De mens is niet geroepen om een kuddedier te zijn, hij is geschapen als een individuum, een wereld in zichzelf.
Hij is de uit zichzelf schenkende, uit zichzelf uitdelende en de door zichzelf genezende.
Deze stelling is ook duidelijk te herkennen in de geheime weten-schap der cijfers: de één is een zelfstandigheid en uit zichzelf schept hij de volgende cijfers, die in werkelijkheid aspecten van die één zijn.
De mens brengt uit zichzelf kennis voort, deugden en ondeugden, oerzonden of oerdeugden.
Hij kan niet dezelfde worden als de andere individuen, maar hij kan wel met hen medebewegen.
Het medebewegen is pas mogelijk, zonder fataal verlies van zijn individuele vermogen, wanneer de mens zichzelf als oorspronkelijke eenheid herkent.
Alles wat de mens buiten zichzelf zoekt bevindt zich in hemzelf, zoals de kracht van ieder getal geconcentreerd ligt in de één.
Daarom gaat het tegen iedere geestelijke wet in als de mens zichzelf verliest in de massa-religies.
Het massaal geloven is een ongeestelijke handeling en het is wel herkenbaar in de natuur.
Vele dieren zijn kuddedieren, zij volgen hun leider, zij doen wat de kudde doet en herhalen oneindig dezelfde gebruiken.
Het kuddedier bezit geen individuum.
Massaal geloven verwerpt individualiteit en stelt zich daarmede tevens op tegenover het individuele denken.
Als je wel eens verzeild bent geraakt in een massale betoging, onverschillig waarvan, heb je kunnen bemerken hoezeer die massale concentratie een magie ontwikkelt die de aanwezigen en de toe-schouwer medesleept, zijn individualiteit inkapselt en hem dingen laat doen die hij eigenlijk, tot nuchterheid gekomen, nooit zou willen.
Massa-magie is een drug.
De emotioneel massale concentratie vormt een etherische stolp die over de aanwezige menigte wordt geplaatst en allen die zich daaronder bevinden wordt de autonome denkmogelijkheid ontnomen.
Individueel denken ontstaat door de wisselwerking tussen het individuele etherische veld en het organisme van de denker.
Wanneer door de massale concentratie het individueel etherische veld wordt uitgewist, kan de mens moeilijk zijn gedachten vormen.
Zijn denken wordt automatisch gevoed door het massale etherische veld dat de menigte heeft opgebouwd.
In zulk een veld bevinden zich gelijkgestelde gedachtevelden waaruit ieder zijn denkleven voedt.
Massale religieuze bijeenkomsten zijn daarom wils-verzwakkend en emotioneel destructief. Allen worden met hetzelfde voedsel gevoed en dus zijn het een soort geestelijke gaarkeukens.
Sommige mensen menen dat geestelijk leven bestaat uit het ver-vullen van de, door de aangehangen organisatie, ingestelde plichten.
Deze mening bewijst dat zij de universele geest niet uit ervaring kennen en zo slechts een kudde-instinct volgen.
In het beste geval bewandelt men de weg tussen deugd en ondeugd en tracht men door de religieuze plichten te vervullen het gulden midden zoveel mogelijk zonder gevaarlijke botsingen te handhaven.
Dit is echter een waandenkbeeld.
Het is alsof men de natuur wil dwingen louter daglicht te produceren zonder het nachtelijke duister, waarin al het gezaaide groeien kan.
In werkelijkheid zijn licht en duister, deugd en ondeugd elkanders gelijken. Men kan de mens niet dwingen uitsluitend deugdzaam te zijn, want zijn natuurlijke geaardheid brengt twee aanzichten voort: goed en kwaad.
Het kwade is de schaduwzijde van het goede, mits het niet verwordt tot het kwaadaardige, het satanische; het goede kan eveneens ontsporen en worden tot het bemoeierige, het bedillerige, opdringerig humanisme, ervan uitgaande dat 'het toch zo goed is gemeend'.
Opgeslorpt in een massaal geloofsbeleven krijgt de Lichtzoon (Lichtzonen: zij die in een legendarisch verleden nederdaalden vanuit een hemelgebied) geen enkele kans om aan het tweezijdig natuurlijke aspect te ontstijgen, zijn religieus beleven houdt hem gevangen binnen de wet van goed en kwaad, omdat hem wordt ingeprent goed te worden opdat hij de hemel beërve.
Iemand zei mij eens: 'Als men langs de weg van het goede tot de hemel kan komen, moet men eveneens via de weg van het kwade tot de hemel kunnen komen".
Een zeer kien denkbeeld en absoluut waar.
Indien men veronderstelt dat één der natuuraspecten het geestelijke naderbij zou kunnen brengen.
De wereldlijke religies prediken het voordeel van het goede en de satanische religies (die overal opkomen) prediken de weg van het kwade, beide veronderstellen aan het einde de geest of hun god te vinden.
Het twistpunt blijft echter: wat is goed en wat is kwaad en daarover zal de mens het nooit met zichzelf eens kunnen worden, omdat hij van zijn verstandelijke onderscheidingsvermogen en zijn zintuiglijke oordeel uitgaat.
Iedereen acht goed hetgeen, volgens hem, geen kwade uitwerking heeft; en iedereen acht kwaad hetgeen mensen nadeel berokkent.
De mens zou echter moeten weten hoeveel kwaad de massale geloofsbelijdenissen - wellicht goed schijnende - de ziel berokkenen kan.
Het ergste wat men de Lichtzoon kan aandoen is: hem beroven van zijn zelfstandigheid.
Zijn zelfstandigheid moet voor hem arbeiden, een gezond ego opbouwen en een zwakke ziel uit zijn verwarring loswikkelen en de verloren gegane kracht herschenken.
Onzelfstandige mensen - en geestelijk bezien zijn alle onderworpen
gelovigen dit - kunnen geen één worden, een magiër uit de Tarotserie.
Zij slaan deze één over en worden meteen de zo onzelfstandige twee, een vat dat gevuld gaat worden.
'Twee is geen macht,' zei Pythagoras eens.
Wel, alle horige gelovigen bezitten geen macht.
Doch deze hen ontroofde macht is juist datgene waardoor zij tot een herborene of een wedergeborene worden.
Het verkrijgen van een oerdeugd vraagt deze individuele macht; het geestelijke omzettingsproces, waar toch ook de kerkelijke godsdiensten op wijzen als zij spreken over wedergeboorte, vraagt een intensieve, individuele inspanning.
'Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft, " zegt een geliefd bijbels woord.
Maar hoe kan die geestelijke Christuskracht in de mens werkzaam zijn als hij de universele geest niet overgedragen krijgt?
Deze geest maakt contact met de eenling, niet met de massa.
Het geloof is een macht die de eenling verwerft, de massa absorbeert het toebereide trillingsgehalte.
De geest stort zich uit in dat veld, zo zeggen de leraren.
Jawel, maar de geest is vrij om te komen en te gaan naar eigen keuze. Hetgeen het toebereide veld vult behoeft de universele geest helemaal niet te zijn.
Datgene wat wordt opgeroepen komt.
Dit is een bewijsbare wet.
Zo uitzinnig als sportsupporters kunnen zijn, zo uitzinnig kan een religieuze massa worden en beide scheppen hun eigen krachtveld met als centrale motor een overeenkomstige geest.
De massa is altijd te bespelen via de emoties mits het doel voldoende aantrekkingskracht bezit.
Er kunnen in een massa ontelbare emotionele schakeringen op-geroepen worden, van angst tot vreugde, van haat tot liefde, van verwachting tot verering.
Dat is voor een bewust werkende magiër geen kunst.
Een geliefd doel bezit reeds de emotionele magneet voor zijn aanhangers, men behoeft hen slechts hier op af te stemmen.
Anders is het wanneer men het individu wil bereiken en door diens pantser wil heenbreken met het doel dat hij uit zichzelf tot de geest komt.
Dat is heel wat anders!
Dat is de mens zich bewust maken van zijn macht.
Hierin ligt het risico van een mogelijke tegenaanval.
Maar dat is niet belangrijk.
De mens moet ontdekken wie hij is, wanneer hij uit zijn eeuwen-lange individuloze existentie ontwaken wil.
Men kan een zelfstandig individu worden in het satanische, d.w.z. het luciferische, vernietigende aspect, of men kan een zelfstandig individu worden in het heiligende opbouwende aspect.
Beide mogelijkheden bewerkstelligen iets: versterking van het ongoddelijke, tegennatuurlijke of versterking van het goddelijke, het heilige en oernatuurlijke. Een horig mens doet niets, hij vegeteert.
Hij neemt geen risico 's, hij kent de consequenties niet, hij lééft niet waarlijk uit angst brokken te maken.
Leven betekent leren. Van binnenuit leren, niet aanleren.
Alles wat men aanleert blijft besloten binnen het intellect, maar hetgeen men door middel van het leven leert vergeet men nooit meer en spreekt tot de mens.
Indien iemand de ervaring bezit dat hij genezen kan via zijn geloof, vergeet hij die ervaring niet en kan hij deze met overtuigingskracht aan anderen overdragen.
Er huist dan een zekere magie in zijn woorden
Geloofskracht kan men niet overdragen, maar men kan wel twijfel zaaien en twijfel kan de aanleiding worden tot geestelijk ontwaken.
Twijfel zaaien zonder er een nieuwe zekerheid voor in de plaats te stellen zou echter misdadig zijn.
De horige gelovige durft de twijfel niet in het gelaat te zien, omdat hij geen nieuwe zekerheid of geen innerlijke zekerheid bezit.
De geestelijke essentie, de ziel van de individuele Lichtzoon moet hem door alle twijfels heen kunnen slepen, het moet hem nooit aan grond mogen ontbreken, zelfs wanneer alle waarden om hem heen wegvallen, ook de religieuze of wetenschappelijke.
Alles wat opgebroken kan worden bezit geen duurzaamheid en is dus niet geestelijk.
Een enkele oerdeugd schenkt de Lichtzoon zulk een onvergankelijke grond.
Ook al zouden al zijn leiders, al zijn vereerde autoriteiten, al zijn instituten en heel zijn leven in elkaar storten, zijn individuele geestelijke zekerheid blijft aanwezig.
Momenteel ontdekt de westerse mens de drugs van de oosterse mens, maar dat wil niet zeggen dat de eerste nooit drugs heeft gekend.
Vrijwel elk mens kent zijn speciale drug, hetzij de T.V., hetzij de krant, hetzij de muziek, hetzij de arbeid, hetzij de religie, hetzij de studie, hetzij de sport. Er zijn er zo nog wel enige op te noemen.
Alle dingen die de mens beletten tot zichzelf te komen, zichzelf te herkennen of zich met zichzelf te confronteren, zijn drugs.
De mens zoekt zo'n drug omdat hij een confrontatie wil ontlopen, bewust dan wel onbewust.
Alle massale meetings zijn fantastisch werkende drugs.
Het geloofsbeleven waarbij de mens zijn individualiteit verliest, is een gevaarlijke drug.
Maar ook elke sport kent zulk een bedwelming.
Het doet er in diepste wezen niets toe welke drug men nemen wil, de hoofdzaak is dat men gedrogeerd is.
Elke waarachtige geestelijke bezieler zal ten koste van alles vermijden dat zijn bemoeiingen een drug worden.
Hij zal steeds proberen de mensen met hun ware zelf te confronteren.
Velen willen zo graag iets bereiken in de spiritualiteit en velen hebben wel genoeg gezien van allerlei uiterlijke graden en schone etiketten binnen alle mogelijke z.g. geestelijke bewegingen en nu willen zij tot de innerlijke bron komen en zich daaruit voeden.
Wel, zo moet deze mens allereerst de één, die zelfstandig scheppende en barende mens worden.
Wellicht meent hij dat hij zelfstandig is, maar de maatschappij is erop gericht dat hij deze verliest en - omwille van de maatschappelijke structuur - heeft hij daarin toegestemd.
Is dat niet zo?
De horigheid maakt de mens vermoeid.
En veelal maakt de tegenwerping tegen die horigheid hem ook moe.
De mensen zijn, stuk voor stuk en ieder op zijn eigen manier, gedrogeerd. Zijn drug ontneemt hem zijn energie en interesse voor andere dingen.
Hij verliest zijn individualiteit door ongeïnteresseerdheid.
De drug benevelt hem en maakt hem tot slaaf van zijn gewenning.
Men kan de mens aan alles doen wennen.
Men kan hem eergevoel en lafheid aanpraten, maar eergevoel wordt een ondeugd als de grens daarvan overschreden wordt, zoals lafheid en willoosheid ondeugden zijn.
Het beste wat men voor de mens kan doen is hem te veranderen in een één, een mens die zich bewust wordt van zijn innerlijke kracht.
Dan verdwijnen heel wat onlustgevoelens die hem wellicht benauwen. Dan houdt hij op zijn eigen tekortkomingen op anderen af te reageren of anderen zijn schuld te laten uitboeten.
Een enkele oerdeugd redt de mens uit dat slop.
Er worden de mensheid normen opgelegd die finaal in strijd zijn met elke geestelijke activiteit en velen bemerken dat niet meer.
Men heeft zich aan die normen verkocht en deze zijn ook een drug geworden.
Wat doet de maatschappij met onze kinderen op school?
Men probeert hen in het harnas van de algemeen geldende normen te persen en daardoor worden zij opstandig tegen de idee van willoosheid, horigheid, onderwerping en verenigen zij zich in de protest-acties zolang hun wezen nog niet voldoende gekneed is; weldra zullen ook zij het uniforme harnas aandoen en vele ouders wensen dit ook in hun mateloze onwetendheid.
Alles wat massaal beoefend wordt is onjuist.
Noch het kind noch de volwassene zijn geschapen om een kuddedier te worden, al hebben de eeuwenlange gewenning hem wel in een kuddedier omgeturnd.
De mens moet uit dat massale gedoe te voorschijn komen, hij moet durven.
Eén van de oerdeugden is de moed, de 'goede moed', zegt de bijbel.
De mens moet deze goede moed bezitten om tegen de massale stroom op te kunnen roeien, want de goede moed bezit veerkracht, weerstand, hoop en een onsterfelijk vertrouwen in de goede afloop en in de geest.
Geestelijke bezieling is geen opwelling, geen tijdelijke toestand.
Zoals driftig enthousiasme gelijk is aan een strovuur, zo is geestelijke bezieling gelijk aan een kolenvuur, dat steeds bijgevuld wordt.
Elke oerdeugd wordt gedragen door zulk een geestelijke bezieling en daarom is zij een blijvende gave en wordt niet afgewisseld door een oerzonde.
Eén oerdeugd verjaagt een oerzonde, elke oerzonde.
Zij bestaan niet naast elkander in een mens, zoals goed en kwaad, deugd en ondeugd, maar zij vervangen elkander blijvend, omdat zij geestelijk en d.w.z. een eenheid in zichzelf zijn.
Men behoeft zich geen zorgen te maken over zijn goede en kwade hoedanigheden.
Zo is de aard van de natuurlijke mens.
Mits het kwade niet ontspoort in het satanische, want dan ontheiligt het het heilige.
Laat niemand zich ergeren aan de ondeugden van zijn naasten, noch aan die van zichzelf. Accepteer het ondeugdelijke en het deugdelijke, anders gelukt het niet samen te leven met zijn medemensen.
Constateer echter wel wanneer het kwade bezield wordt, want dan wordt het kwaadaardig, satanisch en ontheiligt het alles.
Soms kan men bemerken hoe dit satanische geestelijk ontledigend werkt, hoe het een sfeer verkilt, zelfs kwaadaardig maakt.
Dan is het moment gekomen om zich tegen dit satanische en zijn bezieler af te schermen, omdat men zichzelf behoeden moet tegen dit kwaadaardige.
Zolang de mens een biologisch instrument bezit wisselen het kwade en het goede elkander af, dat is onvermijdelijk, zij kunnen elkander zelfs harmonisch afwisselen.
Het kwade kan echter verzacht worden en het goede kan uitsluitend vriendelijk werken, dan is het natuurlijke evenwicht hersteld.
De Lichtzoon is echter geroepen om vanuit het onheilige terug te gaan naar het heilige en de bewust levende Lichtzoon waagt de kans.
Hij blijft nooit hangen in een niemandsland, uitsluitend biologisch existerend, want waarlijk, deze natuur is een tijdelijke toestand en zij dient hem tot tijdelijk verblijf.
Hij, die de geest kent, neemt de macht van het oorspronkelijke individuum in zijn handen en bezit de goede moed die alles overwint.