Zoals het lood een beschermende functie bezit, zo moet het zilver weerkaatsen, terugkaatsen, geheel in overeenstemming met zijn regentes: de maan.
De maan reflecteert de stralen aan de zon.
Zilver staat in verbinding met donker dan wel met licht, zoals de maan in het donker schijnt en tegelijkertijd het licht van de zon weerkaatst.
In de fotografie, waar men het zilver aanwendt, werkt men in een "donkere kamer", hoewel licht onontbeerlijk is.
In de religieuze vormen worden de door de maan geïnspireerde religies en methoden "duistere" praktijken genoemd, magische formulen, in de maneschijn uitgesproken en beoefend, methoden die werkelijk het zonlicht niet kunnen verdragen.
Alle occulte, twijfelachtige religieuze praktijken floreren in de duisternis, in de periode van de maan.
De resultaten daarvan komen te voorschijn bij daglicht.
Hier is de religieuze belevenis dus het tegendeel geworden dan zij in werkelijkheid beoogde: de maan bezielt, de zon draagt uit.
In de zielbevrijdende magie is dit andersom: de geestelijke zon inspireert, bevrucht, en de ziel, als reflecterend en ontvankelijk element, draagt uit.
De door het zilver, en dus door de maan beheerste arbeid in de fotografie is niets anders dan een speurtocht naar weerkaatsen.
Een creatief mens tracht eveneens een beeld te weerkaatsen, maar hij wordt geleid door een inspiratie, het beeld is daarvan de begeleiding. In hem is er een samenwerken van zon en maan, inspiratie en weergave.
In de fotografie is er slechts sprake van een weerkaatsen, de arbeid wordt uitsluitend geleid door de maan, het zilver.
Wanneer de weerkaatsing een feit is, is het zilver bereid zichzelf weg te cijferen, het diende slechts als middel tot het doel.
Deze werking kan goed vergeleken worden met de spirituele overgave.
Een mooi voorbeeld daarvan is de spiegel, aan de achterkant bestreken met zilver, die het beeld weerkaatst.
Zodra de mens zijn weerkaatste beeld ziet, is hij de spiegel vergeten, maar ziet uitsluitend nog zichzelf.
Zo vinden twee eigenschappen van de maankarakteristiek elkander: eigenwaan en passiviteit, waarbij zelfbedrog de mens misleidt.
Het spiegelbeeld is altijd een vertekend beeld van het ware zelf.
De mens schept zˇn omstandigheden, hij vormt door zijn bewustzijn regeringen, bestuursvormen, kunst en religie, maar hij bepaalt eveneens de tijd waarin een metaal zal kunnen worden aangewend, ontdekt.
Zou de mens geadeld zijn om de hogere trillingen van de mysterieplaneten Neptunus, Pluto en Uranus te kunnen onder-gaan, dan zouden ook de bij hen behorende metalen, elementen, op de juiste wijze kunnen worden aangewend.
Tot op heden betekenen uranium en plutonium nog een gevaar voor de mensheid.
De gedachte die achter de ontdekkingstocht der mensheid stuwt, is bepalend voor de aanwending van het metaal.
Het zilveren antwoord, de weerkaatsing, is altijd een onontkoombare confrontatie.
Ditzelfde zilveren antwoord, dit geweerkaatste beeld bevindt zich eveneens in de mens zelf, het is de waarheid die niet naar buiten wordt gebracht, treedt deze naar buiten dan is zij gedeformeerd.
Lood draagt een gevangen genomen gedachte over, zilver geeft de mens en zijn omgeving weer.
Lood en zilver zijn echter beide beperkt, zij bepalen zich tot datgene dat zich in hen opsluit of in hen weerkaatst .
Ieder metaal blijft besloten binnen zijn eigen karakteristiek, bepalen zich bij zichzelf, uitgezonderd het koper, het Venus-metaal, dat bij het hart behoort.
Het hart is het orgaan dat het leven vertegenwoordigt en dat in spirituele zin de mens verbinden kan met de geest en hem gelei-den kan langs Saturnus, door diens poort heen.
Het hart probeert altijd aan een begrenzing te ontsnappen, het zendt zijn trillingen uit naar waar heen zij gaan willen.
De mens droomt van hetgeen zijn hart vervult.
