Verrotting

De alchemisten hebben in verborgen taal over het tweevoudige proces der omzetting gesproken in de verwachting dat de waarachtige discipelen van Hermes via de uiterlijke taal tot in het verborgene zouden kunnen doordringen. 

Paracelsus volgde dezelfde methode. 

Hij spreekt over het zevenvoudige proces als ware dit een uiterlijke methode voor nieuwsgierige laboranten, niettemin zijn  er enkele regels die het diepe geheim achter zijn woorden aanduiden. 

"De vierde graad is de verrotting. 

EÈn van de schoonste graden, die eigenlijk de eerste graad zou moeten zijn, zo dit niet een zonde tegen het geheimenis zou zijn. 

Doch de zeven graden volgen elkander in een juiste volgorde op en mogen nooit verwisseld worden, want zij vormen een waarachtige keten." 

De verrotting is gelijk aan de circulatie of de vertering.  

Verrotting is een vorm van sterven waaruit een nieuw product opstaat. 

In het verrottingsproces vinden chemische werkingen plaats die een intensieve verandering teweegbrengen. 

Vandaar dat Paracelsus deze graad met de eerste graad, de ver-assing, vergelijkt; de vierde graad houdt eveneens een verandering van het product in. 

Na de stilte van de derde graad, die een opname, een voeding vertegenwoordigt, moet er een innerlijke verandering plaats-vinden waarbij het oude sterft. 

Het is onmogelijk Één der zeven graden te negeren of hen te verwisselen.

Op het ver-assingsproces van het ego moeten de innerlijke werkzaamheden volgen. 

Uit de vruchtbare as, hetgeen wil zeggen uit het inzicht ontstaan door de as-bestanddelen, volgt de activiteit, die zich dan op de door Paracelsus beschreven wijzen voltrekt. 

Men kan over meditatie en stilte spreken, maar zo lang de alchemische kandidaat niet verstaat hoe deze zich voltrekt en waarom deze zich moet voltrekken, gebeurt er niets en heeft het woord geen enkele zin. 

Theoretische leerlingen en filosofische discipelen zijn er meer dan genoeg in de wereld. 

Iemand die de eerste graad, de ver-assing, begrijpt en er geen gevolg aan geeft, wil niet "ver-ast" worden. 

Het deel dat in hem nog weerstreeft hangt aan andere interessen. 

En een filosofie die de kandidaat niet boeit, daar hij er geen deel aan wil hebben, verveelt. 

Er komen dan altijd andere interessen die hen opeisen. 

Iedere ziel of iedere kandidaat moet zich eerst in de juiste atoomordening schikken voordat er aan een omwending gearbeid kan worden. 

Dat is een natuurwet. 

Al die onrust, dat heen- en weer bewegen van het spirituele naar het materiële beleven, is slechts een teken dat de kandidaat zich zijn oude vorm niet voldoende herinnert, noch als ego, noch als ziel. 

Ook bij de metaal-omwending geldt de wet: zoek allereerst het juiste materiaal. 

Hetzelfde geldt in de alchemie: zoek eerst een volwaardig lood 

Het nadeel van alle dogmatische religies is dat zij geen acht slaan op het materiaal, maar gevangen nemen met wat in hun net komt. 

Deze religies arbeiden niet met hun materiaal, zij parasiteren er slechts op, zij zuigen het uit, zoals een spin zijn slachtoffer. 

De religie is geen instituut, maar zij behoort een voortbrengsel  van de kandidaat te zijn. 

Religio is arbeidzaamheid, innerlijke activiteit, en daarom verandert de religio met het voortschrijden op het Pad van ziele-terugkeer, zij verandert niet uiterlijk, maar innerlijk, de zeven processen geven steeds weer een nieuw inzicht, een wijdser uitzicht. 

Uit de Stilte, de derde graad, komt de verrotting voort, een innerlijke, alle organen doordringende werking. 

Het overdenken, het met de ziele-zintuigen waarnemen roept een reactie op in de kandidaat. 

De verrotting is een gevolg van de opname van de geestelijke trillingen die in de lucht, in de sfeer, aanwezig zijn. 

Zoals men van afgevallen bladeren mest maakt, een product dat  de vruchtbaarheid bevordert, door de 

bladeren aan de lucht bloot te stellen, zo zal de kandidaat die zich overgeeft aan de stilte, aan de werkzaamheid van de geestelijke activiteit van de lucht, in zichzelf een groei-bevorderend element opwekken. 

Het natuurlijke proces volgt het geestelijke proces, het is een afspiegeling aan de geest. 

Daarom zei Paracelsus dat dit verrottingsproces gelijk is aan de spijsvertering. 

Spijsverteringsziekten zijn altijd een gevolg van een gebrek aan voorbereidende ontspanning, een gebrek aan stilte, een rust waarin de organen harmonisch kunnen arbeiden. 

Dit geldt ook voor het geestelijke proces. 

Men zoekt heden zo intensief naar meditatie en stilte, omdat er nooit resultaten werden gezien aan een geestelijk proces. 

De mens heeft nooit de juiste volgorde van het omzettingsproces gevolgd. 

