Overpeinzingen

Het leven bezit maar weinig kundige hoveniers die de schaduw- en zonplanten onder de mensen op de juiste plek in zijn tuin zet.

Zo verliest de wereld veel schoonheid.

_____

Net als bij de apen jagen de mensen hun persoonlijke status na.

_____

Zoals het karakter van een kind te herkennen is aan zijn voorkeurspeelgoed, zo is het karakter van de volwassene te herkennen aan zijn voorkeurinteresse.

_____

Zeg mij wat uw hart bekoort en ik zal zeggen wie u bent.

_____

Het geluk ligt in de harmonie met zichzelf; wie in harmonie is met zichzelf zal in harmonie zijn met God.

_____

God glimlacht om de kinderlijke fantasie van de mens rond Zijn Wezen.

_____

Een ontspannen mens herkent met vreugde zijn lang verloren gewaande gaven.

_____

God vinden is niets ander dan zichzelf als Zijn wonder herkennen.

_____

Niets is moeilijk. De mens schiep dat woord, niet de natuur.

_____

Als een inspiratie komt,  

als een speelse avondbries, na een hete dag, 

geurt hij haar bloemen;

als hij komt met het geweld van een donderslag,

is ergens de bliksem ingeslagen

en kan men een ruïne verwachten.

_____

Pieker niet over je zieleheil, het onderwerp ligt niet binnen het bereik van je verstand.

_____

Zoek geen woorden om je diepste gevoelens uit te drukken, laat hen jou zoeken.

_____

De weg tot God is niet vochtig door zweetdroppels, maar nat van bloed.

Je hebt slechts één hart, pest het niet dood, want je berouw komt altijd te laat.

_____

Spanningen zijn als scherpschutters, je bemerkt ze als het te laat voor je is.

Er is maar één goede arts voor alle kwalen: de geest, en de natuur is zijn assistent.

_____

De schoonste daden bloeien in het verborgene, net als de schoonste bloemen.

_____

Het verleden heeft mij geleerd dat zijn tijdsduur gerekt of verkort kan worden door de mens zelf.

_____

De historie schrijft vaak haar feiten neer met de handen van hen die ze niet begrijpen en daardoor leugens vermelden in de mening dat zij de ware toedracht mededelen.

_____

Weet dat je onwetend blijft zolang je op zoek bent naar de waarheid.

Een probleem waarmede je inslaapt roept je bij het ontwaken sarcastisch zijn morgengroet toe.

_____

Waarlijk, de toegang tot alle schatten vind je in jezelf, als je jezelf maar even toestaat de sleutel van de schatkamer vast te houden.

_____

Waarom menen zovelen gelovigen dat God juist hen zal uitverkiezen?  In hun jeugd protesteerden ze als hun vader hun broer of zuster voortrok.

_____

Als het goede het kwade vernietigen zou, zou zeker de helft van de mensheid in slaap vallen.

_____

Zorgen hebben om de ziel is het summum van bemoeiallerigheid met iemand die je niet kent.

_____

Als de minderheidsgroepen gedwongen worden de mening van de massa te volgen, wil dit niet zeggen dat de massa gelijk heeft.

_____

De storm brak de hoogmoed van de jonge eik en deze boog zich naar de grasspriet om deemoed te leren.

_____

De roos glimlachte tegen de mensen die haar mooi vonden, terwijl zij haar doornen sleep om zich te verdedigen.

_____

De wind vertelde de bladeren van zijn verre reizen, toen zij niet luisteren wilden wierp hij hen ter aarde.

_____

De vrucht viel van de boom en beloofde hem te zullen eren door zijn pitten.

_____

De kleine tijger zei: "Ik heb honger."

Zijn liefdevolle moeder bezegelde toen het lot van een klein hert.

"Wordt mijn verhaal vervelend?" vroeg de kabbelende beek aan het bos.

"Neen", ruisten de bomen, "je herhaling versplintert de tijd tot eeuwigheid."

_____

"Troost me", fluisterde het hart tot de ziel, "ik weet de weg niet meer en ben bang."

_____

De winter kwam met onhoorbare schreden, de bloemen bemerkten zelfs hun sterven niet.

_____

"Ik wil je lied niet meer horen", zei de vorst tot het meer en brak het af door zijn ijs.

_____

De sterren verdrongen zich aan het uitspansel, zodat de mensen aan het licht zouden geloven.

_____

"Je hebt geen geluk", zei de bloem tot de bij, "ik heb mijn honing aan de libellen verkocht, ze was zo schoon."

_____

Zodra het geld rinkelt zet het hart zijn doodslied in.

_____

Godsdienst is het slaaplied voor het verstand;

God dienen is de balsem voor het gewonde hart.

_____

De oude wilg weende in de regen, hij vond zijn knoesten wanstaltig en bemerkte het kind niet dat schuilde onder zijn bladerdak.

_____

De leegte zocht iets om zich te vullen en ving de gedachte van een mens.

_____

Gij breekt mijn hart, Heer, door het doorlopend te wassen in mijn tranen.

_____

"De mensen zijn hardleers," zei Boeddha tot Chrestos, "nog weten zij niet dat de eeuwige onze harten gelijkstemde."

_____

"Zie ik breng u een groet van de eeuwigheid," zei de wind, en legde een dauwdroppel op de rozeknop.

_____

"Vertrap mij niet," fluisterde het gras, "ik heb u een wonder te vertellen."

_____

Welk een dorre filosofie!

Zelfs de sering aan mijn raam bemerk ik niet meer, hoewel God zich daarin verheugt!

_____

De zee wierp de schone schelp aan mijn voeten; zij ruiste het geheim van de diepten aan mijn oor.

Zo vond ik de vrede.

_____

De oude man glimlachte gelukkig.

"Ik heb mijn gehele leven naar de wijsheid gezocht", zei hij, "en vandaag zag ik de afdruk van zijn voetstap."

_____

Ruk het onkruid uit de tuin van het verleden, zodat de bloemen in de tuin van de toekomst niet verstikt worden.

_____

De dag legt zich ter ruste

in de armen van de avondschemering,

zoals mijn hart zich ter ruste legt

aan Hart van mijn Schepper.

Diepe Vrede begroet mij met een glimlach, 

waarin de zon van wijsheid straalt,

die mijn komende nacht verlichten zal.

_____

De wereldse beelden vervagen,

als de lichte schaduw van de stilte

zich vooruitwerpt,

voordat de geest zijn vleugels uitbreidt

over innerlijke beeltenissen.

_____

De rust van de zekerheid spoelt over mij heen, 

als een weldadige golf uit Uw onvergankelijkheid

en de weidse Oceaan van de geestelijke overgave

hult mij in het lied van de Diepe Vrede.

_____

Mijn ziel luistert,

luistert hunkerend naar Uw muziek,

wensende deze te spelen op het instrument,

dat Gij haar gegeven hebt,

 zodat Uw melodie haar kan begeleiden

op de Terugweg tot U.

____

De harpsnaren mijner ziel

trillen onder de aanrakingen van Uw Alkracht

en voegen zich in het melodieuze medicijn

dat Gij in Uw Wijsheid mij schonk.

_____

Mijn vluchtige gedachten zijn als vogels,

nagezeten door de arenden der hemelen,

hulp zoekende in mijn brein,

hoewel mijn hart zich voor hen opende.

_____

Het heilige wacht in de schaduw van de Bodhi-boom,

totdat een mens zijn blik zal losrukken van de aarde

en zijn ziel nederlegt in de bescherming van zijn Alkracht.

_____

Als mijn hart zijn tranen proeft uit de drinkbeker des levens, vergeet het Uw manna te nemen dat het bittere verzoet.

_____

De ontelbare zandkorrels dragen het stempel van Uw Wijsheid, de sneeuwvlokken tekenen de bloem van Uw kosmische Wet, en in de waterdroppel spiegelt zich Uw Levensgeheim.

Waarom herkent mijn hart Uw Bloem niet in mijn ziel? Waarom misvormt mijn gedachte Uw Adeldom?

_____

De hoop verzorgt zijn bloemen in de tuin van mijn hart, waartoe het geloof zijn zaad strooide

en de stilte legt zijn dauwdroppels op elk bloemblad, opdat mijn ziel haar glimlach niet verliezen zal.

_____

Ik wandelde over de aarde en vond U niet, Heer, totdat Gij mij opmerkzaam maakte op de afwijking van het door U ingeschapen kompas.

_____

"Mijn ogen zien U niet", klaagde de mens treurig. 

"Dat hinder niet. Als uw hart Mij maar vindt", antwoordde de Schepper.

_____

"Ik heb vele leraren beluisterd, Heer, maar Gij waart afwezig."

"Toen was Ik in het hart van uw naaste, mens!"

_____

De ziel trachtte haar gebroken vleugels uit te breiden.

De mus keek toe en vloog tsjilpend naar de hemel.

_____

Toen de storm vol woede de boom liet schudden, boog deze ootmoedig zijn kroon, maar hij geloofde de storm niet.

____

"Ik ken je niet", zei de tuinkabouter tot de elf, "waarom stoor je me bij mijn gedachten."

_____

Mijn zelf zit aan de oever van de levenszee, wachtend op de boot van de ziel.

_____

De aarde geurt naar de liefde van de lente;

de jonge ijdele zonnestralen spiegelen zich in de regendroppels;

vluchtige briesjes spelen verstoppertje in het riet;

de barensweeën trekken zich terug uit de schoot van de natuur;

het kind des levens toont zijn eerste lach.

Waarom zou ik aan de dood denken, Heer?

_____

Elke dronk uit de beker van het verleden heeft een bittere bijsmaak. Voeg uw zoete toe, Heer.

_____

Hoevele golven zullen er breken op het strand van mijn weerspannigheid, voordat mijn hart U vindt, Heer.

_____

Het zal goed zijn, mijn God, waarlijk goed, als mijn

ziel de wereld overwonnen zal hebben.

_____

De tijd is amechtig geworden van haar jacht naar geluk en de mensen zijn als flakkerende kaarsen, die ieder ogenblik kunnen worden uitgeblazen door de onverwachte windvlaag der gebeurtenissen.

Leid mij binnen in de Tuin Uwer Stilte, waar Uw Licht niet doven kan, Heer!

_____

Dansende vonken van Uw eeuwige Licht,

spelen met mijn gedachten,

trachten hen te verlichten,

opdat ik U niet vergeten zal.

_____

De gedachten der wijzen zijn als het hout, dat het vuur doet vlammen en waarin de wereld zijn dwaasheid verbranden kan.

_____

In de tuin mijns harten verbergen mijn wensen zich in het gras, hopende dat de goden hen niet zien zullen, omdat zij zo lelijk en onaanzienlijk zijn.

_____

Mijn hart opent en sluit zich op het wachtwoord der goden, zodat de demonen het toegesloten zullen vinden.

_____

Als een glanzende libelle zweeft mijn ziel door de tuin des harten en fluistert alle bloemen haar geheimenis toe.

_____

Mijn hart, hebt gij niet lang genoeg tranen gestort om de wereld?

Mijn ziel, hebt gij niet lang genoeg uw leed uitgeschreeuwd?

Wees stil en beluister de Melodie Uwer Herinnering, terwijl gij u baadt in de Oceaan van Ea.

_____

De stem van mijn ziel is als de roep van een eenzame vogel, die vanaf grote hoogten over zijn vergezichten vertelt, aan hen, die in het dal wonen en de verten niet kennen.

Mijn ziel zingt van de eeuwige verten, die gij, mijn hart, tooien moet met de kleuren van uw liefde.

_____

In de tempel van de stilte komen de pelgrims tezamen, om een dronk te nemen uit de beker der goden,

die met nectar is gevuld.

Zo zullen zij dromen van dezelfde beelden.

_____

Uw beroeringen, mijn God, zijn als paarlen, die ik behoedzaam rijg aan het koord van mijn  ziel, zodat ik hen kan betasten in de uren van vergetelheid.

_____

Je woorden zijn als glimwormen in een duistere nacht, mijn vriend, in het moment waarop ik dacht in eenzaamheid te sterven.

Zij vallen in mijn hart als minuscule verwarmende vonken en ik geloof weer in de eenheid der zielen.

_____

Hart naast hart en ziel naast ziel zullen wij voortgaan door de woestijn van de wereld en wij zullen elkanders wonden helen en elkanders droefheid beluisteren en elkanders vreugden delen, zodat onze Almachtige Vader zich zal kunnen weerspiegelen in de liefde onzer zielen.

_____

De sterren aan de hoge hemelboog wedijveren met de lichtende gedachtenvonken, die door Uw Licht ontstoken werden en verheugen zich in hun nederlaag.

_____

Het verstand slijpt haar rede, zodat het een mes zal hebben om de diepe waarheid van de eenvoud aan flarden te kunnen snijden, want de wereld zou zijn flonkering verliezen, indien de eenvoud der wijzen opstond in de zielen van hun navolgers.

_____

Leg dagelijks hartebloemen op het altaar van uw ziel, opdat uw Heilige der Heiligen geuren zal van liefde.

_____

Aan het strand, waar het Meer der Heerlijkheid zijn golven aan mijn voeten legt en mijn geestesoog zich ongestoord kan wijden aan haar goddelijke beeltenissen, ontmoet ik mijn ziel, die op weg is tot U, Vader-Moeder.

De stilte van dankbaarheid en deemoed omhult mij.

_____

Mijn ziel, mijn ziel, kostbaar kleinood uit goddelijke verten, uw Herinnering schrijnt in mijn hart.

_____

Mijn ziel, mijn ziel, mij scheidende van de vreugden der velen: een vreemde maakt gij mij.

_____

Mijn ziel, mijn ziel, geliefde schat uit het Land mijns Vaders, bewaar mij, zelfs als mijn hart weent.

De stormen des levens zullen aan uw deur kloppen, maar gij woont in het Huis van uw Ziel.

Wat zult gij vrezen?

Het is gebouwd op de rots der onsterfelijkheid.

_____

Gij zult niet eenzaam zijn, mijn vriend.

De ledige ogen van de menigten zullen aan u voorbijzien, maar het Almachtige Oog van de Schepper zal u opmerken, zodra uw oog de roep uwer ziel uitzendt.

_____

De genezende stilte beweegt zich boven uw hoofd,

als een grote witte vogel, die zijn vleugels uitbreidt

en u koestert in de heiligende trilling van de goddelijke Vrede.

_____

Uw ziele-herinneringen zijn als kruimels brood van de Dis des Vaders.

Bewaar hen, verzamel hen, opdat gij en uw naasten nimmer hongeren zullen.

_____

Rust niet voordat gij de schat uwer ziel gevonden hebt en zo gij haar vindt, draag haar naar de Heilige Plaats, waar uw gedachten bloemenkransen vlechten en uw hart deze nederlegt op het Altaar van uw God.

_____

Wellicht zullen de dagen gevuld zijn met bezigheden, die sterven voordat zij vrucht zullen dragen;

vele gedachten zullen rondfladderen als angstige vogels, die de weg naar hun thuisland vergeten zijn.

Sta dan stil in de kern van uw wezen en herinner u uw Afkomst, opdat u de einder van het Thuisland weer zult waarnemen.

_____

Mijn hart rust in de sponde van de Diepe Vrede, 

die het zorgzaam toedekt met haar Kennis, 

waarin de smartvolle herinneringen vervagen 

en mijn onbegrip zich overgeeft aan het Wonder.

_____

Mijn ziel rust in de Hof van de Diepe Vrede,

waar goden sferenmuziek verklanken

aan de voet van mijn levensboom

en zij vrucht de Dis kan sieren,

die wij celebreren rond de Lichtbron.

_____

Raap de onaanzienlijke kiezelstenen op uw pad des levens op en slijp ze tot edelstenen, zodat uw hart zich aan hun glans verwarmen kan, als de donkere wolken zich samenpakken aan de horizon.

_____

Treur niet, mijn hart, gij zult te allen tijde de levensboom verzorgen in de tuin der zielen, ook al verliest de boom van goed en kwaad zijn bladeren in de scherpe wind van de toekomst.

_____

Het hout dat de wijzen moeizaam bijeensprokkelden in het woud huns levens, valt uiteen in het vuur van de vernietiging, maar hun doodsschreeuw is de geboorte van de vernieuwing.

Troost u daarmede als uw hart treurt, mijn vriend.

_____

Alle bittere herinneringen glijden weg, zodra uw hart de dauwdroppel ziet op de ontwakende bloem van de hoop en het leven zal opnieuw tegen u glimlachen in een kans tot herstel.

_____

Blijf wakende 

op de brug tussen geest en natuur, mijn ziel, 

en herhaal de Naam die ik had 

in het Geboorteland der Goden, 

opdat de herinnering niet vluchtte.

Leg u niet ter ruste in de modderige stromen van het kleine geluk, maar volg de grote Levensstroom, die u naar de stranden van het onsterfelijke Geluk voert.

_____

De nacht gaat voorbij, mijn ziel,

het morgenrood zal u weldra wekken.

Hebt gij uw Schatten verzameld

in het rijk der zielen?

_____

Diepe Vrede van zachtmoedigheid en wijsheid,

als een gewonde vogel

zoekt gij een asiel in de harten van weinigen.

Mogen zij u behoeden en verdedigen.

_____

Het is niet zwaar zich uit het leven van alledag terug te trekken, zodra de gedachten vertoeven in de sfeer van wijsheid, waar lichtende kleuren hun geheim der onderlinge harmonie prijsgeven.

_____

Als de kreten van een late vogel wegsterven in de wachtende luchten en de blaffende roep van de vos nog natrilt tegen de roerloze stammen der bomen, bespeurt mijn ziel de wederkomst van haar Licht.

Zal het komen als een gebed? Als een beroering?

O Gij, waarin ik mij verbergen wil, 

als de smart zijn vleugels over mij uitbreidt;

O Gij, die mij steeds doorziet;

O Gij, waarin mijn tranen zich omzetten 

in de diamanten van wijsheid,

leef gij in mij, opdat ik niet verstene,

maar de beweging volge van Uw goddelijke Stromen.

_____

De goede moed des levens is als een fontein,

waarin de Schepper Zijn Licht laat spelen,

zodat Zijn schepsel verrukt zal zijn

van de schoonheid der kleuren.

Gij, kosmische Motor, 

Die de elementen uitzendt naar alle hoeken der aarde en hen elkander laat groeten met de Stem van Uw Alkracht,

Gij zijt de Enige, die hoogten en diepten,

lengten en breedten verbinden kunt

in het middelpunt van het levenselixer.

_____

Gij hebt het Al gerangschikt naar de wetten van Uw Wil en hebt hun voorschriften gegrift in de harten van hen, die eens uit U vielen als onrijpe vruchten, gerukt van de Boom des Levens, door een storm, die de haat der tegengestelden opriep.

Leer mij Uw lessen, opdat de storm luwe, Heer!

_____

Al het oude vernieuwt zich als mijn ziel 

mij medeneemt op de reis tot haar hoogten.

_____

Ik houd mij staande aan de rand van de afgrond 

en zie omhoog naar de glinsterende toppen, 

die zich koesteren in het Licht der onkenbare verten 

en weet dat slechts eenzamen zich daarop staande kunnen houden.

_____

Kracht mijner krachten, scheur de wolken vaneen,

zodat ik nog eenmaal de hoogste top aanschouwe,

gehuld in Uw goudglanzende Aurora,

en dit zicht mij de Goede Moed verlene

om mijn voeten los te rukken

uit de zuigende modder der lichtloze dalen.

_____

Ik behoef slechts mijn ziel te openen en Gij zijt daar.

Ik behoef slechts mijn hart te sluiten en Gij zijt daar.

Ik behoef slechts mijn gedachten te reinigen en Gij zijt daar.

Zijt Gij in mij of zijt Gij om mij, Heer?

_____

De ketters branden niet slechts in het vuur,

zij ontsteken hen,

opdat de wereld verlicht zal worden.

Van heel ver komen de herinneringen tot mij terug,

waarin zich Uw Beeltenis verbergt,

die mij de hoop schenkt om te volharden

op deze levensweg,

die opklimt tot de hoogste hoogten

en afdaalt tot in de diepste diepten.

_____

Ik stond op de brug tussen hoogte en diepte

en keek neer in de donkere wateren,

die het vuil medesleurden,

die de arrogante leraren der wereld

daarin achtergelaten hadden

en de stroom dreigde verlegd te worden

en de eens zo klare wateren 

verborgen de grond van hun bedding

en de zon kon er zijn licht niet in weerkaatsen.

Toen beroerde Uw Adem mij als een tere bries

en vond ik de hemelen van Uw Belofte.

_____

Ja waarlijk, hetgeen zielen schreven 

aan de banen der luchten,

in de grotten der aarde,

in de brand van de vuren,

en in de diepten der wateren,

is de onsterfelijke waarheid,

die de ethers doorlichten zal.

_____

Hoe kan een schepping zeggen:

"Zie, ik ben duister en het duistere verbergt zich in mij", als Gij, Vader des Lichts, 

Uw Adem in Uw scheppingen blaast 

en Deze niet terugneemt, 

voordat zij zich opnieuw ter ruste leggen 

aan Uw Harteklop?

_____

Waart Gij niet altijd daar, O Levende?

Waart Gij niet altijd onder iedere steen

en achter iedere beweging en in iedere lichtstraal?

Waarom zijn mijn ogen nu blind geworden?

_____

Hoe kan iemand zeggen: "Ik ben wanhopig!"

Is er een duisternis die geen einde neemt?

Is er een leed dat geen einde kent?

het levende golft om al het geschapene

en fluistert het de Naam van de Schepper

doorlopend in het gehoor.

Luister dan, gij schepsel!

_____

Laat uw gedachtenbeelden voorbijgaan

als zij zijn als een grauwe rij,

waarin zich het kleurenspel der goden 

niet meer uitdrukt.

Zij zullen u zo Het leven niet meer overdragen.

_____

De vrede van Uw ademhaling paart de volheid aan de ledigheid en het niets wordt tot het zijnde, dat zich bekend maakt aan hen, die niet zijn.

_____

In de hof van Uw gaardeniers

bloeien de onwezenlijke bloemen,

die zijn als beeltenissen,

gedachten wevende uit Uw Licht.

_____

De Boom des Levens breidt zijn kroon

over de gedachtenbloemen,

die sterven om schoner te herbloeien

in de lente van Uw jaargetijden.

_____

Neem het penseel van uw hunkering

en doop het in de kleuren uwer ziel

en geef gestalte aan hetgeen gij hoopt.

_____

Ik volg u langs het smalle pad,

waarop de hemelen hun sterren laten vallen,

waarop de bloemen hun dauwdroppels strooien,

en dat de vogels omlijsten door hun liefelijke gezang.

Hoe zouden de benauwenissen mij 

hier kunnen volgen, mijn ziel?

_____

Groei dan, mijn ziel,

laat uw lichtende lotuskelk ontvlammen

aan de warmte van mijn hart.

en voedsel vinden in de grond van mijn denken.

Groei dan en neem mij mede

naar het Land uwer herkomst.

_____

De zandkorrels van de tijd glijden door de zandloper van mijn leven om mede straks het strand van de oceaan der eeuwigheid te vormen.

_____

De roos van het geluk geurt bedwelmend,

maar haar leven is kort.

_____

Elke schone gedachte is als een bloem.

waarvan men de kortstondigheid betreurt.

_____

Het lied van de regendroppels

troost een eenzaam hart,

wanneer men binnen zit.

_____

Mijn herinnering ging als de bij

van gedachtenbloem tot gedachtenbloem

en dronk hun honing

_____

Ik speel 'tikkie' met de woorden

die gewichtloos dansen

op de zee van mijn gedachten.

En verheug mij  als ik er één vang

die ik neerleg op de weide

van het blanke papier

waar de zon van mijn ogen hen koestert.

In het spel met de woorden

kijkt de ernst van verre toe

en gunt me mijn vreugde en dit onschuldige spel

totdat hij mij tot de orde roept

en mij de woorden laat rijgen aan zinnen

die mensen zullen bewaren in hun hart

als een raad voor het leven.

_____ 

Aan mijn zoon


Ik houd van je mijn zoon

om je sterke karakter

waarin mijn zwakte rusten kan.

Ik houd van je mijn zoon

om je scherpzinnige gedachten

waaraan mijn fantasie zich slijpen kan

Ik houd van je mijn zoon

omdat in jou nog steeds

het beeld weerkaatst van mijn hulpeloze

Ik houd van je mijn zoon

om al die redenen die mijn hart fluistert

maar mijn mond niet zeggen kan

Ik houd van je mijn zoon

omdat jij jij bent, een unicum gekomen

uit de warmte van mijn lijf.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene