terwijl uitsluitend de moedigen hun stem durven te verheffen.
Het verleden bouwt het heden en het heden baart de toekomst. Kan een ziele-herinnering ooit worden uitgedaan?
Kun jij, zoeker naar de onsterfelijke waarheid én het onvergankelijke Licht, ooit vergeten, dat je geboren werd uit de geest der eeuwigheid?
Waarom speur je in dit tijdelijke naar herinneringen aan die eeuwigheid?
Waarom zijn soms je dromen doortrokken van smartelijke pijnigingen, van extatische vreugden of van een nimmer aflatende, bruisende zoekersdrift?
Omdat ook jij wéét, Prometheusmens!
Omdat ook jij geroepen wordt door die hemelse echo, die weerkaatst tegen de bergwanden of wordt meegevoerd door de ruisende stromen.
De Parfaits gingen twee aan twee de wereld in, te voet, niets anders dragende dan het Johannesevangelie en soms een stuk brood, gemaakt uit het zondoorgloeide graan, waarin de energie van het leven woont.
Zulk een Prometheus kan altijd alleen worden gelaten met zijn innerlijke Licht; hij zal geen enkel gevaar duchten; hij zal echter ook zijn gelijken onderkennen en zichzelf voor hun heil geven. Wie zal deze mens willen lasteren?
Toch slechts zij, die hem vrezen?
Alleen zijnde met dit innerlijke Licht, moet hij bewijzen zich daaraan vol vertrouwen en vreesloos te kunnen overgeven.
Zulk een beproeving zal komen. Als deze pelgrim niet weet wat vertrouwen betekent, wie zal dit dan wel begrijpen?
Vertrouwen is geen goedgelovigheid, maar het is onderscheiden èn zichzelf wegschenken. Wie zichzelf niet kan geven zal nodeloos pogen de geest te vinden. Hij, die wantrouwt, vertrouwt zichzelf niet. Hij, die zichzelf niet vertrouwt, kent het inwonende Licht niet.
"Een mens is maar een mens", is een gevleugelde uitspraak, maar zodra deze mens gedragen wordt door het Lichtende Vuur is hij aan zichzelf ontstegen.
Wie durft niet op de geest te vertrouwen?
Daarom, hij, die met deze geest in zee gaat, kan uit zichzelf de binding daarmede in stand houden; hij zal nooit afzakken naar een a-spiritueel niveau, onverschillig waar hij door de omstandigheden wordt heengevoerd.
Hoeveel mensen zijn op deze geestelijke wijze zelfstandig? Hoort men niet veelal klagen, dat de innerlijke Kracht, de bezieling of het geestelijke enthousiasme hen zo snel ontglippen?
Hoe onoverwinnelijk zou een gemeenschap van zulke individuen kunnen zijn?
Maar hoe voegt men individuen bijeen?
Besluiten zij niet altijd zelf bij wie of wat zij willen behoren en vooral, vrijwillig, willen blijven?
Geestelijke individuen zijn dan ook uiterst moeilijk samen te voegen, zij missen het kudde-instinkt, maar zij herkennen elkander wel en gevoelen zich werkelijk verheugd een gelijke te ontmoeten, waarna ieder weer zijns weegs kan gaan.
De binding tussen hen behoeft daardoor geenszins verloren te gaan. Integendeel! Voor geestelijk gelijken bestaat noch afstand, noch tijd, noch enige andere uiterlijke verwijdering.
Zij dragen echter allen dat Prometheus-element in zich en dit dringt hen tot het gaan van een bepaalde weg, die zij intuïtief bepalen.
Zulk een ingeschapen Lichtelement verwijdert hen echter nimmer van elkander. Is dit wel het geval, dan is er een splitsende factor aan het werk, die altijd kenbaar wordt wanneer verschillende ikjes met verschillende eigenbelangen aan het werk zijn.
De geest verbindt, maar scheidt nooit. Hij verbindt de vonken van Zijn vuur. Deze verbindende kracht stoort zich niet aan enig uiterlijk etiket, dat mensen door de maatschappij, door autoriteiten of religieuze organisaties werd opgeplakt.