Nu wil hij meditatie en stilte, omdat hij zichzelf overbeladen gevoelt en niet weet hoe hij de overgedragen kennis verwerken moet. 

Uit die overbeladenheid komen al die min of meer halfrijpe producten voort: kunstuitingen, boeken, leringen, extreme handelingen. De natuur dwingt de mens altijd zich te uiten, zijn vruchten te tonen. 

"Wat er in zit komt er altijd uit", zegt de volksmond. 

Zo is het in de natuur en zo is het in de geest. 

Daar waar de ver-assing niet is opgevolgd komen onvolwaardige  geestelijke vruchten naar buiten. 

En dan behoort men deze vruchten niet te bekritiseren, maar de oorzaak op te sporen. 

Men kan niet teleurgesteld zijn over een minderwaardige vrucht  zo de boom van slechte kwaliteit is, nietwaar? 

Daarom is zelfkennis de eerste vereiste. 

Uit de zelfkennis kan men ontdekken of er wel naar de eerste graad verlangd wordt.  

Of men wel dermate bezield wordt door de goddelijke Kennis van de alchemie, dat men doorlopend in het innerlijke laboratorium  wil arbeiden. 

Zo spreekt de alchemist immers over zijn discipelen? 

Hij verwacht dat zij, door innerlijke bezieling aangevuurd, door-lopend in het laboratorium doende zijn. 

In de verrotting, zegt Paracelsus, sterven alle levende dingen, de gestorven dingen rotten en de dode dingen ontvangen weer een nieuw leven. 

Versta deze taal! 

Alles wat nog aan het ego herinnert, de trillingen die aan het vuur zijn ontsnapt, wensen, hunkeringen, de lage verbeelding, sterven in het verrottingsproces, sterven binnen de stilte, die als een chemische omzetting werkzaam is en de nog levende ego-kracht doet sterven. 

De ego-activiteit die reeds stervende is, het proces dat reeds is ingezet, vindt voortgang. De dode dingen d.w.z. alles dat de kandidaat doodwaande, wordt levend, vormt een nieuw product. 

Uit deze dode dingen, uit dit "beeld met de dode ogen", komt een nieuwe mens voort met een nieuwe kern, met een ander hart en met een ziel. 

Het hart is dan puur, volgt de natuurlijke wet, en het geeft direct gehoor aan de intuïtie, omdat de ziel werkzaam is. 

De ver-assing doodt de ego-wil, men wil niet meer egocentrisch zijn en het verrottingsproces doodt de onbewuste, automatische hunkeringen die achtergebleven waren. 

Dit proces verandert de bijtende zoutgeest en maakt hem mild en zoet, zegt Paracelsus. 

De "bijtende zoutgeest" is de vuurwerking van het hemelse zout, die de kandidaat aangrijpt in zijn diepste kernen, en hem irriteert, appelleert. 

Hoe kan men tot een met het ego worstelende kandidaat zeggen: "Je mag niet geïrriteerd zijn", "je mag niet onrustig zijn". 

Dit alles is een proces, het zijn de vruchten van een innerlijke werking. 

Men kan niet verlangen dat de ontoebereide mens het ver-rottingsproces van de vierde graad of het stilte-proces van de derde graad ingaat, zo hij nog bezig is met het ver-assingsproces. 

Daarom kan men niemand verboden opleggen. 

Moge de zoekende mens dit begrijpen. 

Niemand kan hem iets verbieden, men kan hoogstens zeggen: "Voor het alchemische proces zou het beter zijn dat...." 

De ware hermetische kandidaat verstaat dit. 

Het ver-assingsproces is een opgave voor de wil, het verrottingsproces is een opgave voor de verbeelding. 

De wil kan ver-ast zijn, terwijl de verbeelding nog levend is. 

Er zijn mensen die een verkeerde gewoonte hebben afgeleerd, hoewel hun verbeelding er soms nog mee bezig is.

In de verbeelding leven de vormen die actief werkzaam zijn, waarmede men dus bezig is in het leven; vervolgens leven er beelden, die aan het kwijnen zijn, die afnemen en tenslotte zijn er ook de beelden, de herinneringen, die men dood waande, omdat zij geen vat op het handelingsleven kregen. 

Het verrottingsproces van Paracelsus wekt deze dode oerbeelden tot leven. 

Vandaar dat sommigen kunnen zeggen: "Ik weet niet hoe ik dat weet, maar het kwam ergens vandaan!" 

Daarmede is niet gezegd dat deze reactie direct een gevolg is van de vierde graad, maar het is wel een gevolg van een innerlijke werking, een circulatie of een spijsvertering. 

Zo gaat het ook met de spirituele kennis. 

Op een gegeven moment, wanneer de mens in het proces staat, gaat hij over een kennis beschikken, die niet uit boeken te  halen is. 

De verborgen taal, de taal der hoge Verbeelding gaat wederom leven. 

Het is alles zo logisch en begrijpelijk, maar het is moeilijk over te dragen, omdat woorden, klanken, arm zijn. 

De eenvoud en de waarheid moeten eigenlijk in de mens worden geëtst door het schrijnende hemelse zout. 

Dit zout zou in de wonde van de ziel gestrooid moeten worden, opdat daarin een werking plaats zou vinden. 

Het hemelse Zout, de geest van het Zout, schrijnt en bijt, zegt Paracelsus. 

De zweep des Vaders jaagt de mens voort, zegt een bijbelse  mens. 

Het komt op hetzelfde neer. 

Als er een middel zou zijn om de mens de grootsheid van dit omwendingsproces, waarin de natuur ons voorgaat, in te etsen, zou dit niet nagelaten worden! 

Maar slechts het hemelse Zout, de geest aan het Zout, kan dat volbrengen. 

De geest in uw gekristalliseerde zout (alchemisch: sol-sulfur-sel = geest-ziel-lichaam) moet ontwaken. 

Daarna moet deze u treiteren, voortjagen, uw individuele innerlijke God moet de zweep hanteren, zo het proces voortgang wil vinden. 

Er is geen stilstand, niet in de natuur, niet in de geest. 

Stilstand betekent wegwerping, waardeloosheid, gelijk men dat kan zien aan de hemel, waar de stervende sterren "zwarte gaten" worden, lichtloze, lege elementen die niet meer in het heelal en zijn activiteit opgenomen blijven. zolang uw zout zijn kracht niet verloren heeft, zal de geest u pijnigen. 

Dat is een wet! 

Want waartoe dient het zout, als het zijn kracht verloren heeft? 

Het kan weggeworpen worden. 

Dat is de oerwet voor de materie en de geest. 

De verrotting scheidt het reine van het onreine: het reine wordt naar boven gebracht en het onreine wordt naar beneden gevoerd. 

Want de verrotting is een vuur, zoals alle graden uit vuur bestaan, zeven aanzichten van een vuur. 

In het Boek Henoch leest men dezelfde idee: "En Ik bevestigde  het onderste beneden, als een fundament, zwart en duister; en het licht was boven en daar tussenin plaatste Ik het water, geboren  uit Licht." 

Een alchemische schepping dus! 

In het verrottingsproces staande, onderhevig zijnde aan een bepaalde frequentie van het vuur of het Licht, scheidt de kandidaat het Bovenste, het reine, en het onderste, het onreine. 

Het "onreine" behoort blij het ego, dat is zijn fundament; het reine behoort bij de geest, dat is de actieve geestziel en daar tussenin bevindt zich dat dikke water, die chaos, dat geestzout, die materia waaruit alles voortkomt. 

Die materia is vuur en water. 

De Lichtzoon als oervorm, als een edel metaal dat zijn oerherinnering bezit, is vuur en water, geschapen uit Licht. 

Alles is Licht! 

Alles is trilling! 

Er is slechts een frequentie-verschil. 

Het proces van de transplantatio is een trapsgewijze bestijging  van een frequentie-ladder, die uit louter Licht of Vuur bestaat. 

Om die ladder te kunnen bestijgen moet u een materia bezitten die tegen de inwerkingen van het steeds sterker wordende vuur kan. 

Dat is toch logisch! 

Al zegt een leermeester honderd maal: "Wees maar kalm, want ik neem je wel mee die trap op," zonder uw vuurbestendige Materia loopt uw leven gevaar. 

Versta dat toch, zoekende pelgrim. 

Of u moet zo intensief aan de leermeester gebonden blijven door angst, door geloof, door overgave, dat u elke individuele vrijheid genomen wordt. 

Van meester op meester moet zulk een mens gebonden blijven,  hij kan daar niet meer van loskomen zonder 

levensgevaar. 

Gaat de mens individueel de trap op dan brandt hij zich, zo hij op eigenwijsheid en arrogantie voortgaat. 

Maar hij leert! 

Daar waar deze mens op de ladder staat zonder zich te branden, daar hoort hij. 

Daar kan niemand hem meer afwerpen. 

Zo is het alchemische proces een individuele ervaringsweg, een individueel onderzoek, soms pijnlijk, maar altijd verrijkend. 

Iemand die u uw ervaringen ontneemt en van u een robot maakt, ontsteelt u de verlossingsmogelijkheid, d.w.z. het omwendings-proces dat u toch, vroeg of laat, zelf moet volbrengen.  

Want dit is de wet in de natuur en in de geest! 

Iedere hermetische kandidaat weet dat hij moet doorzetten, ondanks zijn verbrandingen, ondanks zijn vergissingen. 

Hij moet nooit zijn opdracht door een ander laten overnemen, want dat kan niet. 

De herkenning van dit verborgen geheim in de natuur, overal in  de aantekeningen der boodschappers en der hermetische wijzen,  is zulk een vreugde, dat dit u moed moet geven om door te gaan. 

Want waarlijk, hij die weet en doorzet en het risico der vrijheid aanvaardt, hij zal de vrucht zien die uit de as is voortgekomen.  

Een vrucht, schoner, heerlijker en lichtender dan hij ooit had vermoed! 

Houdt daarom moed, ware kandidaat! 

Er zijn velen die u voorgingen op dit Pad der alchemische Oerwijsheid.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene