Zodra de weerstand in mij rust
in de schoot van het niet-zijn
komt Uw Licht, O Eenheid, naderbij
en de vereniging van de twee
is als een bekroning,
waarin het Goede Einde
ontwaakt in ziel en geest.
In het centrum van de Kathaarse leringen staat het Endura, door de rooms-katholieken vertaald als zelfmoord, door de historici omgeven met zwijgen, omdat men niet precies wist wat men ervan denken moest.
Bewezen is wel, dat de onverschrokkenheid tegenover de dood, het zich liever werpen in het vuur van de brandstapels dan hun overtuiging af te zweren, door de inquisiteurs werd beschouwd als een zelfmoord. Martelaarschap was het privilege van de roomse christenen, een "ketter" mocht dit privilege niet bezitten.
Toch is dit Endura niets anders geweest dan een herhaling van de oude zonne-leringen, waar een consequente, principiële levenshouding voorwaarde was. Vandaar de haat der tegenstanders. Tegen principes en praktische levenshouding kan men niets beginnen. Dan blijft slechts de totale vernietiging van de vervolgden over.
De soepelere opvatting tegenover de leer der religies, de inconsequente levenspraktijk van esoterici, occultisten en schijn-gnostieken heeft de tegenstelling: wereldreligies en gnostiek afgezwakt en deed tevens de twijfel opkomen in het hart der mensen: zou de gnostiek werkelijk bestaan?
Kan men nog geloven in een waarachtige, edele en wijze mens?
De scheiding tussen leer en praktijk werd een vruchtbare grond voor het materialisme. De waarachtigheid van de oorspronkelijke religio lijkt uitgestorven, in haar plaats zijn er religies, godsdiensten, occulte experimenten, en de schijn-esoterie gekomen.
Zoals de uiterlijke mens een nauw contact moet hebben met de innerlijke mens, zo zullen leer en praktijk onverbrekelijk verbonden moeten zijn, wil er een waarachtige mens uit voortkomen.
Waarachtigheid behoeft niet altijd innerlijke adeldom te vertolken, maar is wel altijd een vorm van eerlijkheid.
De invloed van handel en cultuur, en vooral van het eigenbelang, misleiden de mens tot onwaarachtigheid, zowel in zijn leven, in zijn leer als in zijn religie.
Dit is niet eens meer een punt van overweging; velen zeggen reeds: Ach, theorie en praktijk raken elkander nu eenmaal niet.
Indien men dit op de scholen zou voorstaan, zou de maatschappij er vreemd uitzien, want het zou betekenen dat het geleerde niet in praktijk behoeft te worden gebracht, omdat het dwaasheid zou zijn. Omdat de religie de existentie niet aantast, neemt men het daarmede niet zo nauw.
Waarlijk, een ongelooflijke afdwaling van de oorspronkelijke gnostieke zienswijzen; juist om de praktische belijdenis van hun leer werden de gnostieken vervolgd en de brandstapels opgericht. Een tegenstander vreest geen theoretici, hij vreest de practici en ideeën, die navolging kunnen vinden.
Schisma's zijn ook altijd een gevolg van theoretische verschillen; zodra leer en praktijk een eenheid gaan worden is er geen schisma meer mogelijk. Al de groeperingen die er momenteel zijn, en die alle min of meer uitvloeisels zijn van rooms-katholicisme of van protestantisme, zijn het gevolg van theoretische discussies, leerstellige meningsverschillen.
Een praktische christen wordt nooit de tegenstander van zijn naasten of broeder, onverschillig diens religieuze etiket.
Christen zijn is, in oorsprong, hetzelfde als gnosticus zijn, esotericus, waarachtig edel mens-zijn, inbegrepen de ziele-essentie.
De eenheid der mensen onderling kan slechts ontstaan op basis van het waarachtig mens-zijn, waarbij men inzicht moet hebben in het mysterie: mens.
Het is immers niet belangrijk of men God ziet als een Kracht, een Bron, een Schepper of Motor, als men God maar niet degradeert tot mens. De onwetendheid en onwaarachtigheid brachten de mens op de weg der interpretaties, die alle uit theoretische overwegingen voortkomen.
De gnosticus interpreteert volgens zijn innerlijke zintuigen, zijn ziel en zijn mens-zijn. Als ik mijzelf ken als "mens", begaafd met de zeven werkelijkheden (inbegrepen de ziel) *), zal ik God, de geest, kunnen herkennen via deze werkelijkheden.
Zichzelf kennen is God en de natuur kennen. Vandaar dat het "mens ken uzelve" reeds boven de tempel van Delphi stond.
Het Endura, vertaald als zelfmoord, komt men volgens de historie pas tegen in de 14de eeuw, in een tijd dat de Kathaarse brandpunten reeds lang verdwenen waren.
Het is dus zeer goed mogelijk dat het aloude Kathaarse Endura door de laatste volgelingen totaal verkeerd werd opgevat, zoals heden talloze speculaties de ronde doen over de "ikversterving".
Latere geschiedschrijvers zouden boekdelen kunnen vullen met hoe de mens uit de 20ste eeuw trachtte te ontkomen aan zijn gefrustreerde ego. Deze methoden zijn pas opgekomen ná het gnosticisme, in de verre oudheid kwamen dergelijke a-normale ego-bestrijdingen niet voor, slechts kloostergemeenschappen stonden, ook echter in latere eeuwen, bekend om hun buitengewone lichamelijke martelingen.
Toen de schat van de directe kennis, de gnosis, verloren ging, zocht de mens in een totaal verkeerde richting. Tot op de dag van vandaag is dat zo gebleven en waarschijnlijk kan de opleving van de honger naar het verleden, de nostalgie, wel eens aanleiding worden voor een wedergeboorte van de waarachtige gnostiek. Althans bij enkelen, kleine groepjes, die de innerlijke ledigheid, de decadentie en vooral de' onwaarachtigheid moede zijn geworden.
De oprechtheid binnen het Katharisme, de onverschrokkenheid en soberheid intrigeert velen, nietwaar?
Velen zouden zo gaarne gnostieken zijn, maar een theorie onderschrijven maakt van de mens nog geen gnosticus. Tallozen hangen de gnostieke overtuiging aan, groeperingen die in de verste verte niet lijken op de gnostieken.
Om gnosticus te worden moet men zichzelf duidelijk bekennen. Hetzelfde is het met het waarachtige christen-zijn: slechts de praktische christen wordt door de mensheid erkend, al de anderen worden ternauwernood opgemerkt.
De geschiedenisboeken vermelden slechts de practici, zowel vóór- als tegenstanders, al de anderen worden op de grote hoop geworpen, zij hebben nimmer de historie beïnvloed.
De gnosis heeft nooit de gnosis beperkt binnen een strenge organisatie of dogma, leerstelligheid was onbekend, vandaar dat alle gnostieken goede verbintenissen met elkander onderhielden. Zij hebben aIle kerkelijke ceremoniën, de doop, het heilige avondmaal, het huwelijk, enz. verworpen, als zijnde veruiterlijkte ceremoniën.
De tegenstanders verweten de gnostieken toen dat zij "in vrije liefde" met elkander leefden, niettegenstaande de verbintenissen burgerlijk waren geregeld. Vandaar de diverse vermeldingen dat de Katharen ongeoorloofde liefde-verbintenissen zouden hebben gehad. Een lachwekkende aantijging in de ogen van de mensen der 20ste eeuw.
Het belijden van de gnosis, zo zeiden de gnostieken, is een zaak voor innerlijk volwassenen.
De doop des waters is een voorbereiding, waarna altijd een doop des vuurs moet komen, wil men een waarachtig gnosticus zijn. Deze opvatting loopt dus parallel met die van de Mandeeën. Niets geschiedt tegen de wil van de betrokkene, hij moet met hart en ziel verbonden zijn met hetgeen hij doet; kinderdoop was dus volkomen onbekend.
De enkele ceremoniën die de Katharen kenden waren van een strenge soberheid.
Het Consolamentum bv. werd slechts op verzoek van de betrokkenen gegeven, indien zij wilden binnentreden als Parfait. Het was een bevestiging van de innerlijke wens over te gaan van rups tot pop, gelovige tot Parfait.
Dit Consolamentum was zo bindend, dat daarmede tegelijkertijd beslist werd over de keuze tussen leven en dood in vervolgingstijd. Bovendien werd elke Parfait, die zich niet hield aan de eerste regel van de gnostiek: theorie en praktijk zijn één, direct uit de rijen gestoten.
Het is vanzelfsprekend dat van tevoren de betrokkene een proeftijd had ondergaan. Maar altijd was hijzelf degene, die aangaf wanneer hij gereed was gekomen.
De gnostiek was een innerlijke leer en kon nooit door uiterlijke manifestaties worden beleden.
Daarom waren alle gnostieke ceremoniën zo sober en getuigende van een innerlijke verbintenis met de gnosis en de mede-gnosisdragers. In de historie zijn slechts twee of drie gevallen bekend van Parfaits, die hun overtuiging verrieden, onder hen waren Augustinus en Rainier Sachonni; beiden hebben medegewerkt aan de vervolgingen.
Waaruit blijkt dat zij beiden door hun voormalige broeders werden verstoten.
Het Consolamentum werd beschouwd als een verbintenis voor het leven; en hoewel de historie slechts de simpele ceremonie vermeldt, is het wel zeker dat de jonge Parfait direct beproefd werd op zijn innerlijke beloften. Want het ging niet slechts om de uiterlijke gedragingen: een streng vegetarisch dieet, geen eed afleggen, nimmer een leugen vertellen en nog meer morele levenspraktijken, maar het ging tevens om een innerlijke kennis, die zij moesten uitdragen, bewijzen dat zij, in hun overpeinzingen, de gnosis hadden gevonden.
Daartoe werd de jonge Parfait toevertrouwd aan een oudere.
Hij werd getest en tevens beleerd. Vast staat dat hij voor het normale maatschappelijke leven, met zijn compromissen, zijn onwaarachtigheid en angsten, verloren was, hoewel hij dit al van tevoren was, natuurlijk.
Als iemand zulk een besluit neemt, moet hij zichzelf terdege onderzocht hebben. Vandaar dat men nooit te licht moet denken over het Parfait-zijn en nooit deze Parfaits vergelijken met de graduele, schijn-esoteriek onzer dagen.
Men legde zijn belofte niet af aan een persoon, maar voor zijn eigen geweten en ten aanschouwe van de geest.
Elke Kathaar wist dat daar waar de mens iets gaat doen ten overstaan van zijn geweten, op instigatie van zijn intuïtie, de geest een onzichtbare aanwezige is. Vandaar dat de beloften levenslang golden, onverschillig welke omstandigheden zich zouden voordoen, onverschillig welke medebroeder hen zou ontvallen.
Eenmaal Parfait altijd Parfait.
Hij koos zijn eigen levensweg, droeg de volle verantwoordelijkheid voor zijn daden, inbegrepen een mogelijk verraad. Iemand, die zijn belofte ernstig neemt zal nooit tegen de geest kunnen handelen.
Slechts onwaarachtigen en onwetenden maken van innerlijke beloften uiterlijke ceremoniën.
Vandaar dat een bepaalde levenshouding nooit van buitenaf was opgelegd, maar altijd van binnenuit was gegroeid.
Voor de Parfait waren zijn levenshouding, zijn principiële en onverschrokken gedrag, normaal. Deze dwongen de eerbied van de gelovigen of de zwakken af, die hen hun moed benijdden.
Men bewondert in zijn naaste veelal datgene dat men zelf niet bezit of niet kan volbrengen. De gelijke begrijpt de gelijke, de zwakke bewondert of benijdt echter de sterke. Uit afgunst komt haat, en uit haat komen de gruwelijke vervolgingen, de laster en de leugen.
Het zou het realiseren van een ideaal zijn, indien er een gnostieke gemeenschap gefundeerd zou kunnen worden. Maar daartoe moeten er eerst "gelovigen" zijn, mensen die weten dat de gnostieke basis van de "terugkeer van de Lichtzonen" het uitgangspunt is voor het leven, mensen die ervan overtuigd zijn dat de ziel het restant is van die Lichtzoon, mensen die bereid zijn "rups" te worden, d.w.z. hun eigen natuur te onderkennen en te harmoniseren.
