De tijd waarin het woord gnosis totaal geen betekenis had, ligt achter ons, daar velerlei publicaties hun mening geven over gnosis of gnostiek.
Niettemin blijft vooral het woord gnosis omgeven door een zekere mystiek en worden gnostieke sekten op zeer uiteenlopende wijzen beoordeeld.
Een van de oudste en meest waardevolle definities van het woord gnosis gaf Valentinus, een gnosticus uit de 2de eeuw, die door de kerk als een intelligente en gevaarlijke ketter werd beschouwd. Hij vertaalde het woord gnosis als "kennis van het hart", een pure, intuïtieve en directe kennis waardoor men door kon dringen tot het hart van God zelf.
Het is niet slechts interessant deze gnosis nader te brengen tot de hedendaagse mens, maar het is vooral waardevol in deze aan nostalgie zo rijke tijd de aandacht te vestigen op deze gnosis, die een kostbaar bezit kan zijn voor iedere individuele mens.
De gnosis is namelijk tijdloos en onvergankelijk en kan leven in het hart van zowel een kerkelijke als een buitenkerkelijke mens.
Het zoeken naar een oord waarin men rust en vrede kan vinden, vooral geestelijke rust en vrede, brengt tevens mede dat er gehunkerd wordt naar een directe godservaring of een directe mystieke belevenis, die tot de persoonlijke innerlijke verrijking gerekend mag worden.
De maatschappelijke welvaart leidde tot een geestelijke noodsituatie, die uitmondde in een golf van nostalgie, zich uitdrukkende in overeenstemming met het bewustzijn en de innerlijke ontwikkeling van de betreffende mens. De geestelijke vervlakking en de jacht naar uiterlijke status verdreven de gnosis, als een wisselwerking tussen hart en ziel of God en mens, naar de achtergrond.
Gnosis en gnostiek werden onbegrijpelijke woorden, omgeven door de twijfelachtige etiketten van ketterij, oproer, kritisch geestelijke instelling en wrede vervolgingen. Zelfs de gedachte daaraan verstoorde reeds het prettige, welgedane en comfortabele leven.
Geestelijke armoede vergezelde echter de materiële welstand en leidde tot een verkommering van de innerlijke mens. Iedereen bezit naast een uiterlijke ook een innerlijke persoonlijkheid en deze roept heden dringend om zijn deel.
Het uiterlijke is immers niet te scheiden van het innerlijke.
Hoezeer dit soms ook als hinderlijk ondervonden kan worden, de innerlijke mens doordringt altijd de uiterlijke vorm. Daar kan geen enkele maskerade iets tegen doen. Met een sneltreinvaart is men in de laatste jaren afgestormd op een adoratie van de uiterlijke vormen, waarbij de innerlijke basis totaal werd vergeten. Dit is duidelijk herkenbaar in vrijwel alle kunstuitdrukkingen. Zielloze schoonheid trok de aandacht van het uiterlijke oog. Doch ook de uiterlijke zintuigen bestaan niet uitsluitend op zichzelf, maar leven altijd uit een wisselwerking met de innerlijke mens en zijn innerlijke zintuigen.
Dus leerde de ervaring, dat zielloze schone vormen geen blijvende bekoring schonken en dat er een hongergevoel ontstond naar "vast voedsel", blijvende waarden, die niet gebonden zijn aan verleden, heden of toekomst en die de innerlijke mens tot voeding zouden kunnen dienen, ingrediënten die deze zou kunnen verwerken en omzetten in sterkende levensenergie, geestelijke levenskracht.
De hedendaagse nostalgie is daarom niet zomaar een voorbijgaand verschijnsel, maar een zichtbaar teken van een innerlijk hongergevoel. De ziel van de mens vraagt haar deel. En ziel en hart zijn direct met elkander verbonden, zoals het oog de bewogenheden van hart en ziel reflecteert en zoals het gehoor afgestemd is op de roerselen in hart en ziel. Indien het gehoor en het oog niet in staat zijn voedsel te verstrekken aan hart en ziel, gaat de innerlijke mens gebrek lijden. Zelfs de grootste cynicus zal dit gaan ondervinden.
De gnosis of de kennis van het hart, die ontstaat uit de influisteringen van de ziel, voedt de innerlijke mens. Er is momenteel een dringende behoefte aan een weg terug naar de verbintenis met hart en ziel en ook in de uiterlijke omgeving zoekt men hartstochtelijk naar voedsel voor dit hart en deze ziel. Een groot deel van de huidige mensheid is ziek, omdat het meende dat de "ziel" een religieuze waanvoorstelling was en dat deze ziel genoeg zou hebben aan een religieuze vormendienst, opgesmukt met schone, maar ledige versierselen. Zijn ingeschapen gaven: het gehoor, het gezicht, de reuk, het gevoel, de smaak, het geduld en de denkkracht gingen hongeren naar voedsel dat hen levend zou houden. Daar zij alle verbonden zijn met de zeven werkelijkheden *): het vlees, het oog, de ziel, de spieren, de zenuwen, het bloed en het gebeente, die tezamen de mens vormen, wordt hun gebrek deze tot een pijniging, die hem zowel psychisch als fysiek aangrijpt.
Iedereen die meent dat hij natuur, ziel en geest van elkander kan scheiden is ofwel innerlijk reeds ziek, dan wel mist hij de onderscheiding van een levende, innerlijke mens, omdat deze nog de slaap der vergetelheid slaapt. De fundamentele drie-eenheid, die altijd de bron was voor een individuele, levende gnosis, kan nooit ongestraft ontbreken.
Deze basis herstellen is de opdracht van verschillende alternatieve gemeenschappen, hoewel daar dikwijls de eenheid ziel-geest afwezig lijkt en men zich voornamelijk baseren gaat op de eenheid natuur en mens, hetgeen een zuiver biologische verbintenis is en basis is voor een lichamelijk welzijn, dat echter tenslotte toch nog leiden kan tot een zoeken naar een geestelijk welzijn, daar de eenheid natuur-mens de vraag oproept naar de achtergrond der geschapen dingen.
Eeuwen geleden was de arbeid van een mens de vrucht van zijn innerlijke gesteldheid en wanneer de hedendaagse mens innerlijk hongert zullen zijn kunst en zijn arbeid daarvan getuigen. Zulke vruchten zullen zijn medemensen slechts tijdelijk voldoen.
In de religio zoekt men naar de gnosis, de directe kennis, en de astronomen, zij die zo nauw in contact komen met de grenzeloze wonderen van de schepping, geven duidelijk blijk van hun speurtocht naar de bron van alle leven, de bron van het grote wonder, dat de onwetende mens als vanzelfsprekend aanvaardt.
De gnostieke mens uit het verleden stond dicht bij de natuur, vermeed echter de schijnbare wreedaardigheid van die natuur, omdat wreedheid een uitvloeisel is van een innerlijk gebrek, een denaturatie of een destructie.
De natuur is een sfeer van tegengestelden, en dus moet ook de mens beseffen dat hij gevangen ligt binnen een leven van tegengestelden en nooit één der aanzichten daaruit kan loskoppelen.
Als hij vreugde zoekt zal hij tevens kennis maken met droevenis; als hij voedsel zoekt zal hij kennis maken met honger en ontbering; als hij rust zoekt zal hij eveneens activiteit ontdekken; als hij vrede zoekt ontmoet hij ook onvrede en als hij innerlijke rijkdom wil vergaren vindt hij tevens innerlijk lijden. Hij heeft twee benen om op te staan en twee armen om te grijpen, die tezamen een afschaduwing zijn van de vier elementen: twee aan twee aan elkander tegengesteld. Daarom wil deze mens zo dikwijls met de ene hand het licht grijpen en met de andere het duister; of daarom plaatst hij zijn ene voet op een geestelijke grond en de andere in het materiële stof.
Zoals de symbolische vijfpuntige ster of het pentakel der Katharen **) uitdrukt: de mens is een vijfhoek, die de vijf elementen harmonisch met elkander verbonden moet houden: water en vuur, lucht en aarde en de ether, die hen doorwaait. Geen van deze elementen mag ontbreken, zomin als in het leven van de gnostieke mens vreugde en leed, rust en activiteit zullen ontbreken.
De huidige hang naar meditatie, rust, stilte en eenzaamheid, is een gevolg van onevenwichtigheid, het verwaarlozen van de gezonde, natuurlijke wet binnen de tegengestelden. De uiterlijke mens staat en leeft in de natuur, in de materia van de schepping; de ziel, als zijn ingeschapen innerlijke mens, leeft uit de ether, als afgezant van de geestelijke Materia.
Deze twee tegengestelden moeten echter met elkander in evenwicht zijn, want men kan de ziel niet uit de mens losmaken, zelfs niet indien deze mens verzet pleegt door psychische of fysieke destructie. De mens die de directe kennis of gnosis zoekt en daarvan wil getuigen, moet het innerlijke evenwicht bereikt hebben.
Niet de verstarring of de verharding, die het gevolg zijn van een adoratie van de natuur, zonder de geest daarachter te er- of herkennen, maar een bezielend evenwicht, dat hem verandert in een getuige van de drie-eenheid: geest - ziel - mens.
De klassieke grote wereldgodsdiensten zijn gestrand in een vormendienst, waarbij de geest gelijkgesteld werd aan een afgodsbeeld, dat de offerande der mensen genadiglijk aanneemt in de vorm van: geld, arbeid, armoede, ontberingen, kastijdingen, emotioneel - etherische adoratie, kortom, de geest werd tot een gigantisch afgodsbeeld en ieder offert daaraan, al naar de aard wat zijn religie of zijn godsdienst voorschrijven.
Met de gnosis is dit totaal anders.
De gnosis vraagt niets of dwingt niet, maar gaat tot degenen die zij verkiest en beweegt zich geheel natuurlijk in hen, golvende op hun innerlijke begaafdheid, zich voegende naar hun uiterlijke en innerlijke zintuigen. Zintuigelijke waarneming, waarover zovelen minachtend of geringschattend oordelen, is afhankelijk van innerlijke constatering.
Het uiterlijke zintuig neemt bij iedereen verschillend waar, afhankelijk van het innerlijke bewustzijn. Men kan het uiterlijke zintuig niet negeren, indien men het innerlijke zintuig wil ontwikkelen of erkennen. De uiterlijke zintuigen gaan, zoals de uiterlijke mens, tot aan de grens van hun vermogen en ook zij moeten, mèt de uiterlijke mens, hun Ephese bereiken.
Ephese, het grensland, de top van de berg waarop alle vorm sterft.
Als men zijn ogen sluit neemt men waar met de andere biologische werkelijkheden: het gehoor, het vlees, het gebeente enz. en eventueel ook met de ziel, die via de reuk, de geur of de lucht bereikbaar wordt. Ook deze ziel, gevangen in de uiterlijke mens, gaat met deze mee tot aan Ephese, het grensland, en daar zal zij de oversteek tussen zijn en niet-zijn kunnen volbrengen en neemt de innerlijke zintuigen, die ontplooid werden in de natuurlijke mens, met zich mede. Het land van voorbereiding laat zij dan achter zich.
En wat is "voorbereiding"?
Voorbereiding is natuur en ziel, mens en ziel, verenigen.
Uiterlijke en innerlijke zintuigen op elkander afstemmen, daarmede doorlopend bezig zijn.
De uiterlijke zintuigen gaan anders waarnemen wanneer de innerlijke- of ziele-zintuigen actiever worden, waardoor de mens die vreemde honger of dat heimwee, of die drang tot stilte en eenzaamheid gaat gevoelen. Zijn gehele uiterlijke getuigenis is een resultaat van zijn innerlijke toestand.
Wáár hij zijn genoegdoening of zijn bevrediging zoekt of wàt hij zoekt, zijn maatstaven voor zijn innerlijke toestand.
De ene mens stort zich op biologisch afbreekbare zeep bv. en op strikt natuurlijke voeding, de andere mens zoekt méér en zoekt de motor of de geest achter de natuur, die hij als zijn laboratorium beschouwt. In dat laboratorium moeten orde en rust, harmonie en materialenrijkdom aanwezig zijn, maar hij wil daar iets mede doen en niet alleen de orde herstellen.
De zeven werkelijkheden of zintuigen met hun begaafdheden, inbegrepen de ziel, worden geleid door de geest, zodra de mens deze ziel erkent als zijn zevende "werkelijkheid", hij zichzelf ziet zoals in het Boek van Henoch staat: een wezen geschapen door de geest, die de natuur bevruchtte via de universele ziel en hem vormde naar dit evenbeeld, een drie-eenheid: de mens of natuur, de ziel uit de universele ziel en de geest, die het leven van die ziel activeert.
Ieder schepsel dat tegen deze wet "zondigt", d.w.z. zich daarbuiten stelt, zal daarvan de reacties ondervinden. Niet als een straf, maar eenvoudig als een gevolg. Bij zelfonderzoek zal niemand kunnen zeggen dat hij de kwalijke gevolgen van de negatie van deze wet niet ondervonden heeft.
Levende in harmonie met die wet zouden er totaal andere mensen zijn en wat meer is: zij zouden de gnosis kennen.
De geest, zo zeggen sommige gnostieke overleveringen, woont in het menselijke hart. Niet in zijn emoties, maar in het denken van zijn hart. Dit denken des harten en de gnosis zijn een en dezelfde.
Gnosis noemt men ook wel het hart-denken.
De Chinese filosofie zegt dat de geest in het hart de mensen het "geluk" schenkt. Het "geluk" wordt individueel anders geïnterpreteerd en omdat deze interpretatie de mensen van elkander scheidt dan wel hen verenigt, scheidt of verenigt de geest des harten hen eveneens. Deze "geest des harten" is als de vrucht der ziel, de vrucht van de achtvoudige lotus, het kostbare kleinood, dat direct in verbinding staat met het hart.
Uw hart is "vrij", zeiden de ouden.
Iemand, die zijn hart knecht, tracht de geest des harten te knechten en dat lukt nooit! Men kan zijn emoties beheersen dan wel de vrije loop laten, de geest of het denken des harten blijft daarbij onberoerd.
Hij, die zijn hart kent is bevoorrecht, maar hij die de geest des harten kent, deze volgt en uitdraagt in het land waar Maya heerseres is, hij is rijker nog, want de gnosis zal zijn deel worden, sterker: hij zal één zijn met deze gnosis en daarin wonen en leven.
Zolang hij in de wereld is, zal hij deze gnosis via zijn natuurlijke instrument kunnen uitdragen en deze gnosis zal daardoor niet verminkt kunnen worden, maar zij zal slechts ten dele zijn, zoals een schone bloem de natuur ten dele vertegenwoordigt. Zoals het kunstwerk slechts een enkel aspect van de kunstenaar laat zien, zo zal ook de gnosis van de individuele mens slechts ten dele zijn, maar zij zal al haar schoonheid tonen in dat luttele onderdeel, dat haar schepper kon uitdragen. En vele van deze minimale deeltjes zullen in staat zijn méér te tonen van de grootse heerlijkheid, die de universele, onvergankelijke gnosis bevat.
Hij, die deze gnosis zoekt laat hij zich bezinnen en in zichzelf een eenheid worden, opdat zijn individuele gnosis door zulk een eenheid strale.
*) Zie "Das Buch Henoch", Uitgave Ercee - Haarlem
**) Gnostieke middeleeuwse sekte