Het evangelie van de Pistis Sophia

De ware hemel, waar God in woont, is overal op alle plaatsen, ook midden in de aarde. 

Hij omvat de hel, waar de duivelen wonen en er is niets buiten God. 

Want daar, waar Hij geweest is voor de schepping der wereld, daar is Hij nog, als in zichzelve, en is Zelf het Wezen aller wezens. 

Alles is uit Hem geboren en getuigt van Hem. 

En Hij heet daarom God, wijl Hij alleen is het Goede, het Hart of het Beste, namelijk het licht en de kracht, waaruit de natuur voortkomt. 

*******

Dus zijn er in de mens drie, die tegen elkander strijden, namelijk ten eerste de eeuwige, hoogmoedige, boosaardige en toornige, uit de oorsprong des gemoeds, ten tweede de eeuwige, heilige, ijverige en deemoedige die uit de eeuwige oorsprong geboren wordt en ten derde de vergankelijke, dierlijke, geheel en al beestachtige, uit sterren en elementen geboren. 

Daarom zeg ik, is een dier beter dan zulk een mens, die zich in de helse beeltenis begeeft. 

Want het dier heeft geen eeuwige geest. 

Uren met Jacob Boehme. 

 "Ik zal U loven met de hymne die ik gezongen heb in de Hoogten en met die, die ik gezongen heb, zijnde in de Chaos....." 

 5de Boetezang

Één van de meest aangrijpende geschriften die elke gnosticus moet beroeren is wel het verhaal van de Pistis Sophia, geschreven door Valentinus en waarschijnlijk in de 3de eeuw ontstaan. 

De historici zijn het er niet over eens of het geschrift van Valentinus' hand is dan wel een verzameling uit gnostieke leringen van allerlei sekten: Nikolaïten, Ophiten, Valentianer, Kaïnieten en Sethianen uit Syrië. 

Duidelijk is het Egyptische stempel. Maar de gnostiek-Egyptische leer stamt uit Atlantis en komt van Herrnes Tresmegistos. 

Logisch is dat elke levende gnosticus er zijn eigen zienswijzen aan toevoegde. Het is echter zulk een machtig geschrift geworden, omdat deze indaling van de Sophia in de chaos duidelijk de beroeringen weerspiegelt, die iedere in de "chaos" gevallen Lichtzoon moet doorleven. 

Daarom kan iedere serieuze geestelijke zoeker haar boetezangen begrijpen. 

Voorop staat: De trouw aan het Licht der Lichten. 

Het gebed, de totale overgave aan het Licht, is voorwaarde om dóór de twaalf aeonen te worden geleid zonder dat hun trawanten de Sophia het Licht ontstelen. 

Kenmerkend is de diepe verslagenheid, afgewisseld door de opperste vreugde, een gevolg van de bewegingen van Yin en Yang die zij tracht te neutraliseren door zich te richten op het Licht der Lichten. 

De zangen van de Sophia leren ons voornamelijk vertrouwen en hoop. Nooit twijfelen aan het Licht der Lichten, waaruit je gekomen bent. De misleidingen die ons daarvan willen weerhouden komen van de aeon met het Leeuwengezicht en zijn trawanten, die echter niet slechts in de kosmos, maar tevens in onszelf wonen. 

Indien men zichzelf niet vreest, vreest men de dingen buiten zichzelf evenmin. De grootste misstap van de Pistis Sophia is "dat zij het Licht met het Leeuwengezicht verkoos boven de dertiende Aeon." Zij is teleurgesteld in en verwonderd over zichzelf en is in staat zich\-zelf daarom te haten.  

"......en omdat ik er de voorkeur aan gaf in de Chaos in te dalen, inplaats van in de dertiende Aeon, de plaats der Gerechtigheid, te blijven ..... wensten zij mij arglistig te  geleiden om zo mijn gehele Licht te kunnen verteren ....." 

11 de Boetezang. 

Hier ligt de bottleneck waarover vele mensen hun eigen nek breken: "Waarom daalde de ziel af? Waarom viel zij? Waarom ging de Pistis Sophia de chaos in?" 

Zij zegt eenvoudig: "Omdat ik er de voorkeur aan gaf af te dalen, liever dan in de dertiende Aeon te blijven....." 

Dus een vrijwillig besluit op basis van een wens, een verlangen. Het verlangen des harten brengt ons daar waar wij willen zijn, lijfelijk dan wel geestelijk. 

Wij hebben geen verdediging tegen het verlangen des harten, omdat het hart onze motorische levenskracht is. Zou men het hart afremmen dan verdwijnt de levensenergie en het ritme tussen vreugde en smart, liefde en haat, tussen alle tegengestelden wordt verstoord. Als de wens "om in de chaos in te dalen" in ons hart leeft, geven wij er vroeg of laat gehoor aan, hetgeen ook de enige manier is om de wens op te lossen. 

Het hart is nauw verbonden met de ziel. De ziel inspireerde het hart om in te dalen, daar de ziel niet duurzaam goddelijk was. 

Zij was de Schepper niet, maar werd geschapen. In haar zijn alle aspecten van de Schepper, aldus ook de essentie der twee-eenheid en de tegenstellingen. 

In Tai-Chi is Ch'i en in Ch'i zijn yin en yang. 

Ch'i is als de ziel en schept uit zichzelf demon en deus. 

Zodra zij terugkeert tot Tai Chi, demon terugvoert tot deus, neemt zij yin en yang weer in zich op en wordt Ch'i met de Kennis van Tai-chi. Hij, die terugkeert is wetender en standvastiger dan hij die achtergebleven is in de dertiende Aeon. 

De weg Gods is drievoudig: het experiment, de wijsheid en de barmhartigheid. Deze drievoudige weg is universeel en herhaalt zich in alle sferen en op alle niveau's. 

Op aarde is het experiment anders dan in de etherische gebieden en het eerste experiment zag eruit als "de indaling in de Chaos". 

Het experiment is een aspect van de weg van indaling en van de wegterug omhoog. Elk experiment kent als diepste oorzaak een zieIedrang, een demonische dan wel een goddelijke. 

Nieuwsgierigheid kan zowel demonisch en vernietigend, als heiligend, genezend en verlossend uitwerken. 

Aan het einde van een experiment verzucht de mens soms: "Ik heb ervan geleerd en had het niet graag willen missen." 

De Sophia roept ongeveer hetzelfde uit. 

Zij heeft het valse Licht leren kennen en verwierf zo wijsheid en bevestigde haar wens naar barmhartigheid. Voordien wist zij niet dat zij het Licht der Lichten nodig had; slechts een ziel-in-nood kan op deze manier zijn behoefte uitschreeuwen: 

"O Licht, behoed mijn kracht tegen ongerechtigheid en goddeloze lippen en tegen arglistige valstrikken! 

Ik schreeuwde tot U, O Licht der Lichten, in mijn benauwdheid en Gij verhoorde mij! 

Dit is een gebed, een noodschreeuw van een verdwaalde Lichtzoon. 

Het hart loopt over van ziele-verlangen, ziele-pijn en ziele-nood; zij gevoelt zich losgescheurd worden van het Licht der Lichten en dat betekent duisternis, d.w.z. onwetendheid en vergetelheid. 

Iemand die zulk een gebed niet meer in zijn hart voelt opstijgen, heeft zijn vertrouwen in het Licht der Lichten en zijn behoefte aan dat Licht verloren, is er althans na aan toe. 

In zulk een positie geschiedt wat de Sophia 't meeste vreest: 

".....zij verteren mijn Licht!" 

Iemands Licht verteren is zijn Lichtkracht wegzuigen. 

Een demonische ziel is daartoe in staat. En elke ziel kan iets van een demon in zich hebben. Een demon voedt zich met licht, levenskracht. Een deus schenkt deze, omdat hij zijn kracht direct uit zijn Schepper geest put. 

Een mens kan zich ontkracht gevoelen door een voorval, door een gesprek, door een oponthoud bij of in tegenwoordigheid van sommige mensen. 

Tijdens het geven is dat anders; gevende vult men zich en vullende geeft men. 

Ontkrachting laat de mens echter achter als een hylische figuur, zoals de Sophia zegt, "ik ben één van hen geworden....." 

Ook in het "Lied van de Parel" *) kan men dat lezen: "Ik droeg hun klederen, at hun voedsel en werd één van hen....." 

Dat is het moment waarop ingegrepen moet worden. 

Zolang de mens voelt dat hij "één van hen" aan het worden is, kreunt zijn ziel nog in hem en bezorgt hem pijn, de "Shin" irriteert hem. 

Uit alle boetezangen hoort men hoe de Pistis Sophia door deze Shin (de Hebreeuwse letter van de Dwaas, betekenende de tandwortel) getreiterd wordt en haar zo aanzet tot het zingen van de hymnen, die uit de hoogten en die uit de chaos; die uit de Hoogten en die uit de Diepte. Die uit de Hoogten moeten haar vullen met kracht en Goede Moed, die uit de Diepten zijn berouwvol, overgegeven, schreeuwende om hulp. Die uit de Hoogten zingen het Licht der Lichten als een lofzang, een dankgebed en een belofte van trouw tegemoet, die uit de Diepten zijn meelijwekkend, schreeuwend om hulp. 

