De getuigenissen en de levenshouding van de gnostieken hebben hun stempel gedrukt op de religieuze en esoterische groeperingen onzer dagen. Er zijn vele bewegingen die door een hiërarchiale vormgeving trachten de gnostieke essentie te bemachtigen, vergetende dat de gnostiek een individuele innerlijke Kennis is, die zich mogelijk uitdrukt in een leer, maar nooit in een leerstelligheid.
De berichten die ons via de inquisiteurs bereikten, vermelden organisatorische verhoudingen, stadia, proeftijden, onthoudingen en brokstukken van ritualen.
Elke organisatorische vorm lijkt een vereenvoudigde kopie van de vroegkerkelijke gebruiken.
Doch steeds weer treft men de mededeling aan, dat bij elke discussie of verhoor de verhoorde niets prijsgaf van essentieel spirituele denkbeelden. Hij vertelde onbelangrijke dingen en discussieerde over uiterlijke vormen, daarbij de ware innerlijke overtuiging bedekkende. Het motief was: geef het heilige niet aan de profanen.
Het heilige beschermt zichzelf, doordat de profane mens zijn kern niet ontdekt, maar zelfs de spirituele idee was de gnostieke mens zo heilig, dat hij zijn meest diepe gevoelens niet aan een discussie blootstelde. Dat bewijst, dat in vroeger tijden spiritualiteit en liefde nauw verbonden waren. Hetgeen men liefheeft geeft men niet prijs aan de roofdieren.
Hierop was de Disciplina Arcani gefundeerd, de discipline van de geheimhouding, de innerlijke wet van het zwijgen.
Vanzelfsprekend is dit in later tijden geworden tot een autoritaire, hiërarchiaal gebonden geheimhouding, waarbij het de plicht werd van de leden om te zwijgen over de leer die zij overgedragen kregen.
Alsof er een leer bestaat die totaal nieuw zou zijn!
Alsof het mogelijk zou zijn een groep, zonder innerlijke voorbereiding, tot een totaal zwijgen te kunnen dwingen.
De meeste zg. geheimen van de diverse esoterische bewegingen en kerken kan men wel ergens zwart op wit vinden, hetzij door de loslippigheid van afvalligen, hetzij uit de onwetendheid van de leden.
Niets is zo irriterend als een geheim dat de nieuwsgierigheid prikkelt, de buitenstaander provoceert en omgeven wordt door vermeende of gesuggereerde macht. Aan zulk een zg. geheim danken allerlei magische bewegingen, inclusief de kerken, hun heerschappij en hun hypnotische invloed.
De Disciplina Arcani was de kracht van de gnostieken en tot op heden is hierbinnen de ware toedracht en de kracht van de gnosis goed bewaard gebleven, op een enkele veronderstelling, een vermoeden geuit door een gelovige, hem via bedreiging afgedwongen, na.
Een Parfait zweeg, ook in noodsituaties.
En slechts de Parfaits wisten iets van een innerlijke wetenschap af. Het was hun innerlijke discipline die hen tot het zwijgen dreef.
De spirituele mens spreekt niet over hetgeen hem heilig is, hij kan daar niet over spreken, het is of zijn stembanden het af laten weten.
Verplichte geheimhouding is een moeilijke last voor hen, die niet begrijpen waarom iets geheim moet worden gehouden. Daarbij komt, dat de "plicht tot geheimhouding" voortvloeide uit de vervolgingen.
Het werd onvermijdelijk om de bijeenkomsten in het verborgene te houden en de noodzakelijke zwijgplicht redde velen het leven. Dan is zulk een plicht "force majeur" geworden en kunnen velen haar dragen, in geval van bedreiging faalt men echter dikwijls. Om met doodsverachting zijn geheimen te bewaren moet de mens door zulk een edele en sterke liefde met zijn ideaal verbonden zijn, dat deze hem boven de angst, de pijn en de lafheid uit kunnen tillen.
Daarvan zijn voorbeelden te over, ook uit de oorlogsdagen en in de landen waarin de mens vervolgd wordt vanwege zijn overtuiging.
De Disciplina Arcani, overgenomen door o.a. de roomse kerk, is geworden tot een plicht tegenover de orde. Binnen vrijwel elke religie vindt men een vormelijke imitatie van de Disciplina Arcani van de gnostieken. Alles wat aan de openbaarheid wordt prijsgegeven verliest zijn geconcentreerde kracht, het blijft geschikt om te zaaien, maar de kracht tot zaadvorming ontbreekt.
Binnen de religies spreekt men altijd over de arbeid van de organisatie of groep als over het: zaaien, maaien en oogsten.
Maar men spreekt nooit over het zaad zelf, dat toch in ieder geval aanwezig moet zijn. Het zaad wordt gevormd binnen de individuele mens; de voorganger strooit zijn zaad uit in de groep en sommigen kunnen ermede zaaien, anderen laten het liggen.
In de gnostiek vormt elke Parfait zijn eigen zaad, zij zijn de zaaiers en niet de ontvangers. Hoe het zaad wordt gevormd is een onderdeel van het geheimenis. Slechts de Parfait kent de formule.
Alle anderen, die het zaad overgedragen kregen, weten slechts dat het zaad is, maar niet waar het vandaan komt of hoe het werd gevormd. De zaadvormer is als de Magiër van de Tarot, de één, de Parfait, de zichzelf offerende. Elke Parfait bezat, onafhankelijk van zijn mede-broeder, een individuele gnosis om te verbreiden.
Over deze gnosis behoefde hij met zijn broeder niet te spreken, het was een vanzelfsprekend bezit, en beiden wisten hoe zij eraan kwamen. Alle andere gebruiken waren bijkomstig.
Omdat er zovele Parfaits waren, en vooral waarachtige Parfaits, had de gnostiek zulk een resistentie tegen de ongelooflijke vervolgingen. De eerste Christenen kenden hetzelfde. Alles wat van binnenuit komt is een duurzaam bezit en sterkt de mens van binnenuit.
Wanneer we nu lezen dat Apollonius van Tyana *) twee jaren zweeg, zeggen we: "Hoe is het mogelijk!," en we bewonderen zijn doorzettingsvermogen.
Hebben we er ooit bij stilgestaan dat een mens behoefte kan gevoelen om zich door het zwijgen te reinigen?
Dat is dan zijn specifieke individuele methode. Anderen volgen andere wegen, maar het zijn altijd beproevingen die de mens zichzelf oplegt. Hieruit is natuurlijk de zelfkastijding voortgekomen, als straf voor het onwillige ego.
De Parfait straft zichzelf echter niet, maar geeft gehoor aan een innerlijke wet, die hem eventueel tot een zwijgen, tot een spreken of tot de eenzaamheid kan voeren. Zoals velen geen behoefte meer hebben aan platvloerse verstrooiing, zo kunnen er anderen zijn die geen drang gevoelen tot spreken, of een drang bezitten tot eenzaamheid of een drang bespeuren tot een totale levensomwending. Dit alles is zijdelings met elkaar verbonden.
Er zijn mensen, die veel spreken, maar nooit hun diepste bewogenheid prijsgeven en er zijn mensen die zwijgen, maar àls zij spreken juist datgene zeggen, dat de ander zou nalaten. Iedereen leeft naar zijn innerlijke staat, daar deze altijd tot uiterlijke declaratie dringt.
Maskerade kan zeer intensief zijn, maar het leven rukt altijd op een goed moment dat masker af. Op het toppunt van een culturele ontwikkeling wordt de samenleving een komedie, en de beste komedianten houden deze komedie het langste vol. Al de anderen worden ofwel zg. mislukkelingen, of zieken, of ontevredenen, of rustelozen. Vooral de spiritueel gevoelige mens stoot zich aan deze komedie.
Zelfs de klassieke grote religies en sommige spirituele groeperingen spelen hun eigen eenacter binnen de gezamenlijke komedie, waardoor de innerlijk levende mens zich langzamerhand belast gevoelt met een rol, die hij niet langer aankan of ambieert.
Niet voor niets wordt onze tijd gekenmerkt door psychische ziekten, zenuwstoringen e.d., heel andere ziektebeelden dan in de oudheid.
Elke tijd bezit zijn eigen ziektebeelden. Onze tijd kent vooral de ziekten die voortkomen uit een psychische oorzaak: hartziekten, kanker, reuma, astma, nerveuze aandoeningen, maagzweren, huidaandoeningen, enz.
Door de milieu-verontreiniging komen daar nog nieuwe ziektebeelden bij. Zodra de mens zich meer en meer aan zijn nostalgie overgeeft zullen enkele oude ziektebeelden verdwijnen, doch andere zullen hun plaats innemen.
De grote wereldgodsdiensten namen de gewoonten en symbolen van de "heidense" natuurvolkeren over, pasten de gebruiken der gnostieke sekten in hun eigen vormgeving in en bewogen mede met het tijdsbeeld, zoals zij zich heden zullen aanpassen bij de algemene nostalgie, die de Westerse wereld in bezit neemt.
Het uiterlijke tijdsbeeld is onderhevig aan wisseling; de levensgewoonten veranderen, de menselijke inzichten verbreden zich, de wensen worden aangepast, maar één ding zal nooit veranderen: de verhouding tussen innerlijke en uiterlijke mens.
De eisen van de innerlijke mens blijven dezelfde, slechts de uiterlijke mens kan daar anders op gaan reageren, wordt immuner of geïrriteerder, of laat zich beïnvloeden door het tijdsbeeld. Maar de innerlijke mens blijft zichzelf, trekt zich terug wanneer iets hem niet bevalt, laat de uiterlijke mens aan zijn lot over totdat deze stukloopt in zijn betweterigheid, doch de ziel blijft vanaf de oudste tijden tot op heden dezelfde: licht uit Licht, geest uit Geest, een atoom uit geest en ether.
Een ziel, die worstelt tussen heilig en onheilig.
Daarom zal de gnosis ook nimmer veranderen, niettegenstaande de tijden wellicht een complete omwenteling laten zien. De gnosis is onveranderlijk, zoals God onveranderlijk is en zoals de Geest onveranderlijk blijft.
Dat is de macht van het innerlijke geheimenis. Het is een universeel geheim, en toch verliest het niets van zijn geheimenis. Dit mysterie verschilt niet van de ene gnosisdrager tot de andere, want zij hebben beiden deel aan dit universele geheim: de vorming van het geestelijke zaad uit de oermaterie van het geestelijke vuur.
Dit mysterie bestaat niet uit een geheimzinnige ceremonie of uit een rituaal, dat van groep tot groep verschilt, maar bestaat uit een direct contact met de geest. De geest, die de gnosis in de gnosticus oproept via hart en ziel.
Er zijn ceremoniën waarover de gnosticus niet sprak, maar het bleven ceremoniën, symbolische gebruiken, die hem herinnerden aan bepaalde gebeurtenissen in zijn leven, in zijn ziel.
In elk spiritueel mens verbergt zich de kleine tempel, waarin hij zwijgend binnentreedt en waar geen buitenstaander mag komen. Daarbinnen, op het kleine altaar, legt hij zijn offerande, zijn leven, zijn liefde. Dit oergeheimenis werd later geconcretiseerd in uiterlijke ceremoniën: er kwamen diverse tempels, diverse graden, inwijdingen, etiketten, beloningen, maar, de tijd bewijst het, toch scheen de innerlijke mens zich hiermede niet te kunnen voeden, gezien de toestand van de hedendaagse mens. Gezien zijn heimwee, zijn zoeken, zijn
twijfels, zijn vlucht in allerlei materiële en emotionele zaken.
Hij heeft het geheimenis verloren en daarmede de noodzakelijkheid van de Disciplina Arcani. Daarom wordt hij geboeid door groeperingen, die hem een ander geheim beloven, die hem binnen voeren in graden, inwijdingen, innerlijke verbintenissen, wat dat dan ook zijn mag!
Er is zoveel bedrog!
De innerlijk hongerende en geestelijk verarmde mens zoekt altijd de rijkdom van anderen, of de rijkdom buiten hem en tracht deze in zich te trekken, waarna hij zich de rijkaard waant.
Beklagenswaardig is degene die werkelijk meent dat hij rijk geworden is door etiketten of graden, hij is zelfs de pijn van de leegte vergeten.
Een gnosisdrager is nooit te bedriegen door de schijn. Zijn gnosis is immers niets anders dan een directe Kennis, een doorschouwen. Hierdoor herkent de Lichtzoon zijn gevangenschap en wil daaruit ontkomen. Maar deze Kennis bewaart en bewaakt hij nooit als een gierigaard.
Slechts het geheimenis van het zaadvormen bewaart hij, de voltrekking van de bruiloft tussen ziel en geest.
Waar komt het geestelijk zaad vandaan?
Waar komt de één, de magiër vandaan?
Uit het geestelijk veld, de nul, de baarmoeder, het grote kosmische geheimenis.
Hij, die de innerlijke discipline kent, de Disciplina Arcani, bezit de adeldom der ziel. Elke gnosticus heeft zo zijn eigen beweegredenen en zijn eigen weg, vormt zijn eigen specifieke zaad, hoewel alle gnosisdragers elkander herkennen.
Onder de beschermende en samenvoegende mantel van de Disciplina Arcani, de wet van de innerlijke verborgenheid, vinden zij elkander. Het gelijke zoekt het gelijke.
*) Filosoof uit de eerste eeuw van onze jaartelling en gedoodverfd als de concurrent van de historische Jezusfiguur.