Het heilbegeren

De spiritueel geïnteresseerde mens is vrijwel altijd een moeilijk mens voor zichzelf en voor anderen, omdat hij meestal geen genoegen kan nemen met de algemeen geldende meningen en wetten.  

Hij springt uit het gewone leefpatroon en slechts daardoor is hij reeds een "vreemde" in de ogen van zijn medemensen.  

Hij wordt altijd bezield door dat ondefinieerbare iets, dat voortkomt uit het etherische element (De universele filosofie leert dat de ether de inspirator is van de geestelijke mens), hij is degene die een extra dimensie geeft aan het dagelijkse leven.  

Als zodanig maakt hij het zich niet gemakkelijk; dat kan elk spiritueel mens getuigen: door zijn inzichten zijn zoeken verdiept en verrijkt hij zijn leven, doch dit wordt bijkomstig bij het verwerkelijken van één der gaven; onverschillig welke oerdeugd men neemt, alle maken van de mens echter een overtuigde vreemdeling op aarde.  

De geestelijk moedige mens haalt zich de ijverzucht en de tegenstand van zijn medemensen op de hals; de door geestelijke liefde bezielde mens stuit vooral op onbegrip, men kan zich zijn liefde-gevoelens niet indenken.  

Daarom isoleert de spirituele mens zich altijd, ondanks zichzelf en zijn mogelijke verlangens.  

Alle wegen lopen horizontaal, zijn weg loopt verticaal.  

Wanneer iemand, die zich een spiritueel zoekend mens noemt, nog geheel geabsorbeerd kan worden door onbelangrijke dingen, nutteloze handelingen, dan is er beslist geen "heilbegeren", de derde oerdeugd aanwezig.  

Heilbegeren is eigenlijk geen goed Nederlands woord, het geeft te 

kennen dat de mens totaal beheerst wordt door een begeerte, een alles overheersend verlangen naar "heil", heling, ziele-herstel.  

Heilbegeren is totaal onbekend bij de innerlijk verdeelde mens.  

Zoals al de oerdeugden groeit het heilbegeren ook in de zekerheid, de zekerheid dat er een heil, een redding en een wederherstel van de oorspronkelijke mens mogelijk is.  

Begeerte heeft, in de gewone zin, een slechte betekenis, het betekent gepassioneerd iets willen bezitten; alle oerzonden maken gebruik van de begeerte van het ego en de jaloezie bespeelt deze begeerte als geen ander.  

Het begeren te zijn als zijn naaste, het begeren te hebben hetgeen zijn naaste heeft.  

Begeerte maakt rusteloos en daarom is heilbegeren een oerdeugd die tot beweging aanzet.  

De door heilbegeren gedreven mens gaat van voldoening naar voldoening, zijn ziel gaat van groei tot groei.  

Heilbegeren richt zich nooit op materiële dingen, maar tast alle spirituele hoogten en diepten af en zo kan het zijn dat de door heilbegeren voortgejaagde mens wel innerlijke zekerheid bezit, omdat hij wéét wat hij zoekt, maar geen innerlijke rust vindt, omdat hij nog steeds niet gevonden heeft wat hij zoekt.   

Heilbegeren is tevens een facet van de liefde.  

De ziel die de geest wil omvatten, wordt gedreven door liefde en een heilbegeren, het willen bezitten van de geest.  

Het heilbegeren zorgt ervoor dat de heilige of de spirituele mens niet verstilt in het eigen verlangen of de eigen bevrediging of het wonder des geestes van verre aanbidt.   

In de geest is geen stilstand; geest is beweging en geest is rust.  

Daar zorgt het heilbegeren voor.  

De heilige blijft ernaar streven als God te worden, op zijn Vader te gelijken.  

Het behoedt de mens tegen vergissingen, tegen terugval in de chaos, tegen leugens.   

Het onderkent de waarheid van de schijn.  

Men zou het ook kunnen omschrijven als een ziele- verlangen.  

Het is alleen sterker dan hetgeen men onder verlangen verstaat.  

Een verlangen kan men tijdelijk vergeten of verzaken, heilbegeren kan men niet vergeten, omdat men er innerlijk door wordt opgebroken.  

Voor degenen die de geestelijke grond onder hun voeten hebben verloren, is het heilbegeren een funeste gave, daar zij de mens uitholt, zij vraagt geestelijke energie.  

Ook deze oerdeugd is moeizaam te verkrijgen, omdat zij alles van de mens verlangt, zijn gehele inzet, zijn interesse, zijn leven.  

Geestelijke boodschappers die tot hun volgelingen of de medemens voortdurend spreken over de verlossing der ziel, kunnen worden gedreven door een heilbegeren, het idee dat de ziel zich moet herstellen verlaat hen nimmer.  

En zij willen deze idee een ander inpraten, hem de logische en heilige waarheid van die gedachte bijbrengen.  

Hij sleept hen mede in zijn enthousiasme en in zijn overtuigingskracht, hij brandt innerlijk op aan zijn eigen heilbegeerte.   

Men moet een machtige innerlijke kracht bezitten om deze oer-deugd te kunnen uitdragen, zij is vernietigend voor de zwakke ziel, zij tolereert geen andere hunkering meer naast zich, het is alles of niets.   

In de mensheidsgeschiedenis is dit heilbegeren bij sommige grote boodschappers duidelijk te herkennen.  

Zij leven buiten de wereld, hun gehele aandacht op één doel gericht, slechts van dat doel sprekende.

Vooral de ascetische typen worden aangetrokken tot het heil-begeren.   

De imitatie van dit heilbegeren is te herkennen bij hen die door een begeerte worden gedreven, zij spreken nergens anders over, dan over die begeerte en zijn doel.  

In diepste wezen is er in ons allen iets van dat begeren naar heil, ons verlangen om een spiritueel mens te worden; om iets geestelijks te verrichten of uit te dragen zijn flauwe afschaduwingen van het heilbegeren en iedereen weet hoezeer de spiritueel gevoelige mens, door deze zwakke heilbegeerte gedreven, reeds genegen is offeranden te brengen.  

Dat 'begeren naar heil' helpt hem over offers, moeilijkheden en beletselen heen.  

Wat zijn naaste nooit zou kunnen opbrengen kan hij gemakkelijk, omdat hij van binnenuit door een vuur is ontstoken.  

In het ego vindt men deze begeerte terug als een passie om te verkrijgen hetgeen het wil, daarvoor gaan vele ego's over lijken.  

Hun 'ijverige zucht' naar hun doelstellingen stelt hen tot alles in staat.  

IJverzuchtige mensen worden bezield door de één of andere vorm van begeerte. Hetzij de begeerte om zelf veranderd te worden, hetzij om iets of iemand te veranderen of om iets te verkrijgen.  

Begeerte, als ego-drift, is ontembaar.  

Maar het is een ondergeschikte drijfveer van één der oerzonden.   

Men begeert iets te doen of te hebben terwille van iets anders.  

IJverzucht is begeerte; 

hoogmoed is begeerte; 

gulzigheid is begeerte; 

wellust is een vorm van begeerte;  

ook hebzucht wordt gezien als een begeerte.   

Heilbegeren kent echter slechts één doel: het worden van degene die men was voordat de wereld bestond.   

Het heilbegeren maakt de mens tot een waarheidszoeker en verandert hem in een rechtvaardige.  

Daarom lijkt het heilbegeren een mens te verharden, doch dat is schijn, hij wordt slechts compromisloos.  

En compromisloosheid is in de ogen van de onwetende of innerlijk gespleten mens, altijd een vorm van hardheid of meedogenloosheid.  

Het populariseren, het meegaan met de tendens van de tijd, kan de spiritualiteit ontkrachten en veranderen in een geestloosheid.  

Men sluit compromissen met de tijd terwille van de verkoop van de geestelijke methoden.  

De handel met zielen doet de handelaren grijpen naar verkoopmethoden.   

Maar dit heeft niets te maken met waarachtige spiritualiteit.  

De geest blijft door de eeuwen heen altijd dezelfde en een ziel blijft een ziel.  

Men kan niet zeggen: heden zoekt men een veranderde geest.  

De geest stoort zich niet aan enige vorm, hij is vrij en blijft vrij en het laat hem onverschillig onder welke bedekking of in welke verpakking de handelaren hem willen verkopen, omdat hij zich reeds daaruit heeft teruggetrokken.   

Hij trekt zich terug of deelt zich mede al naar het hem belieft.  

Het zou er treurig uitzien wanneer de mens de geest de wet of zijn methoden tot verlossing der zielen zou kunnen voorschrijven: de mens meent wel dat hij dit kan, omdat hij niet bemerkt dat zijn waar geestloos geworden is.  

De mens zonder een sprankje intuïtie of spiritualiteit kan de geest niet herkennen, laat staan met hem handelen.  

Onze maatschappij is een marktplaats geworden voor de handelaren en handelaren bewandelen dubieuze wegen om hun goederen aan de man te brengen. Oorspronkelijk stond er tussen de mens en de geest niemand, hoogstens een eerwaardige priester.  

Met het verstrijken van de tijd zijn er de tussenhandelaren gekomen, middelaren omwille van het middelen, omwille van het eigenbelang, de verkoop.  

En die verkoop van spiritualiteit vereist allerlei verpakkingen en methoden om de handel te laten floreren.  

De hedendaagse mens koopt wanneer de verpakking hem bevalt, hij is de koper en de smaken der kopers verschillen.  

Alleen de geest blijft onveranderlijk en houdt zich buiten alle handel.  

De handelaren des geestes speculeren op de ego-begeerte van de mens en die is zo rijk genuanceerd, dat deze aanleiding kan worden tot ontelbare religies of godsdiensten; en tot allerlei vormen van geestelijke interessen.  

De door heilbegeren bezielde mens laat zich echter niet foppen, hij is, tegenover deze handelaren, keihard.  

Hij gaat ervan uit dat slechts zijn heilbegeren de geest tot hem roept, deze geest is zijn eten en drinken, zijn leven, zijn denken, zijn gevoelen.  

Hij heeft gelijk.  

Heilbegeren houdt de mens absoluut staande op eenzame hoogte, in de stromen des levens, in de vijandelijke linies.  

Begeerte slachtoffert het ego en drijft hem de armen van de handelaren binnen; heilbegeerte houdt hem buiten die vangarmen, maar dwingt hem tot isolatie en zulk een eenzaamheid vraagt een voortdurende innerlijke kracht.  

Eenzaamheid is geheel iets anders dan alleen zijn.  

Eenzaamheid kan verdragen worden wanneer de mens genoeg heeft aan hetgeen hij in zichzelf bezit, aan zijn gedachten, aan zijn gevoelens.  

Dat innerlijke leven moet hem dus geestelijk voedsel toevoeren, anders zou hij verstarren tot een innerlijk dode, en worden tot iemand die zichzelf herhaaldelijk citeert.  

Om geestelijk gezond te blijven moet de mens kunnen opnemen en afgeven; de eenzame moet dit ook blijven kunnen doen en is genoodzaakt af te geven om innerlijk ontvankelijk te blijven.  

Hij houdt daarom contact met zijn medemens, maar zij begrijpen hem niet, hij is niet één van; zij respecteren of adoreren hem, verachten of haten hem, maar zij doorgronden hem niet.  

Tussen hen ligt de geestelijke afgrond.  

Dat is eenzaamheid.  

Omringd te zijn door velen of nauw contact te hebben met weinigen, maar niettemin eenzaam te blijven.  

Het ego kent ook een vorm van eenzaamheid, die echter het gevolg is van de deugden of de ondeugden van het ik.  

Men kan afstand scheppen, zichzelf afsluiten, maar dat heeft niets te maken met de geestelijke eenzaamheid.  

Alle oerdeugden vinden hun vervormde reflectie op aarde.  

In het ego wordt heilbegeren begeerte en ijverzucht; liefde wordt wellust, passie, lichamelijke extase; moed wordt drift, agressie, overmoed dan wel hoogmoed.  

Omdat de mens sinds onheuglijke tijden met de deugd en de ondeugd heeft geleefd, herinnert hij zich de volkomen oerdeugd niet meer.  

Iemand die verlangt naar de strenge, principiële ascese, naar afzondering, naar uitsluitend geestelijke overdenkingen, zal worden aangetrokken tot het heilbegeren.  

Om dit te verwekken is echter altijd een innerlijke overgave noodzakelijk en iedereen weet hoe moeilijk een innerlijke overgave te verwezenlijken is. Overgave vraagt het gehele zelf.  

Het is geen slaafsheid en geen onderworpenheid.  

De overgave aan het heilbegeren is, integendeel, zich zonder voorbehoud aan de geest wegschenken, opdat deze de mens zal herscheppen in het individuum dat het heil bezit.  

Alle boodschappers die door het heilbegeren werden gedreven waren éénlingen, onaantastbare figuren, integer, compromisloos, autonome figuren, die slechts de geest volgen.  

Zij zijn de aangewezen mensen om voor te gaan, omdat hun heilbegeerte het geloof van de naasten door een sprankelend licht omstraalt.  

Heilbegeren is nog sterker dan geloof; het is diep spiritueel en medeslepend en vooral bezield door een autonome geestelijke rede.   

Het is met al deze oerdeugden net als met de gave van het geloof, de ene mens kan hem niet aan de andere mens overdragen.  

Zoals men de geest in werkelijkheid niet kan overdragen, maar slechts uitdragen. 

De ene mens ziet deze geest, gevoelt zijn trilling, herkent zijn kracht, degene naast hem blijft mogelijk onberoerd.  

Het gelijke trekt altijd het gelijke aan. Geest zoekt geest.  

Elke oerdeugd, als onderdeel des geestes, wendt zich tot de geest en neemt zo zijn bezitter mede.  

Men kan langs één straal van de zon tot de zon opklimmen.  

Wanneer u iemand bent die soms verzucht: 'De weg tot de geest is zo lang en moeizaam!' bedenk dan toch eens dat één enkele oerdeugd u zonder moeite opheft tot die geest, vandaag nog.  

Begin dan niet met te trachten heilbegeren te verwerven of de liefde, maar begin eenvoudiger.  

Zeg eerst tegen uzelf: zou ik gelukkig zijn met het bezit van één der oerdeugden?  

Zo gelukkig dat de hemel in mij komt, inplaats dat ik de hemel voortdurend najaag?  

Is er in mijn leven niets dat ik liever zou willen bezitten dan een oerdeugd?  

Gevoelt u uzelf warm worden bij de gedachte aan één der oerdeugden, d.w.z. komt u door de gedachte aan hun bezit in extase, in bezieling en grijpt het u aan iemand te zijn die geestelijk is, in de ware zin van het woord?  

Kan de gedachte aan de geest of een oerdeugd u dermate overmachtigen, dat u uzelf en uw problemen vergeet?   

Dat is de vraag!  

Aan uzelf het antwoord.  

Die innerlijke beroering is als een bezieling, een werking van de ziel, en dan is het zeker dat deze ziel u met de geest wil verbinden op een individuele, uitsluitend voor u bestemde wijze, via het opwekken van één der oerdeugden.  

Die oerdeugd zal dan de straal zijn die juist u grijpen kunt en kan opheffen tot de geest.  

En wordt dan een mens die zijn doel onuitwisbaar kent en consequent volgt.   

Zulk een handelwijze zal u sneller veranderen, dan u nu vermoedt!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene