In de hoofdstukken over de werking der metalen werd hun spirituele en materiële karakteristiek beschreven.
Deze, door ons slechts summier behandelde, wetenschap was in het bezit van de oude wijsgeren, van de alchemisten, de gnostieken en de grote geneesheren, zoals Hippocrates en Paracelsus.
Alle geneeskundige en spirituele wetenschap is gebaseerd op de "wet van zeven".
De mens kan op zeven verschillende wijzen ziek worden; hij kan zeven paden gaan; hij bereikt zijn volwassenheid via zeven stadia, kortom: de mens is gebonden aan het magische getal 7 en beweegt zich gedurende zijn gehele leven binnen de cirkelgang dezer zevenvoudigheid.
Zolang de mens zich daarbinnen beweegt blijft hij onderworpen aan de natuurwetten.
Wil hij deze natuurwetten echter doorbreken dan ontketent hij tegenwerking, in zichzelf, in anderen, in zijn omstandigheden.
Een geneesheer kan de mens, in de beste zin, wederom aan-passen aan de zevenvoudige natuurwet, maar hij kan zijn patiënt nooit bijstaan bij zijn verlossing daarvan.
Zodra men de grond van alle bestaan, de oorzaak van ziekten, en de basis van de spirituele honger wil nazoeken, stuit men op de verborgen wet der zeven of de zeven arcana, de zeven verborgenheden, zoals men hen in de alchemie noemt.
De zeven metalen, die concreet werkzaam zijn in ieder mens, vormen, met hun essentia, het fundament voor de opbouw van de harmonische mens.
Zowel een spirituele als een lichamelijke afwijking zijn terug te voeren op een foutieve activiteit van Één der metalen.
Ons karakter en ons levenspatroon zijn het gevolg van onze reacties op deze zevenvoudige wet der natuur, die terug te vinden is in al de vier natuurrijken.
Deze zeven machtige stromen der natuur zijn echter voor hun levenskracht onderworpen aan de Schepper of de Ene Geest, God.
Elk metaal en elke kleur geven een goddelijke trilling weer, zo niet, dan is het metaal ziek en de kleur vervormd.
De lagere metalen geven een zwakkere trilling door dan de hogere metalen.
Hoe edeler het metaal des te hoger het trillingsgetal.
Bij de mens ziet men hetzelfde.
materiële, zeer op de stof ingestelde mensen zenden een langzaam, laag trillingsgetal uit; zeer edele, spirituele mensen zenden ijle, hoge en snelle trillingen uit.
Hierin komt echter verandering zodra een mens zichzelf forceert tot een hoger trillingsgetal, waardoor er een gespannenheid in het lichaam ontstaat en ziekten en vergiftigingen het gevolg zijn.
Verlaagde trillingen brengen echter verhardingsziekten, verkalkingen.
Vanuit dit standpunt bekeek Paracelsus zijn patiënten en bewees dat er mensen zijn die lijden onder koude en vochtigheid, de verlaagde trilling; en zij die lijden onder droogte en hitte, de ver-hoogde trillingssnelheid.
Hierin herkennen we de vier elementen: koude: lucht, droogte: aarde; vochtigheid: water en hitte: vuur.
Elk der zeven metalen staat in verbinding met Één der vier elementen en het ziektebeeld kan een herkenning vormen voor de afwijking binnen een bepaald metaal.
Naar aanleiding waarvan Paracelsus dan zijn medicijn voor-schreef, met de wonderbaarlijke resultaten zoals die in de historie bekend zijn.
De basis van zijn wetenschap is echter eenvoudig, maar bovenal natuurlijk.
Uitgaande van de gedachte dat de mens een natuurlijk zevenvoudig wezen is, zou hij te genezen moeten zijn met de zevenvoudige werking der natuur.
Oorspronkelijk bestaat er geen ziektebeeld zonder remedie.
De voornaamste is: zelfkennis.
Door zelfkennis ontdekt de mens waardoor hij lijdt, of hij zijn levensritme, zijn individuele trilling geforceerd opvoert, dan wel verlangzaamt.
Een ongeneeslijk ziekbed kan een gevolg zijn van erfelijke belasting, of een gebrek aan goddelijke levenskracht.
We laten alle, door de moderne techniek ontstane ziekten, buiten beschouwing.
De moderne geneeskunde komt langzamerhand tot de ontdekking dat de intellectuele kennis zich zal moeten buigen voor de natuurwijsheid.
De oude kruiden-, metaal- en spirituele therapie gaan een concurrent worden voor de farmaceutische industrie, vandaar dat men de wet op de geneesmiddelen gaat verscherpen.
Nu men, in een Aquarius-era, met de rug tegen de muur wordt geplaatst en de trillingssnelheid in de mens door de spanningen en de geforceerde spirituele methoden wordt opgevoerd, komt er een hunkering vrij naar de eenvoud van weleer, naar de natuur, de stilte, de zuiverheid.
Een logische reactie.
De mens krijgt meer oog en oor voor de woorden van de oude wijsgeren en daarom zal de tijd rijp worden voor de kennis van Paracelsus, die de mens allereerst terugvoerde tot het fundament-van-zeven, voordat hij hem binnenleidde in een spirituele op gang.
Heden grijpt de mens direct naar goddelijke leringen voordat hij getracht heeft een basis in zichzelf te leggen.
De vlucht voor het eigen zelf, voor de omstandigheden, voor de waarheid, is een gevolg van de onwetendheid en de opgevoerde trillingssnelheid, waardoor er een innerlijke onrust ontstaat
Deze innerlijke onrust probeert men te genezen door een uiterlijke rust, hetgeen nooit gelukt.
Men zou, om tot een herstel van de innerlijke kracht te komen, allereerst bij zichzelf moeten nagaan in hoeverre men in de harmonie der innerlijke zeven metalen en in de harmonie der vier elementen tekort schiet.
De levensadem Gods bevindt zich krachtig en levenschenkend in ieder mens die een minimale harmonie der metalen bezit.
Ernstige ziekten behoeven er in zulk een mens niet te zijn.
Erfelijke kwalen kunnen op een nieuwe manier worden benaderd.
De drieëenheid: mens - ziel - God kan slechts verbroken worden door de mens.
Tegenwerking van de zijde van de mens betekent verdoving van de ziel en de wisselwerking tussen geest en ziel gaat verflauwen.
Een natuurlijke harmonische mens, begiftigd met een mikrokosmische of zieleherinnering, bouwt zonder moeite de voor-noemde driehoek op.
Alle problematiek, alle zorgen en belemmeringen die wij menen te bezitten bevinden zich in de mens.
Het denken, als resultaat van de samenwerking der innerlijke metalen, activeert een degenererende dan wel een regenererende levensstaat.
Het denkleven bewijst de onderlinge verhouding der metalen.
In het gedachtenleven kan het ijzer ontbreken, dan is de mens laf, besluiteloos, niet principieel.
Wanneer het koperelement ontbreekt bewegen zijn gedachten in fanatieke, driftige lijnen, afgesloten binnen de eigen opvattingen.
Zodra het tin ontbreekt is hij wispelturig, zoekende naar een plaats waar hij thuishoort, hunkerende naar het ongevormde "iets" dat hij vermoedt, maar niet kent.
Bezit hij te weinig zilver, dan is hij fantasieloos, hij kan zich geen beeld vormen van zijn doelstellingen.
Gebrek aan kwikzilver maakt de mens stug, onbekwaam om met anderen mede te voelen.
Zonder voldoende lood wordt iemand fundamentloos, hij kan zich niet grondvesten op een idee, noch uitgaan van een innerlijke zekerheid.
Mist de mens tenslotte het goud dan bezit hij geen innerlijke adel, noch een gevoel voor normen, innerlijke wetten.
De degeneratieve werkingen van al deze metalen zijn echter giftig, funest, ziekmakend.
Hij, die voldoende zelfkennis bezit kan de zwakte bij zichzelf ontdekken.
Zelfkennis en de neiging om deze aan te wakkeren zijn echter een gave, een inspiratie voortkomende uit de levenskracht Gods, in-stromende via de zeven kosmische en organische werkingen.
Wil de mens de oeroude wijsheid: "Mens ken uzelf!" niet praktizeren dan bewijst hij dat hij toegesloten is als gevolg van een innerlijke disharmonie en zo werken de goddelijke trillingen niet voldoende in hem door.
Zowel Paracelsus als de alchemisten grondden hun wijsheid in de inspiratie Gods, alle eer gaven zij aan Hem, die zij als de Bron aller Leven erkenden.
Indien dan de spirituele mens zich van deze Bron afwendt, niettegenstaande zijn uitzonderlijke kennis, hoe zou hij kunnen menen heiliging en verlossing te vinden.
Het herstel der harmonische zevenheid in het menselijke individu is de voorwaarde voor een goddelijke inspiratie, waardoor dan de directe wijsheid herboren wordt en waaruit heelmaking en heiliging voortkomen.
Het geestelijke zoeken der mensheid heeft geen enkel nut zo zij niet in wil zien dat het begin en het einde van de Grote Weg in God verborgen ligt en daar tussenin moet zich de zevenvoudig harmonische mens bevinden, het individuum, de autonome, zelfstandig handelende mens, die in zijn handelingsleven de Weg uitdraagt. Uit God geboren: komende uit die Oerbron van alle Leven, daarin verblijvende, zich daarin verbergende en deze Bron nimmer loslatende, zo begint de spirituele kandidaat de Weg.
In Chrestos ondergegaan: zich overgevende aan het zielebeginsel en onder leiding daarvan de weg bewandelende tot aan de wedergeboorte in de heilige Zevengeest.
D.w.z. het herstel van de zeven getuigen Gods in de kandidaat; de zeven metalen die opnieuw leven schenken aan de zeven goddelijke stralingen.
Laten spirituele zoekers nooit menen dat het herstel van de zeven metaalwerkingen een horizontale en slechts natuurlijke arbeid is.
Elk aan deze zeven harmonische activiteiten bezit een goddelijke trilling.
Deze zeven trillingen tezamen vormen de scheppende zevenklank, die de gevangenis der zevenheid verbreekt en de poort tot de geestelijke verlossing openwerpt.
Wanneer er gezegd wordt: "God is nader dan handen en voeten", dan betekent dit dat God in ons is als een boodschapper van de zeven trillingen.
Iedere verbreking van deze trillingen, b.v. door het belevendigen aan Één der hoofdzonden, is een ontkenning van en een afsluiting voor God.
Daarom noemt men deze zonden: HOOFDzonden, omdat zij in staat zijn God af te wijzen, hun activiteit verbreekt de goddelijke werkzaamheid.
Iemand die zich overgeeft aan Één der hoofdzonden staat buiten God.
Hieruit komt die dogmatische geloofsovertuiging voort die zich baseert op "de zonden tegen de Heilige Geest".
Een hoofdzonde is een verbreking van de heilige zevenvoudige werking des geestes.
Iedere hoofdzonde, dus iedere krachtige disharmonie der me-talen, stamt uit de denk- dan wel uit de gemoedswerkzaamheid.
De emotionele drift is als een zuigkracht, waardoor het denken beneveld wordt; de denkdrift is als een scherp snijdend zwaard, anderen wondende en dodende.
In beide werkingen ontbreekt God, het levenschenkende en opbouwende beginsel.
Men kan dit altijd in het levensgedrag van de mens herkennen.
Iedere demonstratie der hoofdzonden is een afbraak.
Dit betekent altijd een duisternis, een vorm van sterven.
Zoals dat ook merkbaar is in de degeneratieve werking der metalen: hun gif komt vrij en zaait ziekte, dood, degeneratie.
De leer der zeven metalen bevat vele praktische lessen.
Men kan zichzelf erdoor herstellen, genezen en spiritueel ver-rijken, mits men uitgaat van het: Uit God of de Geest geboren!
Zonder deze basis geraakt men het spoor bijster, men komt te-recht in de interessante tijdverdrijven, het bezig zijn om het spel.
De terugweg van de ziel is géén spel, hij is een noodzaak, een heilig moeten!
De kandidaat, die de ziele-hunkering kent als ervaring, kan dat onderschrijven!
Uit dit heilige moeten wordt men gedwongen tot zelfkennis, en deze harde weg tot zelfontdekking werpt de mens steeds terug op God, omdat hij steun moet hebben, een bron om kracht uit te putten.
"Uit God geboren", zich bewust zijnde van de koninklijke afstamming, wetende dat men eertijds het gouden aureool der goddelijkheid bezat, zoekende naar het herstel van het gouden aureool, dat slechts de ziel kan verkrijgen, gaat men voort op de weg tot de harmonie der zeven metalen, en dat betekent de onderkenning en uitroeiing der zeven hoofdzonden.
Totdat de individuele heilige Zevengeest zijn antwoord op de roep Gods verklankt als een zevenvoudige eenheid, die de Poort tot het oorspronkelijke leven openstoot!
Vergeet uw afkomst nooit!
Gij zijt uit de Geest geboren.
Verdeemoedig u niettemin, daar gij een dolende zijt geworden en onderwerp u aan de leiding van Chrestos, de ziel, die de harmonie van de Zevengeest wederom zal herstellen, zodat gij, zoekende mens, eveneens wordt de vertolker van de acht wonderbaarlijke Zaligsprekingen.
Want op de Achtste Dag, zo staat er geschreven, zult gij de Activiteit der Stilte Gods binnengaan.
Dit is de Dag van de Openbaring Gods.
Houdt uw blik hierop gericht en arbeidt voort!