Les grandes Heures Cathares - Dominique Paladilhe
"Dominicus werd één van de promotors van de reactie tegen de Katharen, predikte tegen hen, ondernam lange theologische discussies tegen hen, fundeerde de orde van de prediker-broeders, maar schiep nimmer de inquisitie.
De inquisitie, van het Latijnse inquisitie, wat wilde zeggen: onderzoek. d.w.z. onderzoek tegen de ketterij, was iets dat reeds lang bestond. Al lange tijd waren de bisschoppen bezig de ketterij te onderzoeken en te bestrijden.
Vanaf 1233 werden de rechten en de macht overgegeven aan Dominicus en zijn orde. vanwege hun jeugd en hun dynamiek en ook om meer klaarheid te scheppen en meer doeltreffendheid aan dit "onderzoek" te geven.....
Het is aan de Katharen te danken, de in Frankrijk vanaf de 11de eeuw verbreide gnostieke sekte, dat het woord "ketter" geschiedenis heeft gemaakt. Het woord is een verbastering van het Griekse woord Katharos, rein.
De reinen of Katharen waren voortzetters van de oude groeperingen uit de eerste eeuwen en hun ketterij bestond uit niets anders dan dat zij de oorspronkelijke gnostieke idee weer wilden terugbrengen in de religie, die in die tijd reeds tot een vormendienst was geworden en vooral bedekt werd door het kleed van materiële luxe, welstand en schijnheiligheid.
Uit protest daartegen trokken de voorgangers der Katharen zich totaal terug uit de materiële wereld en sterkten zich, tijdens een proeftijd van enkele jaren, voor de tegenstand tegen de wereldlijke religie.
Na de dood van Mani en van die andere principiële voorgangers, zoals Marcion, Basilides, Paulus van Samosate, Bogomil en zovele anderen, lijkt de gnostiek zich vooral te concentreren in de verspreide groepen Katharen in Italië, Frankrijk en langs de Rijn.
Hun opvatting werd bekend: "De ziel is een gevangene in het menselijke lichaam en moet daaruit worden bevrijd en haar oorspronkelijke glorie herstellen; Lucifer is de tegenhanger van Christus en de materiële wereld is in zijn bezit; door zijn toedoen werd het houten kruis uit de bijbelgeschiedenis een satanisch wapen, en vooral: de kerk of de wereldlijke religies zijn handlangers van Lucifer."
Dit was het motief voor hun "ketterij", zoals de buitenwereld die kende en die voornamelijk voortkwam uit hun afschuw van het Roomse gezag, waarvan de dienaren een decadent leven leidden.
Verborgen achter deze revolterende motivatie stak de overtuiging: de gnosis is de enige waarlijke re-ligio, die geest en ziel verenigt. Hiervoor heeft men geen intellectuele opleiding nodig, noch een vergunning van Rome, de gnosis is gefundeerd in het hart-denken.
Vóór het ontstaan van de Roomse hiërarchie kende men de term "ketter" niet; er waren slechts gnostieken, zoals de Druïden en de belijders van de diverse zonneleringen.
Men kan vrijwel alle grote Boodschappers voor onze jaartelling rekenen tot de gnostieken; hun getuigenissen zijn als de Gouden Draad van Ariadne, en is te volgen tot de Katharen en de Alchemisten, waarna de schittering lijkt te doven in leerstelligheid en ceremoniën.
De gnostieke idee is na de vervolgingen van de inquisitie bijna onherkenbaar verborgen geworden in terminologieën, totdat, in onze tijd, deze herinnering aan de gnosis opnieuw lijkt op te staan in kleine groepjes en in individuen, die zelfstandig op zoek gingen naar de gouden draad, omdat hun innerlijke nostalgie hen daartoe drong.
Het Katharisme, dat epos van edele "ketterij" dat dichter bij ons staat dan de haeresie van hun voorgangers, doordat er meer berichten over gevonden worden, lijkt momenteel velen in zijn ban te krijgen.
Hun levensstijl intrigeert de door de materie misleide mens; hun moed en vastberadenheid en hun consequente houding tegenover de inquisitie belevendigen het ideaal en de fantasie van velen.
Daar waar zulk een legendarische "ketterij" opnieuw in de actuele belangstelling wordt getrokken, gaat dit altijd vergezeld van geheimzinnigheid, van overdrijving en van misvatting. Bovendien komen er dan plotseling groeperingen, die zich willen koesteren in de herrezen zon van dit Katharisme of deze heroïsche gnosisdragers.
Het verleden wordt zo licht verminkt en geïdealiseerd, louter omdat de mens hongert naar de gestrengheid en de principiële levenslijn. De imitatie-schittering verveelt hem, het is bedrog gebleken, en nu zoekt hij hartstochtelijk naar duurzame glans. De handige, op eigenbelang gerichte religieuze bewegingen maken direct gebruik van deze mentaliteit en omringen zich met allerlei interessante fantasieën om verzekerd te zijn van het succes in deze zo nostalgische tijd.
Het Katharisme zowel als al de gnostieke "ketters", dat is duidelijk herkenbaar, protesteren echter tegen het historische Christendom, bovendien waren zij felle tegenstanders van schijnheiligheid, materialisme, en vooral van verraad en karakterzwakte.
Één ding komt men bij de Parfaits van al deze gnostieke groeperingen niet tegen en dat is: ontrouw aan de innerlijke overtuiging. Verraad van het heilige.
Zij sloten geen compromissen terwille van de eigen positie of het lijfsbehoud, wat dat betreft waren zij radicaal. Radicaal zonder geweldpleging. Juist om die geleidelijke, maar zekere vermenging van materie en geest, van spiritualiteit en materiële slavernij lieten zij hun felle tegenwerpingen horen.
Om hun streng principiële levenshouding, om hun reinheid en waarachtigheid, werden zij gevreesd door hun tegenstanders.
De vrees zwiepte de haat op; schiep de inquisitie en de wrede methodiek der vervolgingen, want de Roomse hiërarchie (en in die tijd was alles wat zich "christen" noemde rooms) had de ervaring van de Bogomielen en de Manicheeën achter zich, bewegingen die bijna de roomse heerschappij hadden gebroken.
Daarvoor was er o.a. nog de Mithrasbeweging geweest, die, gelukkig voor de kerken, ondermijnd kon worden omdat zij uitsluitend een mannenbeweging was. Hetgeen echter eveneens een resultaat der ervaringen was, omdat de Druïden ten onder gegaan waren aan hun priesteressen.
Het Katharisme was een vermenging van diverse oude gnostieke bewegingen: zij waren christelijk, en toch ook "heidens", zij hingen de oude gnostieke overtuigingen aan en hielden zich strikt aan de leer.
Voorwaar, een haeresie die men vrezen moest. Bovendien kenden zij geen verplichtingen, zoals de kerk die kende, maar waren de Parfaits allen vrijwillige kandidaten, die zichzelf, uit innerlijke drang, op een strenge levenshouding toelegden.
De gesel van de angst, het schrikbewind van de verdoemenis en de ban, hadden plaats gemaakt voor een liefde-verbintenis uit innerlijke overtuiging. De Parfaits wisten waar de inspiratie, het heilige vuur, dat het zaad vormt, vandaan kwam.
Een inspiratie die reeds lang uit de gelederen der roomse hiërarchie geweken en vervangen was door het fanatisme. De gelovigen onder de Katharen waren volkomen vrij om te doen en te laten wat zij wilden, hun overtuiging stoelde voornamelijk op de adoratie voor de Parfaits, want de gnosis zelf begrepen zij niet, hoogstens de motivatie van de haeresie: rebellie tegen de overheersing van de kerk. De gelovigen vond men overal verspreid en zij kwamen slechts bij elkander tijdens de predikingen der Parfaits of tijdens de enkele rituele plechtigheden, die nog enigszins geleken op die binnen de kerk.
De rebellie dezer gnostieken prikkelt de fantasie van de hedendaagse mens, daar velen ook heden neigen tot zulk een rebellie.
Zoals Jezus Christus momenteel door sommige groeperingen uitgeroepen is tot een held en rebel, een anarchist, zo worden ook de gnostieken bezien als opstandigen tegen de dogmatische ketenen.
Wie denkt er heden nog aan dat het woord "ketter" Kathaar betekent?
Dat het komt van het woord katharos, rein?
De klank van "ketter" wordt vereenzelvigd met protest, verzet, en tegelijkertijd komt daarmede dus het begeleidende verschijnsel boven: angst, banvloek, haat, moderne vervolgingen en besmeuringen.
Als men de huidige literatuur over het Katharisme leest, is het een wonder wanneer de lezer daar iets van de waarheid uit kan extraheren. Vanuit sommige groeperingen vecht men om de eer van hun zg. navolgerschap. Doch de moderne sekten lijken in niets meer op het Katharisme, gezien hun vermenging van geld en geest, hun compromissen, hun kuiperijen terwille van succes en eer.
De Parfaits bestaan bij hen niet meer, zij werden vervangen door fanatieke dienaren van de organisatie, die behangen werden met etiketten, en totaal niet weten wáár de gnosis zich bevindt, de waarachtige gnosis, waaruit men het onvergankelijke geestelijke zaad maakt. Vanaf de oudste tijden was deze gnosis een individueel bezit en zij die méénden deze gnosis te bezitten begonnen aan een weg tot Parfait. Niets is zo moeilijk als een Parfait te zijn, bezien in de verhoudingen binnen onze tijd. Bij de Katharen en al de gnostieken was het eenvoudig een gevolg van een inzicht en dit leidde onherroepelijk tot een weg.
De mens die, inzicht bezittend, deze weg niet ging, bleef een gelovige, d.w.z. één die niet al te serieus genomen werd, omdat hij zijn geloof niet beleed, en dus de gnosis nooit werkelijk bezat. Van de "gelovigen" kon en mocht men alles verwachten, van verraad tot adoratie en van begrip tot haat.
Het was dus, logischerwijze, zaak deze "gelovigen" niet te veel te vertellen, want dat kon levens kosten.
De berichten, die men in de historie vindt zijn dan ook grotendeels van de "gelovigen" afkomstig. Daarom kan men deze niet al te serieus nemen.
De Disciplina Arcana, de verborgenheid, was echter iets totaal anders! Dit was een onuitgesproken overeenkomst tussen de Parfaits. Niemand dan zij wisten beter dat de menigten vandaag "Hosanna" roepen en morgen "Kruisigt hem", dat had de historie vóór hen reeds ruimschoots bewezen. Aan dezulken geeft men noch zijn broeders, noch zijn heilige geheimenis prijs.
Zoals gezegd, dit heilige geheimenis had niets te maken met de fundamentele gnostieke inzichten, die men overal terug kan vinden, van Herrnes Tresmegistos tot Boeddha en van Zoroaster tot aan Christus. De luciferische adem heeft ook het oerchristendom, dat zuiver gnostiek was, zodanig verminkt dat de "gelovige" er de oerwaarheid niet meer in terugvindt.
De theologie is ontstaan uit de aloude idee: men moet spiritueel inzicht hebben om de gnostieke waarheid terug te vinden. Men moet de gnosis kunnen herkennen onder haar noodzakelijke dekmantel. Haar herkennen is totaal iets anders dan aanleren!
De theologische studenten en zij die filosofie studeren, zijn verplicht om de haeresie en de ketterij in de historische geschriften te onderzoeken, en men verwondert zich dikwijls over hun geschiedkundige paraatheid, maar ook over de absurditeiten die zij klakkeloos aannemen. Slechts een enkeling wordt innerlijk beroerd en vervalt dan in "ketterij", d.w.z. het niet aanvaarden van de berichtgeving.
Onder de theologie- en filosofie-studenten vindt men dan ook wel voorgangers in de ketterij, de ketterij van de rebellie tegen de schijnheiligheid en de decadentie van de kerkelijke vertegenwoordigers.
In de esoterie is dit veelal ongebruikelijk, omdat vele esoterici menen dat zij gnostieken zijn, hoewel het overgrote deel der groeperingen net zo gekristalliseerd en verdogmatiseerd is als de kerk, waartegen ook zij op hun wijze fulmineren.
Een gekristalliseerde esotericus kan erger zijn dan een kerkmens, omdat hij méént de gnostiek achter zich te hebben en daarom rustig doorslaapt in zijn schijnbaar gnostieke bed, dat omhangende met dezelfde graden, beloningen, vervloekingen als vroeger binnen de kerk.
Een gnosticus is geheel iets anders dan zomaar een ketter, hij is, om bij de werkelijke betekenis van het woord te blijven, een Kathaar, een reine.
Reinheid staat voor waarachtigheid en principes.
De Katharen vermengden geest en geld nooit. Zij waren niet te koop.
Zich terugtrekken in een Kathaarse gemeenschap betekende altijd: afstand doen van bezit, zich geheel wijden aan de gnosis, niet alleen aan de uiterlijke gemeenschap, maar vooral aan de gnosis.
Verwar deze Kathaarse gemeenschappen nooit met de bekende kloosterorden; zij waren niet afgesloten van de wereld, maar, integendeel, sterkten hun Parfaits voor een leven temidden van de wereld, uitgenomen de luciferische vermenging. De hedendaagse schijngnostieken vinden alles wat de oude gnostieken brachten prachtig, behalve hun consequente, alles-of-niets levenshouding.
"Dat is uit de tijd", roept men alom.
Waarom is dit uit de tijd?
Waarom zegt men heden enigszins bitter, teleurgesteld of schijnheilig: "Let op zijn woorden, maar niet op zijn daden?"
Het is waar dat het moderne leven veel zwaarder op de mens drukt, maar dat wil niet zeggen dat hij daarom maar onder die druk moet toegeven, het wil niet zeggen dat daarom de "linkerhand niet mag weten wat de rechterhand doet."
Dat is reeds een uitvloeisel uit de misstand.
Men heeft dit wel eens uitgelegd als: "Laat uw vrouw (de linkerkant) nooit weten wat u (de mens en de rechterkant) doet."
Daarop baseerde men dan de geheimzinnigheid tegenover zijn vrouw en de "onmacht" van de vrouw om bepaalde ritualen te kunnen celebreren. Elke uitspraak heeft een oorzaak. De diepste oorzaak is altijd te vinden in de gnostieke overlevering van de val van de Lichtzonen, die door de "gelovigen", de historici en de vervolgers totaal verkeerd werd begrepen.
Onbegrip en onwetendheid zijn een vloek voor de mensheid geworden. En vooral het onbegrip van de z.g. wetenden, de esoterici, de schijn-gnostieken, de schijn-magiërs en de schijn-verlichten.
"Uit één en drie en drie en één werd verwarring inplaats van waarheid verbreid," zegt de heks uit Faust. *)
Uit de "tovenaar" **), de één van de Tarot, en de "heerseres", de drie, kwamen misleiding en leugen voort.
Uit degenen die weten moesten, de Lichtzonen en degenen, die de aarde beheersten, de aarde-mens, die de Idee zou moeten hebben ontvangen, is een enorme misleiding ontstaan.
Lucifer die viel en de aarde-vrouw die de Lichtzonen ontving, hebben tezamen de natuur en de mensheid in een chaos geworpen.
Zo kan men "de heksenkeuken uit Faust" baseren op de legende van de Lichtzonen.
Hoe men die "één en drie" uitspraak ook bekijkt, hij heeft altijd gelijk. Behalve dat men de Lichtzoon niet uitsluitend moet zien als de man, en de aarde-vrouw niet uitsluitend als een vrouw van vlees en bloed.
De gnosis is niet gericht tot primitief denkende en zonder "hartdenken" reagerende mensen. De gnosis neemt bezit van hen, die in de ware betekenis van het woord "denken" kunnen. Mensen, die geen absurditeiten accepteren, noch laster over de gnostieken, noch protestloos aanzien en aanhoren hoe bedriegers zichzelf versieren met de luister van de oude, reine gnostieken. De gnosticus is geen rebel uit nijd of afgunst, hij is een "ketter", omdat hij de waarachtigheid liefheeft. Hij is de gerechte en dus behoort hij te leven als een gerechte en zijn vervolgers, noch zijn spotters vrezen.
Dan is het logisch dat zijn leven niet zo gemakkelijk zal zijn!
Wijs eens één gnosticus aan die een rustig, comfortabel leven heeft gehad! Indien men hen echter zou willen zien als de "martelaren voor het geloof", zoals de kerk zijn heiligen beschouwt, dan zou iedere Parfait daartegen protesteren, want hij heeft altijd gezegd: leer en leven zijn één.
Hij, die heilig genoemd wordt, laat hij heiligen, helen. en hij, die een martelaar genoemd wordt, laat hij bewijzen dat hij niet sterven wil voor zijn geloof, maar leven, opdat met elk uur van zijn leven meerdere glorie aan de geest bewezen zal worden.
Daarom kan elk spiritueel mens lachen om de waan der historici, waarin zij zeggen dat "de Katharen zelfmoord pleegden om der gnosis wille".
Een Parfait benam zich het leven nooit, omdat hij het leven, als adem van de geest, liefhad. Door de levensadem, het Prana, leefde tevens zijn ziel en dat wat uit God is, doodt men niet. Juist om hun weigering het leven aan een dier te ontnemen, of zelfs aan een plant, werden zij als Kathaar herkend!
Zij, die deze ketters, deze reinen, doodverven als geëxalteerden en fanatici, zij bewijzen daarmede de gnosis niet te kennen, maar zij, die hun nagedachtenis eren door hun leven, en de weg van "gelovige naar Parfait en van Parfait naar Bonhomme", werkelijk bewandelen, zij zullen de gnosis ontmoeten en weten wat het zeggen wil wanneer water (ziel) en vuur (geest) zich tezamenvoegen tot een Bad van Bethesda.
*) Goethe: de heksenkeuken uit de Faust.
**) De gechristianiseerde oude Franse Tarot maakt van de eerste kaart, de magiër, een tovenaar.