Al de boetezangen verklanken demon en deus, de gevallene (de Sophia) en de blijvende (de Pistis). 

Vandaar dat zij twaalf keer zingt: de twaalf hemel demonen tonen hun Janusgezichten. Het gelaat van de god van het Begin: Janus. 

Janus de yin-yang van de chaos. 

De Sophia kan slechts haar gebed vertolken in zijn taal, zolang zij onderworpen is aan zijn heerschappij. Vandaag loven we God, morgen schreeuwen we om zijn hulp en zijn een vervloeking nabij. God te loven, in alle omstandigheden, is de oerdeugd van de wijze Saturnus: de omgekeerde Saturnus, het lood dat goud geworden is. 

Het is het gebed van de terugkerende en experimenteerwijze Lichtzoon en het is als een zang, die uit hart en ziel opstijgt. 

In de boetezangen van de Pistis Sophia lezen is als zichzelf herkennen, zich schamen en zich verblijden met haar. 

En vooral: zich innerlijk verheffen tot het Licht der Lichten op het universele en unieke gebed van de Lichtzoon: 

"O Licht waaraan ik geloofd heb vanaf het begin, hoor nu, mijn Licht, naar mijn berouw! 

Redt mij, want boze gedachten zijn bij mij binnengetreden..... 

O Licht der Lichten redt mij!" 

Het gaat niet om de handeling, maar om de gedachten. 

Wie van ons bidt als hij een boze gedachte voelt opkomen, een gedachte die uit één der oerzonden **) opwelt, de oerzonde die demonisch is? 

Te lang koesteren wij hen, te lang spelen wij met hun trilling en hun kracht en zij worden beeltenissen die ons omringen, die worden tot trawanten van de Aeon met het Leeuwengezicht, en dan gevoelen wij ons benauwd worden, het water stijgt tot aan onze lippen, het innerlijke Licht glijdt heen en wij mogen onszelf gelukkig prijzen wanneer wij nog kunnen fluisteren: "O Licht redt mij uit deze modder!" 

Want onmacht tot bidden is als de kracht van zuigende modder, ons Licht verstikt erin. En we zullen ons bodemloos gevoelen, ledig, zonder geloof, zonder uitzicht en vooral: zonder hoop. 

Één van hen, die niet meer hopen en daarom zich tegen de godheid verzetten. Soms woordeloos, soms lijdelijk, maar altijd weerstrevend. Nemende de eigen energie, verterende de eigen kracht. 

Dan komt, meestal op het allerlaatste moment, als een genade en een barmhartigheid, de "break down" van onze hoogmoed, die wij wellicht als bescheidenheid of spiritualiteit aanzagen, en wij verbreken onze keten aan de modder, onze keten aan de trawanten en aeonen, onze keten aan onze demonische ziel en wij veranderen in een oogwenk demon in deus door de zielekreet: 

"O Licht der Lichten, redt mij, opdat ik niet wegzinke in deze modder! " 

Erkennen dat men in de modder zit is reeds één stap tot overgave; de modder niet herkennen als modder is een teken dat het onderscheid der ziel heeft ingeboet. 

"Één worden met hen....." moet de Lichtzoon pijn doen, moet hem tegenstaan, omdat hij van een ander Ras, een hemels Ras is. Nogmaals, dat is geen reden voor elitair gedrag of hoogmoed, integendeel, hij die handelt naar zijn karakter en geaardheid is oprechter en daardoor deugdzamer dan hij, die zich bekleedt met het gewaad van een heilige, hoewel hij weet onheilig te zijn. Deze schijnheilige roept om voorspraak bij God. Hij roept om de hulp van meesters en adepten, opdat hun heiligheid zijn schijn zal wegnemen of verdoezelen. 

De Pistis Sophia riep regelrecht tot het Licht der Lichten. 

Het innerlijke Licht bewoog zich vanuit haar tot aan zijn oorspronkelijke Hoogten en werd zichzelf tot voorspraak; want het had berouw en toonde zijn overgave als kentekenen van de Goede Moed. ***) 

Hij, die een voorspraak zoekt bezit deze Goede Moed niet en met recht: hij mag vrezen dat zijn gestolen klederen worden afgerukt, daarom hult hij zich bovendien in het kleed van de adept of van zijn meester. 

Maar het gebed van Berouw, het gebed van de in de chaos ingedaalde Lichtzoon moet zijn gebed zijn en niet dat van zijn meester. Zijn gebed kan slechts worden gevormd in oprechtheid en nooit in schijnheiligheid. Vandaar dat de oprechte Lichtzoon, doortrokken van de weemoed zijner ziel, de boetezangen van de Pistis Sophia herkent en hen kan onderschrijven met zijn hartebloed. 

Het experiment bracht met de eerste wijsheid: berouw, deemoedigheid, overgave. 

De overgave waar de moderne en intellectueel oververzadigde mens zo mee worstelt. De overgave van het: "Ik ben niets, maar ik heb U, O Licht der Lichten, waarvan ik ben uitgegaan en waarin ik vanaf het begin heb geloofd!" 

Deze overgave kan men overal uitdragen, maar zij blijft persoonlijk, opkomende uit een vrij hart, een vrije ziel en een vrije wil. 

Een verbitterd en ongelukkig hart slaat terug op lever en nieren. Tè veel aan zelfbeklag, zelfmedelijden en innerlijke onvrede met zichzelf maken het hart bitter, de lever toegesloten voor de ether of de levenskracht en de nieren lui. 

Hart, lever en nieren, deze bovenste driehoek van de yin-yang vijfhoek is verantwoordelijk voor de organische staat van de mens. 

En lever, hart en nieren zijn in directe binding met ether, geest en vreesloosheid. De lever is de etherpoort; het hart is de spreekbuis van de ziel; en de nieren zijn de woning van angst en wil. 

Dat zegt de Chinese filosofie zeer terecht. Het is een verborgen kennis die uit de verre oudheid stamt en het is zuiver de leer van: zo innerlijk zo uiterlijk; zo boven zo beneden. Hij, die niet meer kan bidden, de boetezangen niet meer kan zingen, is ziek in hart, lever en nieren. Hij is "in hart en nieren" de Aeon met het Leeuwengezicht toegedaan en daarom heerst er onvrede en ongeluk in zijn hart en zijn mond zal vol zijn met woorden en schijnvreugde en zijn nieren lijden onder zijn schijnheiligheid, waarvan zij hem nauwelijks reinigen kunnen, tegen de wil van de persoonlijkheid in. 

Want hij houdt vol dat hij is die hij zegt te zijn; en deze leugen moeten de nieren organisch uitwissen. Zij worden overbelast, het hart wordt hun reinigende "water" onthouden. 

Zo raakt zijn "vuur" oververhit. Maar alles begon reeds bij de lever, omdat de Hoop vervlogen was. 

Zo zal de organische triade het spiegelbeeld zijn van de geestelijke triade, een demonisch spiegelbeeld. Het zal de triade zijn van de drie onmogelijkheden bij Deus: "Haten, zwak worden en te groot worden." 

Men kan zichzelf en zijn werken haten; men kan zijn verleden en zijn leven haten; men kan daardoor zwak worden tegenover de misleiding, de modder, de hoogmoed. En men kan te groot worden: een Goliath, die méént een reus te zijn, maar in werkelijkheid een dwerg is. 

Haten is vernietigend; zwak worden is verslavend; te groot worden is de hoogmoed, die demon dient. 

Als één van deze emoties ons activeren weten we wat we te doen hebben. In oprechtheid uitroepen: 

"O Licht der Lichten redt mij, want boze gedachten zijn binnengetreden!"  

De lever wordt verziekt door iedere vorm van haat of afkeer, die men liever geen haat noemt; het hart wordt verziekt door zwakte en verslaving; de nieren worden vergiftigd en drogen op als men zichzelf "groot" vindt. 

Dat is de demonische triade die ons het bidden belet. Dat is de demonische triade, die vervangen moet worden door een goddelijke triade, die van de verborgen innerlijke god b.v.: 

"Kracht of Geloof; 

Kennis of Hoop; 

en de Liefde." 

Moge deze dag ons het hoogste Goed schenken: Het gebed van de Lichtzoon, gevormd door een gelukkig en rein hart. 

"O Licht der Lichten, ik weet dat ik uit U ben, in U heb ik geloofd vanaf het begin, redt mij in het ogenblik, dat ik U zoek!" 

*) z.g. gedicht dat Thomas in de gevangenis schreef:  Apocriefe Thomasevangelie. 

**) De zeven Oerzonden, Henk Leene - Uitg. Ercee. 

***) De Levensboom der Oerdeugden: deugd van Mars. Henk Leene - Uitg. Ercee.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene