In de Aquarius-era is de mens meer ideëel georiënteerd dan voorheen en dat brengt met zich mede, dat hij langzamerhand genoeg krijgt van droge theorieën en zich meer aangetrokken gaat gevoelen tot altruïstische en edele handelingen, en aldus de theoretici zeer kritisch beoordeelt.
Dat zal elke Prometheusfiguur ontdekken.
De kritischer instelling van de geestelijk bewuster wordende eenling, maakt het hem niet gemakkelijker, maar houdt hem aan de tweevoudigheid van zijn opdracht: filosofie en praktijk.
Bij het spreken over en vertolken van het Reinigende Vuur zal deze Prometheus dus moeten getuigen van zijn eigen reinheid in moreel en spiritueel opzicht. Hij moet zelf een oprechte, onbevreesde levensinstelling bezitten wil hij stand houden in de morele en geestelijke reiniging en bereid zijn een principiële consequente levenshouding te tonen, die echter van elk fanatisme is ontdaan.
Hard tegenover zichzelf zijnde, zal hij tolerantie moeten betonen tegenover de naasten.
De twaalf kosmische vuren zullen in beginsel aanwezig behoren te zijn in een Prometheusfiguur, indien hij niet door een aanzicht van hen wil worden vernietigd. Vernietiging beduidt hier: lichamelijke en geestelijke zelfbeschadiging. Zodra echter in iemand de onuitblusbare wens leeft om terwille van de naasten een lichtfakkel te gaan halen, is dit reeds een bewijs dat één fundamentele regel van het grote kosmische Vuur aanwezig is: zelfverloochening.
Zelfverloochening is het onaantastbare harnas voor de legendarische Prometheus. Daar waar het ego zichzelf verloochent kan het op geen enkele wijze worden aangevallen; daar waar de prooi niet voorhanden is, verliest de jager zijn interesse.
De intense innerlijke reiniging, die zich in dit stadium voltrekt, wordt als een duidelijk voelbare vreugde ondergaan, want niets is zo reëel herkenbaar als reiniging. Er gebeurt nl. iets. Je gevoelt hoe oude banden zich losmaken en hoe subtiele nieuwe banden worden gesmeed; je bemerkt hoe je onderscheidingsvermogen zich verfijnt en hoe je smarteloos afstand doet van vermeende waarden uit het verleden. Ook je levensinstelling reageert daarop, doordat je geweten van enkele lasten wordt bevrijd en je intuïtie zich duidelijk gaat ontplooien. Het geestelijke wordt zo levendig, dat je er uitsluitend blij mee kunt zijn. De woorden van de oude wijzen krijgen een directe en zeer persoonlijke betekenis, nu je uit eigen ervaring weet waarover ze spreken.
Al die problematiek rond de zg. "tegenstand van het ego" is weggevaagd, het ego beweegt harmonisch mede met hetgeen ziel en intuïtie wensen. Gelijk het riet beweegt met de streling van de wind, zo beweegt het ego op de ademtocht van de ziel, maar wordt toch geen slaafse, leeghoofdige volgeling.
Hetgeen in de psychologie als therapie wordt aangewend ten behoeve van neurotische zieken, vindt als een natuurlijke reactie in deze mens plaats: zijn aandacht wordt van zichzelf weggetrokken door de lichtende fakkel, die al zijn aandacht nodig heeft.
Neurotici worden het beste geholpen door hun interesse op iets of iemand buiten zichzelf te concentreren. Doorlopend met zichzelf bezig zijn, is een vorm van egocentriciteit, die op het spirituele vlak dikwijls wordt voortgezet in een najagen van de zg. ziele-verlossing.
Niets is dan belangrijker dan de eigen "verlossing" .
Dit wordt een spirituele ego-trip, die veel moeilijker te herkennen is dan de algemeen zichtbare egocentriciteit; niettemin kan ook spirituele egocentriciteit aanleiding worden tot een keiharde zelfhandhaving ten koste van vele slachtoffers. Daar waar men derden slachtoffert terwille van het eigen belang wordt spiritualiteit een farce.
Men kan zich nooit verheffen op de gewonde zielen van de naasten, om zo de top van de geestelijke ladder te bereiken. Een Prometheusmens in dit stadium begrijpt dat heel goed.
Er is hem zoveel Liefde en Barmhartigheid betoont, waarover hij echter niet kan spreken uit piëteit en eerbied, maar hij onderkent hierdoor dat ook hij van deze Liefde en Barmhartigheid iets moet gaan verwezenlijken. Zijn innerlijk Tribunaal vertelt hem dat.
Een gerecht, dat zijn uitspraken direct voelbaar en aanwijsbaar bevestigt. Uitspraken, die soms pijnlijk, maar altijd gerechtig zijn. Dit is de reden waarom deze Prometheus een hoge moraal bezit en een hogere Wet onfeilbaar volgt.
Na de felle activiteit van de reiniging komt nu een periode van vrede en vreugde. Een stille vreugde, die in de rust wordt doorvoeld.
Een harmonisch meebewegen en een sensatie van een "overwinning", een opademen na de toch ingrijpende activiteit van het zich reinigen van allerlei overbodige, vermeende en soms ingeburgerde denkbeelden en gewoonten. De zekerheid, dat men nog sterk in zijn schoenen staat, na die intense, reinigende, innerlijke vuurkracht, is op zichzelf al reden tot blijdschap en zelfvertrouwen. Er is van al die levenservaringen en geestelijke beproevingen toch iets overgebleven, waarmede duidelijk verder gewerkt kan worden. Iets waarop men bouwen en vertrouwen kan.
Er zullen Prometheusmensen zijn, die in dit stadium een gevoel van overmoed zullen krijgen, het idee van: "Ik heb het dan toch maar klaargespeeld!"
Dit is typisch de sensatie van de zevende fase. Een emotionele bewogenheid, die tot een hulp kan worden bij het doorzetten ondanks alles, mits deze emotie niet ontaardt in die blinde zekerheid van een overwinning en de bedwelming van de overwinningsroes.
Reiniging betekende, dat het onreine beëindigd werd, dus was er een element van strijd. Nu is er echter een verstilling gekomen, die wel eens de Vrede van Bethlehem wordt genoemd. Een accepteren van hetgeen is en nog moet komen. Dat is de allerbeste instelling en voorbereiding voor de hierna komende achtste Vuur-aanraking.
Het overwinningsgevoel moet zich stabiliseren in het: het is alles goed zoals het komt. Daarnaast zal er een gevoel van onoverwinnelijkheid zijn. Het zelfvertrouwen is geculmineerd in het absolute Godsvertrouwen.
Omdat men wéét wat het betekent om een binding te hebben met zijn Schepper of met de kosmos.
Het Meer der Heerlijkheid breidt zich als een balsemende etherische olie in het innerlijk uit en men kan rust vinden aan zijn oever.
Vol zelfvertrouwen kan de zelfindaling beginnen en de zich daar nog in de donkerste hoeken verbergende tegenstander, kan worden ontmoet.
Die tegenstander staat op het punt zich over te geven aan de Diepe Vrede, aan zijn tweelingbroeder, die het onoverwinnelijke harnas draagt of gewapend is met het Medusa-schild.
Daar waar de twee één worden kan het Kruis op de schouders worden genomen, eerder niet. Er moet een totaal accoord gesloten zijn tussen de twee, die eenmaal één waren en tot verdriet van henzelf twee zijn geworden.
In het cijfer 7 ziet men deze samensmelting gesymboliseerd door de 1, die het vaandel aan zijn top meedraagt. De innerlijke tegenstander zal zich bereid verklaren om dit vaandel te worden. Tezamen symboliseren zij de overwinning door middel van de harmonie. Zij zijn tezamen het goddelijke evenwicht binnen de natuur en binnen deze Prometheusmens. Slechts door deze onvoorstelbare harmonie kan de zo zware achtste fase worden doorleefd.
Deze harmonie is niets anders dan het samenwerken van de twee fundamentele krachten: yin en yang, kwaad en goed, links en rechts. Het yin aan de top van de één, de yang, reikt tot aan de hemel, is het doorvoerkanaal voor de hemels etherische trillingen en vult de één, de Prometheus die rechtop staat voor zijn God, met energie. Hij kent nu de bron van beide machten en kan hen aldus beheersen.
Noch het goede is waarlijk goed, noch het kwade is waarlijk kwaad. Zij zijn twee blinde natuurkrachten die slechts kunnen worden verenigd door de Ene, die hun bron kent. Binnen deze zevende fase drinkt Prometheus uit deze verborgen Bron en wordt aldus hun heerser. Hij verstaat de taal van de oernatuur en glimlacht om de dwaasheid van hen, die de tijdelijke natuur willen straffen, omdat zij "het kwade" zou zijn.
Is de tijdelijkheid niet een fictie? Existeert deze niet bij de gratie van het eeuwige, dat zijn oorsprong is?
Als de Diepe Vrede van Bethlehem het hart vervult, rekent men niet meer met tijd, noch met begrenzingen, noch met werelden.
Alles is één. Alles komt uit het Ene, keert tot het Ene terug en lost zich tenslotte op in de 0, de grote kosmische baarmoeder. Als het Ene zich splitst in de velerlei vormen, verliest het zijn intensiteit en wordt de blik afgeleid door de verscheidenheid, maar eens zal dat Ene zich uit de velerlei vormen terugtrekken om zich opnieuw in zijn oervorm de concentreren. Dan zal alles goed zijn. Dan is de yin yang en yang yin en het Algoede baadt in de vol-ledigheid.
Zo gevoelt een Prometheusmens zich tijdens de aanraking van het Harmoniserende Vuur. Hij is beladen met kracht; met stilte en beweging, met ledigheid en volheid. Hij is in zichzelf zulk een volkomen eenheid als nooit tevoren.
Het hart beluistert het hoofd en omgekeerd. De voortdurende samenspraak tussen hart en hoofd vult hart en hoofd met een helende, verwarmende vrede.
Hieraan geeft het bekken zich over. Zo komt de drie-eenheid tot stand, waarover de ouden slechts durfden fluisteren, zo heilig vonden zij deze geestelijke bevestiging.
De overeenstemming van deze drie lichamelijk-geestelijke tempels (hart, hoofd en bekken), leert de Prometheusmens luisteren èn spreken.
Wie kan werkelijk luisteren? Hij, die zijn innerlijke oor te luisteren legt bij de verborgen klanken van de Oernatuur, zoals zij deze aan haar dochter, de tijdelijke natuur overdraagt en die achter alles de geestelijke Bron waarneemt.
Zo ontdekt hij het geluk. Een onsterfelijk geluk. Een inwonend geluk dat niets of niemand hem kan ontnemen. Een geluk, dat wordt gevoed uit de Bron des Levens zelf. Dit geluk kan hij aan zijn naasten overdragen, zodra hij hen aanraakt met zijn lichtende fakkel.
Een sensatie van vrede komt dan over hen, een bovenaards gevoel van bescherming, veiligheid, onoverwinnelijkheid.
Zou iemand, die zulk een onvernietigbaar geluk kent, geen mededogen kunnen hebben met allen, die zich ongelukkig gevoelen, maar dit slechts zijn, omdat zij de rijkdom van de harmonie nog niet kennen?
Een rijkdom, die direct binnen hun bereik ligt, maar die zij niet zien.
Is een bovenaardse gelukservaring niet overtuigender dan alle schone woorden, alle inspannende methoden en alle raadgevingen.
Wie kan ooit vergeten, dat hij gelukkig is geweest, al was het slechts voor een luttel ogenblik? Zoeken velen niet een verloren geluk?
Het Harmoniserende Vuur sterkt en maakt gelukkig. Zo gelukkig, dat dit geluksgevoel nooit weer geheel en al verdwijnt. Juist door dit bovenaardse geluksgevoel kan een Prometheus het "aan de rotsen geketend zijn" verdragen en kan hij geduld betrachten. Hij weet waartoe dit alles dient. Hij aanvaardt wat komen gaat.
Hoeveel noden en pijnen zouden gelenigd kunnen worden als de mens begreep, dat acceptatie de hevigste smart wegneemt. lets accepteren omdat men de achtergronden kent. En tijdens dit accepteren het lijden omzetten in loutering.
Wat heeft lijden voor zin als er geen loutering uit voorkomt? Lijden wordt slechts omgezet in loutering door innerlijke Kennis en nooit door forcering, wilskracht of enige andere vorm van dwang.
Hij, die zo zijn mogelijke lijden doorziet, lijdt niet, maar arbeidt aan zijn geestelijke bewustwording. Daar hij deze duidelijk bemerkt, ondergaat hij zijn lijden als een lering en daar elke Prometheusmens in de goede betekenis van het woord leergierig is, lijdt hij slechts in de ogen van de oppervlakkige toeschouwer. Hij hunkert niet naar vrijheid of roept niet om verlossing van zijn ketenen, noch zoekt hij zijn zelfverkozen taak af te werpen, want in werkelijkheid is hij vrij.
Hij ervaart die geestelijke vrijheid zo intens, dat zijn verbintenis met zijn naasten, terwiIIe van een geestelijke overdracht, niets anders betekent dan een vervullen van een vanzelfsprekende opdracht. De opdracht van elke Eerstgeborene. De opdracht van elk Lichtwezen, dat eens uit de lichtsfeer nederdaalde en nu teruggaat naar die lichtsfeer.
Wie van hen zou straks op de vraag van de Alvader, waar zijn Lichtgenoten zijn, kunnen antwoorden: "Ik heb hen niet gezien?!"
Nu er een directe en constante binding met het grote Kosmische Vuur bestaat, is deze bewuste Prometheus werkelijk een Individuum geworden, een zelfstandig wezen, dat zijn eigen verantwoording draagt en zijn autonome vrijheid gebruikt, waarvoor deze hem geschonken is: een vrijwillige verbintenis aangaan met hen, die nog zoeken.
Alle raad, alle bemoediging, alle hulp die hij daartoe behoeft, vindt hij nu, zodra hij zich nederzet aan de oever van zijn innerlijke Meer der Heerlijkheid. Zijn mildheid is gestreng, zijn tolerantie laat het heilige niet ontheiligen en zijn liefde kent alle nuancen, die haar tot de werkelijke Liefde maakt, nl. tot een medicijn en een liefdevolle kastijding, tot een streling en een raadgeving, tot een reinigende, lichtende en tegelijk verwarmende aanraking.
Zoiets uit zich pas wanneer er Harmonie in hem is en zijn innerlijk Tribunaal hem doorlopend corrigeert. Daarom zullen de zwakken zich aan hem vastklemmen, sterkte zoekend; de wanhopigen zullen bij hem hoop en de waarheidslievenden bij hem gerechtigheid zoeken.
Slechts de ijverzuchtige sterken zullen hem mijden, daar zij hem als een gevaar zien, een concurrerende zielevisser. Zijn gelijken zullen hem groeten met een blik of een glimlach, en al gaan zij daarna hun eigen weg, zij zullen elkander hebben herkend en weten, dat het goed zal zijn zolang zij voortgaan.
Welke geestelijke zoeker heeft nooit een moment van harmonie geproefd in een ogenblik van innerlijke stilte?
Een harmonie, die is als het schuilen onder brede vleugels, waaronder de geur hangt van de intense Vrede, een geur waarin zich alle bloesemgeuren hebben verenigd als een groet van de paradijselijke Levensboom, die elke boom door middel van één van zijn bloemen vertegenwoordigt. Een nieuwe Levenssfeer waarvan de geur zijn ziel sterkt, wordt zo werkelijkheid.
Dit intensiveert zijn geloof, voedt zijn hoop en vermeerdert zijn liefde.
Indien een ziel geen Liefde voor de Lichtbron gevoelt, zullen al haar inspanningen vruchteloos zijn! Er is maar één binding houdbaar door alle teisteringen heen, en dat is een Liefde-binding.
Zulk een geestelijke Liefde-binding slaat nooit om in haat, zoals menselijke liefde in haat kan veranderen. De geestelijke Liefde van de ziel voor haar Oerbron, is als de lucht die de zielevonk brandende houdt.
De Prometheus uit deze Harmoniserende fase kent het mede-lijden.
D.w.z. het herkennen van het lijden omwille van de loutering en het volkomen begrijpen van de innerlijke ervaringen van de betrokkenen.
Hij kan hen troosten met zijn Diepe Vrede en de gestrenge mildheid van zijn ervaringswijsheid. Niemand kan de medemens zijn ervaringen ontnemen, noch deze zelf dragen, maar een Prometheusmens kan naast hen staan en zo mededragen door zijn aanwezigheid.
Hij bezit alle kennis uit zijn vuurbeproevingen en dus onderscheidt hij direct wáár de mens zichzelf pijn berokkent en wáár lijden zieleloutering beduidt.
Een ontevreden, egoïstisch en zichzelf bevredigend mens lijdt vele smarten als hij zijn zelfbevrediging gedwarsboomd ziet. Hij stapelt lijden op lijden en beklaagt zichzelf over zijn tegenslagen.
Iemand die louterend werkzaam is, beklaagt zichzelf niet. Integendeel, hij zal ondanks zichzelf trachten anderen bij te staan met zijn levenslessen.
Als de Vrede van Bethlehem nederdaalt in hart en denken, verzamelt Prometheus moed voor de volgende vuurproef. Wanneer deze precies komt weet hij niet, maar hij weet dat in het moment van het hoogste geluk de proef zich aanmeldt, omdat juist in de omarming van dit geluk er voldoende kracht zal zijn om de eerste stap in het achtste vuur te zetten.
Het geluk uit de zevende fase is als een proviand voor de reis door het achtste vuur. Daarom zal de Diepe Vrede van Bethlehem de genade zijn, die elke Prometheusmens ondervindt alvorens te "sterven-in-het-vuur" en zal hij elkeen, die nog door een gewond hart, een gepijnigde ziel en een verscheurd gemoed wordt bewogen, groeten met deze historische zegen van de Katharen: "De Diepe Vrede zij met u!"
Het is een groet van wederzijds begrip. Een groet voor de gelijken van geest, onverschillig op welke trede van hun geestelijke ontwikkeling zij staan. Het is een groet voor Prometheusmensen, die zich vast voorgenomen hebben het godenlicht voor hun naasten te gaan halen. Het is een groet, die niet wordt verspild aan degenen die stenen harten bezitten, want het is de groet die van hart tot hart en van ziel tot ziel gaat: De Diepe Vrede van Bethlehem breide zijn vleugels over u uit.
De Diepe Vrede van Bethlehem hele u en beware uw uitgang en uw ingang. De Diepe Vrede van Bethlehem ruste in uw glimlach.
Diepe Vrede zij met u, reiskameraad naar de Olympus.