Hun zeer individuele en toch gelijke opdracht hebben zij herkend en deze kan verschillende aspecten tonen, maar nooit aan zichzelf tegenstrijdig zijn. Zij hebben hun verantwoordelijkheid voor de huidige omstandigheden, waarin hun ziel verkommert, op zich genomen en zij zijn bereid iets te doen aan het welzijn van hun naasten. Wat dan ook!
Zegt iemand, die een taak op zijn schouders krijgt gelegd: "Neen, die wil ik niet, ik wil een andere, die mij beter bevalt?!" Uit deze acceptatie volgt, dat men hen overal ter wereld, in onverschillig welke omstandigheden, kan aantreffen, omdat zij doen hetgeen hun handen, harten en hoofden te doen vinden. Zou de ene Prometheusmens de andere kritiseren, hem verachten omdat zijn werk "minderwaardiger" zou zijn?
Welk een domheid zou dat zijn en welk een getuigenis van onbegrip, geestelijke hoogmoed en geestelijke onwetendheid. Prometheusmensen laten zich niet bijeendrijven door de zweep van het dogma en het plichtsbesef, maar zij gaan en komen wanneer en waarheen zij willen. Omdat zij hun verantwoordelijkheid gevoelen, zal men hen zelden vinden op plaatsen waar hun ego zou kunnen worden gestreeld, waar zij hoge posities kunnen bereiken of waar zij niets behoeven te doen dan hun gewonde ego te likken en dromen te dromen over een mogelijk herstel van hun persoonlijke macht. Prometheusmensen vindt men daar, waar men hen nodig heeft. Nodig zijn zij dáár, waar mensen geestelijk hongeren en waar onwetendheid tot een kwelling is geworden.
De mens, en vooral de ziel, die eenmaal in contact is geweest met het Licht of het kosmische Vuur, vergeet zulk een ervaring nooit.
Hij moet wel bedenken, dat zulk een voorrecht consequenties met zich medebrengt en dat hij zal gaan behoren tot de verantwoordelijken, die zich niet langer kunnen en mogen verbergen in de massa, een kudde, die niet zelfstandig denkt, maar die voor zich laat denken.
De eerste consequentie wordt de scheiding tussen de wegen van zijn vroegere vrienden en hemzelf. De platgetreden wegen gaan hem tegenstaan. Er zijn mensen, die door deze consequentie afgehouden werden van een reactie op de Prometheus-roep. Het moment ging aldus voorbij en het beste, wat mogelijk achterbleef, is een vage herinnering, die bij bepaalde omstandigheden plotseling weer aan hun hart klopt. Het meest tragische zal zijn wanneer ook die herinnering sterft. Zijn kloppen verstomt in het rumoer van de overredende stemmen van de kudde, die veiligheid, comfort, en een uitgestippelde weg eist. Het met zichzelf alleen durven zijn is voor de Prometheusmens in deze fase een werkelijkheid, die hem totaal niet verschrikt. Hij behoeft geen bescherming van buitenaf meer, omdat hij deze van binnenuit heeft opgebouwd. Geconfronteerd worden met zichzelf is een eerste vereiste voor de Prometheusmens en dit is nu juist hetgeen velen vrezen.
Een werkelijk "vooruitziende" pelgrim weet wat hem te wachten staat en waarom zou hij dan vrezen of protesteren, waarom zijn verzenen tegen de prikkels slaan, waarom bitter en teleurgesteld worden, wanneer de gerechtige beproevingen komen? Is hij beter dan zij, die hem op zulk eenzelfde weg zijn vóórgegaan?
Als men teleurgesteld wordt bleek dat verwachting en realisatie tegenstrijdig waren.
Waar ligt de fout?
Altijd in het te verwachten resultaat. Het gaat mank aan realiteitszin en vooral aan onderkennen; het "vooruitzien" heeft gefaald en dat bewijst een tekort aan de Prometheusgave.
Hij, die niets verwacht, verzamelt geen teleurstellingen. Verwachten is geheel iets anders dan hopen.
Het verwachten gaat veelal samen met de bevredigingen of begeerten van het ego. Hoop doet leven!
Verwachtingen kunnen verbittering brengen en dat betekent de geestelijke dood van het hart en een zekere zelfvernietiging.
Het Licht of het Algoede verheugt zich wanneer een Prometheusmens zich losmaakt uit de bewogenheden van de kudden, maar de leiders van de kudden zien hem als vijand, een gevaar of een tegenkracht. Het verschil Lussen hem en een dolend schaap is, dat het laatste erbarmelijk om hulp blaat, terwijl de eerste vastbesloten een andere weg kiest.
Schapen, die de kudden waaruit zij weggevlucht zijn, haten, kunnen beter in die kudde terugkeren om allereerst hun haat te laten sterven, dan dat zij hun haat botvieren op hun oude kudde. Want wat is elkander meer nader dan haat en liefde. Wat is bindender en invretender dan een haat-liefde verbintenis?
Een zelfstandig geestelijk mens haat niet, maar is vrij van zulke wurgende banden, die hem slechts kunnen schaden.
Als de Prometheusmens de idee heeft, dat hij nu, in deze vijfde fase, eindelijk gekleed gaat in het Licht, dat hem als een vijfpuntige opstandingsster omhult, zal hij zichzelf niet terugtrekken in de rustige schuilplaatsen van de wereld, waar hij zichzelf kan bezighouden met het voortdurend aanschouwen van zijn eigen reinheid en licht. Integendeel!
Dan juist gaat hij de sombere uithoeken in, dan juist betreedt hij de modderige velden, waar zovelen omkomen in de drab. Deze modder zal hem niet wezenlijk kunnen besmeuren. Hij zoekt deze niet, omdat hij dit wenst, hij zoekt deze omdat juist de zg. uitgeworpenen, die door de maatschappij als niet "gearriveerd" worden beschouwd, veelal beginnende zoekers zijn.
De rijken, de zg. geestelijk en materieel gesettIeden, komen niet en zoeken niet. Wee hem, die zich rijk acht en het niet is.
Het zelfbedrog maakt van hem een goed bewaakt schaap, rustende in een luxe schaapskooi, maar niettemin is hij een schaap, in wezen niets verschillende van de anderen, die in de velden grazen en het moeten doen met een ruw houten schaapskooi.
Is de vogel in de ijzeren kooi er beter aan toe dan de vogel in de gouden kooi?
Zichzelf vergeten betekent: een warme kooi verlaten, onverschillig hoe die eruit ziet en niet slechts om het Olympisch godenvuur te gaan halen, maar vooral om het daarna te brengen aan hen, die licht behoeven, totdat zijzelf hun Prometheusweg duidelijk voor zich zullen zien.
Kan een Prometheus méér doen dan zijn naasten attent maken op hun Prometheusgave?
Hoogstens kan hij hen een zet in de goede richting geven.
Maar moet iedereen niet alleen klimmen?
Is het Pad-Omhoog niet te smal om er naast elkander te gaan? Is het niet te smal voor een menigte?
Welke Prometheusmens heeft nooit de gloed van een verwarmend, lichtend, stimulerend innerlijk Vuur ondergaan?
En welke Prometheus zou zulk een ervaring eigenlijk niet willen vasthouden?
Onderga je daarvan niet iets in dit moment, nu je deze woorden leest, mijn vriend? Is er niet die herkennende vonk, die overspringt?
Zo ja, dan ben je een Prometheusmens, één, die de twaalf aanrakingen van het Vuur zal moeten ondergaan.
Waarom stribbel je nog tegen? Waarom wil je de consequenties daarvan niet aanvaarden?
Elke consequentie komt vanzelf, is als een bevestiging en neemt de kwalijke betekenis van het woord, die het in de loop der eeuwen gekregen heeft, weg.
Wat is een consequentie? Toch niet anders dan een gevolg van een innerlijke toestand, een naar buiten tredend resultaat, waarmede je beslist geen moeite zult hebben, omdat je het, op het juiste moment, volkomen vanzelfsprekend vindt.
Het Lichtende Vuur, de vijfde fase, brengt de consequenties mede van het: bewijzen wie je bent en het mededelen uit wat je hebt, op je eigen wijze, al naar je geaardheid. Men kan van de hand niet vragen, dat hij loopt, of van de voet, dat hij denkt.
Je moet van jezelf ook niet verlangen de opdracht van het hoofd uit te voeren, hoewel je duidelijk het hart zult zijn. Er moet altijd een eenheid zijn tussen degenen, die tezamen een grote opdracht vervullen, terwijl zij, ieder voor zich, daarin hun werk uitvoeren.
Laat de hand niet schelden op de voet, omdat hij anders is; laat het oog niet minachtend over het oor spreken, daar het iets anders beluistert dan het oog ziet. Past het geheel in elkander? Dat is de vraag. Vloeken de verschillende aspecten niet met elkander, zo een monster vormende, inplaats van een harmonisch Lichaam.
Elke Prometheusmens ondergaat dagelijks een nieuwe levenskracht; hij herkent hoe de oude dingen zich vernieuwen en zoekt niet naar Het Nieuwe, maar naar "het vernieuwen".
Het Nieuwe is altijd het oeroude in een nieuw kleed, opdat het onze aandacht zal trekken en we er niet achteloos aan voorbij zullen gaan, omdat het niet Het Nieuwe is, dat we menen te zoeken.
De vijfde fase verlicht alle oude dingen en herschept hen en dat is volkomen aanvaardbaar, vanzelfsprekend en soms zelfs verrassend, als we onze onwetendheid van voorheen lachwekkend gaan vinden. Om jezelf lachen zonder bitterheid, maar met milde spot, is een gave. De gave van degene, die de naaste belangrijker vindt dan zichzelf.
De vijfde fase brengt ook een verandering in de soort ervaringen. Tot en met de vijfde fase gaat Prometheus het Vuur halen, als bekleding, bescherming, innerlijke kracht. Na de vijfde fase gaat er sprake worden van het Vuur brengen.
Zoals te zien in de Tarot-mandala's brengt de vijfde fase de staat van Hogepriester. Het is een zich hullen in het Licht, een op de berg vertoeven, waarna de zesde fase "de Keuze" en het niet-meer-terugkunnen brengt.
In de vijfde fase laat hij zich door het Licht aangorden; hij brengt zijn vliertak in het Vuur en beseft de volle omvang van zijn opdracht. Kan men een mens vóór deze fase zulk een volstrekte Keuze laten doen? Zou dat niet wreed zijn?
Tot nu toe was er steeds de mogelijkheid om zijn Naam te verliezen, door beproevingen, ijverzucht van buitenaf, valstrikken of influisteringen, zoals het: "Waarom zou je je vermoeien" en "Waarom moet juist jij gaan?" en "Wie denk je wel dat je bent?"
Na zich het aureool der geroepenen te hebben laten opleggen en de vliertak te hebben ontstoken, begint de weg-terug tot in het dal. De aandacht van de aanvallers, zij die node zien hoe een Prometheus zich om de onwetenden bekommert, wordt nu gericht op de vliertakfakkel, die Weten, Licht en Verlossing betekent voor hen, die men onwetend in duisternis gevangen wil houden.
Je Licht zal worden bespot, Prometheus!
Je "geroepen gevoelen" zal worden weggehoond!
Je "opdracht" zal door het slijk worden gesleurd!
Daarom wordt je taak er nu allereerst één van bescherming; als een waarachtige Prometheus zul je alle aandacht moeten bepalen bij het Licht, dat je meeneemt langs die moeilijke weg omlaag.
Het is goed, dat je zoveel voorbereiding achter je hebt, want er kan geen enkele aandacht overschieten voor jezelf, voor wat er met jezelf gebeurt. Of je alles verliezen dan wel alles winnen zult, of je ego'tje pijnen zal lijden ofwel vreugde zal gevoelen, het is allemaal totaal onbelangrijk.
Het enige belangrijke is het Licht, dat je in het dal beneden wilt ontsteken. Laat je niet afleiden, laat je fakkel niet uitdoven. Velen wachten erop en dat weet je, Prometheus!
Concentratie op het Licht is nu het voornaamste en je zult bemerken, dat je voeten uit zichzelf de terugweg vinden. Alle angsten, zorgen en problematiek vallen weg.
Hij, die problemen schept, leeft zijn ego daarin uit. Hij is dus nog niet verloren. Concentratie op het Licht en zelfofferande terwille van de naasten, ontnemen iedereen al zijn moeilijkheden. Zelfs de zg. geestelijke moeilijkheden.
Wat zijn geestelijke moeilijkheden? Zijn het geen verkapte egowonden?
Hij, die weent om zichzelf, acht de ziele-tranen van zijn naasten niet.
Hij, die heeft verleerd te wenen om zichzelf, diens tranen zijn geworden tot parels, die hij gaarne uitdeelt.
Laten zij die, bezield door de geest, uitroepen: "Het Licht is mij àlles", elkander mogen beluisteren, want zij hebben een verbindende schakel: het doorzien van de schijn.
Wie van hen zal zich vastklampen aan uiterlijke vormen, gebouwen, kerken, tempels, graden, beloningen, belangrijkheid in de ogen van de onwetenden?
Wie van hen zal zich op de borst slaan, zeggende: "Luister naar mij, want ik weet het?"
Is er één, die alles weet? Lopen niet velen met een waardevol stukje van de grote mysteriepuzzel in hun handen en zoeken slechts een aansluitingspunt om de grote Puzzel te voltooien? Waarom zou uw naaste niet het passende stukje bij uw puzzelstukje bezitten en waarom zouden beiden zich niet verheugen in die aansluiting?
Gaat het niet om dat alomvattende Geheel?
Het Lichtende Vuur bevestigt de opdracht van het fakkeldragen. De fakkel van de vliertak is het symbool van mededogen en barmhartigheid. Als medicijn is het goed voor mensen, die hun teleurstellingen, bitterheden en aversie opkroppen. Thee van de bloemen heeft een laxerende werking, zowel geestelijk als lichamelijk.
Mededogen is een aspect van Liefde. Iemand, die zichzelf wegcijfert terwille van de naaste, doet dit uit mededogen, onverschillig op welk niveau hij dit doet. Hij denkt noch geestelijk, noch lichamelijk aan zijn eigen heil.
Het "helen" of "heilig worden" is niet zoiets als een beloning na een vermeend goed leven. Het voltrekt zich aan iemand buiten hemzelf om, als een logische reactie op zijn levensinstelling.
Hij, die roept: "Ik ben heilig" is bij nadere beschouwing meestal onheiliger dan hij, die zichzelf onheilig vindt. Mensen, die mededogen bezitten, vragen niet wáár zij dit mededogen, dit liefde-aspect, zullen uitdelen, maar zij vragen zich slechts af hoe zij dit het beste kunnen uitdelen.
Prometheusmensen, die elkander verstaan, vragen niet aan elkander "wat zij doen", maar "hoe zij dit doen"?
Dat zij hetzelfde beogen ligt bij voorbaat vast. Dat zij elkanders werk en opvattingen omtrent dit werk respecteren, is eveneens vanzelfsprekend.
Erger eraan toe is hij, die kàn helpen en het niet doet, omdat hij zich daarvoor te "gearriveerd" of te "heilig" gevoelt.
Het Lichtende Vuur begeleidt Prometheus terug-in-het-dal en zijn zwaarste taak zal zijn om de fakkel brandende te houden, want zij, die hem willen doven, blijken met velen te zijn.
Arme onwetenden die, op instigatie van hun leider, met modder gooien naar de Vlam, die hen het Weten zou kunnen verschaffen!
Arme dommen, die ziende blind en horende doof geworden zijn, hoeveel schoons ontgaat hen.
Arme arroganten, die een kil en zelfvernietigend licht koesteren, hun ontwaken zal een waarlijke zelfontmaskering worden, hard en pijnlijk.
Stoor je aan geen van hen, Prometheus, maar bewaar en bewaak je Licht!