Daarna zullen er toch enkele Parfaits moeten komen, waarachtige Parfaits, niet alleen moraalpredikers, of principiële natuurbelijders, maar Parfaits, die getuigen kunnen van een individuele gnosis, al is deze nog zo summier.
Gelovigen, d.w.z. sympathisanten, kan men sneller vinden dan belijders. Uit de sympathisanten groeien de "rupsen" en uit de "rupsen" komen beslist eens de "poppen" voort, degenen die hun Parfait belijden. Theoretici zijn er genoeg. Het onderscheid tussen schijn-gnostieken en gnostieken ligt in de praktijk.
Dit is niets nieuws.
Men kan zijn naasten nooit een praktijk aanpraten of opdringen, de praktijk volgt wanneer de kandidaat de leringen begrepen heeft, niet intellectueel omvat, zoals meestal gebeurt, maar de gnosis achter de gnostiek heeft onderkend en daardoor de gnosis als realiteit aanvaardt.
Zo zal hij zijn eigen gnosis kunnen opwekken.
Waardoor?
Door het ervaren via de ziel en de innerlijke zintuigen, door inzicht, het beluisteren van zijn geweten of oerweten.
De gnosis groeit in de mens en kan steeds intensiever en actiever worden. Met deze gnosis groeit de mens mede, uiterlijk, naar levenspraktijk; innerlijk, naar wijsheid en vooral door middel van de Oerdeugden. De Goede Moed, zoals de Katharen bewezen, zal hem nooit ontbreken, en via deze Oerdeugd leven ook de andere Oerdeugden.
Dan praat men niet meer onophoudelijk over luttele dingetjes; roddel, afgunst e.d. worden totaal onbekend.
Dan staat er iets totaal anders centraal: de gnosis in al haar facetten, kleuren en vormen.
Hij, die zichzelf dwingen moet zijn aandacht daarbij te bepalen, hij is nog een "rups", nog geen Parfait, wiens leven berust op de gnosis. Een gemeenschap van gnostici kan allerlei schakeringen van gnosisdragers herbergen, "rupsen", "poppen" en wellicht een enkele "edele vlinder", maar zij kent nooit ongeïnteresseerden in de gnosis.
Zij zal nooit onwetenden kennen, hoogstens falenden. Maar, zij die falen zullen zich herstellen, als zij de gnosis liefhebben boven alles.
Want deze gnosis is niet abstract, maar praktisch aanwezig, zowel in de rups als in de pop, en stralend duidelijk in de vlinder.
De rups beseft dit nog niet, de hunkerende mens kent de kern van zijn hunkering nog niet, maar zoekt een vereniging met de Bron. Het heimwee naar die Bron is echter aanwezig, dit heimwee is het prille en subtiele begin, dat men kan uitbouwen tot realiteit.
Een realiteit waaruit de gnosisdrager zal leven, hij zal niet meer zonder deze ervaren gnosis kunnen, omdat voor hem het leven de gnosis is geworden en vice versa.
Hij heeft dan het oude leven verloren en ingeruild voor het Leven, waarin de dood slechts een voorbijgaande schaduw is.
Dan is het vanzelfsprekend dat hij de Goede Moed bezit, die hem deze schaduw kan helpen overwinnen, dan is het begrijpelijk dat hij deze gnosis nooit zal verraden, daar zij
één geworden zijn, zoals de Lichtzoon en zijn Vader wederom één zullen zijn geworden. Deze werkelijkheid zou opnieuw beleden kunnen worden in onze nostalgische tijd.
Wat is tijd anders dan een fictie?
Wat is modern en wat is antiek?
Wat is uit de tijd en wat is "in"?
De mens bepaalt de tendens der tijden.
Zo kunnen gnosisdragers de realiteit van het oude gnosticisme naderbij brengen en de tendens der tijden doen veranderen. Het zou uw arbeid kunnen worden, beste lezer, beste lezeres, indien u dit wenst.
*) Das Buch Henoch Uitg. Ercee Haarlem.