In sprookjes en legenden vindt men echter de hogere taak van het zilver terug wanneer er gesproken wordt over de toverspiegel die de toekomst voorspelt.
In spirituele zin zou de mens een blik moeten werpen in de ziel, om zijn toekomst te kunnen lezen.
De ziel is de toverspiegel die de mens een blik kan schenken in zijn waarlijke toekomst, een nieuw Leven.
De ziel weerkaatst nooit het verstarde beeld van het "ego", maar altijd de levende trillingen des geestes die een zielebeeltenis optrekken.
Dit beeld wordt de mens echter pas duidelijk wanneer het ijzer de moed en de doorzetting uitdraagt, het koper zijn verbintenis met het hogere leven bewaart, het lood de mens beschermt tegen funeste invloeden en het zilver de spirituele Beeltenis ontvangt.
Lood en zilver vinden elkander in de beslotenheid van het weerkaatste beeld.
Lood en zilver zijn dan in hun karakteristiek overeenkomstig.
Looderts en zilvererts worden dikwijls in dezelfde streek ge-vonden en looderts is vrijwel altijd zilverhoudend.
Hetgeen zich in de ziel weerkaatst geeft zich gevangen aan het gedrukte woord en op deze wijze sluit de gevangenis van de zevenheid zich weer.
Een spirituele trilling geeft zich gevangen aan het saturnale lood; de vrucht van de geest gaat vrijwillig de gevangenis van de zevenvoudige natuur binnen.
Ziehier een individuele weergave van de legendarische offerande van de Zoon des Geestes, die zijn leven geeft terwille van de onwetende, in gevangenschap levende, Lichtzoon.
Het is het doel van de geestelijke trilling om zich doorlopend over te geven aan een beperking, opdat zulk een begrenzing van binnenuit opgeheven zal worden.
De Jezuslegende herhaalt zich onophoudelijk in alle aanzichten van de schepping, deze offerande terwille van de bevrijding van de gevallen Lichtzonen is ingeschapen.
Uit deze wetenschap werd in onheuglijke tijden die universele mythe geboren van de prins, de ridder, de godenzoon, die zich-zelf offert tot bevrijding van het ziele-element, de maagd, de prinses of de zoekende pelgrim.
Alle middelen die de stoffelijk beperkte mens aanwendt zijn gedwongen zich te bewegen binnen de "wet van zeven".
Zelfs de paranormale gaven bewegen zich binnen deze wet, omdat in het etherische gebied onzer aarde dezelfde wet geldt als in het stoffelijke aanzicht.
In deze beperkte stofmens huist echter een atoom dat tot een wereld buiten de "wet van zeven" behoort en dit is in staat de buitenaardse trillingen aan te trekken en te gebruiken.
De werkingen van iedere planeet en elk metaal zijn altijd gericht op een bewaren van de "wet van zeven" of de natuurwet, zij leiden de mens niet buiten de grens van die wet.
Dit is na te gaan aan de uitingen van de metalen:
het ijzer voert tot overheersing en agressie, het is een wapen;
koper trekt aan en beschermt uit vrees geïsoleerd te worden;
lood bewaakt het bezit, zoekt zichzelf, van waaruit het overheerst;
zilver zoekt zijn eigen weerkaatsing, laat het te weerkaatsen beeld zoeken, want zijn oerzonde is de luiheid of passiviteit.
In zichzelf karakteriseren alle metalen de egocentrische inslag van de planeten, zoals geheel de natuur zich schaart om de belangrijkheid van het ego.
Zodra er tussen de metalen echter een samenwerking ontstaat, verandert hun egocentriciteit, zoals bij koper en ijzer duidelijk uitkomt. Hun noodgedwongen samenwerking brengt een door-braak van de egocentrische concentratie, wat altijd een zegenrijke en genezende invloed heeft.
Bij de mens is dat duidelijk waarneembaar.
Zodra de egocentraliteit zijn gedachten niet meer beheerst, gaat hij open voor zijn medemensen, voor nieuwe dingen, voor liefde, medeleven en begrip.
Egocentriciteit is in de natuur ingeschapen, zoals de ziel daarin werd gevangen gelegd.
Het ego vormt de basis van de gehele natuur en dit kan niet ongedaan worden gemaakt zolang in de natuur geen plaats-vervangende levensmotor actief wordt.
Slechts de ziel kent deze egocentriciteit niet, omdat zij vanuit een geheel ander trillingsveld komt en dus zal zij de enige mogelijkheid worden om de mens los te rukken uit zijn ego-ban, in feite uit de satanische, saturnale overheersing, die niets anders brengt dan een slaafsheid aan de verharde egocentrische drift.
De geest kan de gevangen ziel bereiken via een openheid van het hart, een onbevooroordeeld hart, dat zijn ontvankelijkheid aanwendt om zich tot de spiritualiteit te keren.
De chemische huishouding van de mens zit zo knap in elkaar dat het onmogelijk is deze uit zijn voegen te rukken of te doorbreken via theorieën, leringen, raadgevingen.
Er moet in de mens een toegangspoort zijn waardoor de geest ingang vindt en deze aloude poort is het hart, waar het ontvankelijke koper woont.
Zonder een ontvankelijk hart, zonder de openheid die buiten ieder egocentrisch belang staat, blijft de mens een toegesloten mechanisme, een ingewikkeld samenstelsel van ik-gerichte machten en krachten, op het ik ingestelde chemische verbindingen, waaraan de betrokken mens instinctief gehoor geeft.
Zulk een instinctieve levensinstelling leidt onvoorwaardelijk tot een geestelijk verval, een zieledood en een keiharde egocentraliteit.
De wet "oog om oog en tand om tand" wordt dan strikt opgevolgd.
De omstandigheden van onze wereld beschouwende kan men niet anders constateren dan een egocentrische realiteit, die de verflauwing van het spirituele, het edele en de waarde des levens bevordert.
De aardeplaneet, vermoeid van de keiharde ego-belangendrift der mensheid, wordt steeds minder in staat zijn bewoners in al hun wensen tegemoet te komen.
Maar de mens wil het niet zien en zoekt naarstig naar allerlei middelen om de laatste energie van moeder Aarde uit haar te persen.
Deze moderne mens is het slachtoffer geworden van zijn gepassioneerde ego dat zich uitdrukt in Één der overheersende metaal-karakteristieken:
agressie, overvloed aan ijzer;
bezitsdrift, de instinctieve moederliefde van het koper;
isolement, de achterdochtige eenzelvigheid van het lood;
passiviteit, de gemakzuchtige meegaandheid van het zilver.
Zulk een mens kan niet meer objectief oordelen, nadenken, want zijn mechanisme is afgestompt, verbruikt, uit zijn evenwicht.
Aan een openheid des harten of een ziele-impuls is bij dezulken niet eens te denken.
Heeft hij niet al zijn krachten nodig om zichzelf in balans te houden temidden van de algemene chaos?
Hoe kan men van hem verlangen dat hij een ziele-inspiratie volgt, terwijl hij geforceerd wordt geest en natuur van elkaar te scheiden?
Vermoeienis, eveneens voortkomende uit de stoornis binnen de organisch chemische samenstelling van de mens, brengt de mens in de schoot van de passief religieuze uitdrukkingsvormen.
Uit zulk een passiviteit groeit slavernij, terwijl deze mens ge-roepen wordt om "vrij" te zijn.
Vrij voor een zelfontwikkeling.
De vermoeiden en de rebellen die hun energie verspilden, zij zinken neder in de zilveren omarming van de massale religieuze bewegingen, die alles voor hen regelen, voor hen denken, voor hen lezen, en uit hen leven.
Deze "zilveren" religies weerkaatsen de beelden waarnaar de vermoeiden hongeren, voeden hen met spiegelbeelden, met schijnvormen.
En tijdens de uren van de nacht, de uren van de maan, worden zij steeds nauwer verbonden met de weerkaatste beeltenissen, opdat zij hen des daags niet zullen vergeten.
De pelgrim die de geest zoekt blijft in beweging, blijft de sleutel tot zijn innerlijke harmonie zoeken, wil het Vuur der Goden bemachtigen.
Hij is degene die doorgaat totdat de "ring van Saturnus" springt en hij eindelijk zijn rust kan vinden in de goddelijke omarming van het Land waar de zevenklank zijn octaaf bekend maakt.