De moderne wetenschap komt meer en meer tot het inzicht dat men te ver afdwaalt van de basis der natuurwetenschappen.
Een geleerde en wijsgeer als Paracelsus, in zijn eigen tijd verguisd, wordt steeds meer voor het voetlicht geplaatst.
Astrologie, magie, kruidkunde, hypnose, natuurwetenschap, kortom alle geheimen van natuur en mens werden door hem bestudeerd en aangewend als therapie.
Niets is harmonischer en evenwichtiger dan de verhouding tussen hemel en aarde, de mens moet in een gelijke harmonische verhouding komen tot God.
De levensgang van de mens is er slechts op gericht een transmutatie van de zes planeten te bewerkstelligen; al de zes planeten kunnen transmuteren, veranderen in hun hemelse zelf, behalve de zon, die op zichzelf reeds het beste is wat er bestaat.
Het is duidelijk dat deze woorden van Paracelsus een zeer diepe betekenis hebben.
De zeven Arcana of verborgen heilmiddelen zijn er slechts op gericht een demonische planetaire werking om te zetten in een hemelse of transfigurerende werking.
De mens bezit een aards lichaam, dat geregeerd wordt door de demonische machten der planeten, maar hij bezit eveneens een hemels lichaam dat echter nog niet werkzaam is.
Deze transmutatie kan door de mens slechts voltrokken worden wanneer hij "gezond" d.w.z. in het bezit is van de natuurlijke, stoffelijke werking der zeven demonen of planeten.
Ziekten bewijzen dat de ongoddelijke werking der planeten beneden zijn minimale harmonie is uitgezakt en daardoor verstoring teweegbrengt.
Onder alle Arcana neemt het antimonium een bijzondere plaats in, daar het in staat is de ongunstige demonische Saturnuswerking om te zetten in Venus-kracht.
Denkt u hierbij even aan het "Scheikundig Huwelijk" van Christiaan Rosencreutz, waarin Saturnus, de poortwachter, aan zijn ambt werd geketend omdat hij Venus had aanschouwd.
Een demonische Saturnus veroorzaakt verstarring, egocentrische verharding, onbeweeglijkheid aan hart en hoofd.
Wordt hij door het antimonium omgewisseld in Venus, dan betekent dit dat het hart opnieuw werkzaam is.
De mens wordt opengebroken en behoort wederom tot de levenden des harten.
Hij kan, via deze hartwerkzaamheid, opnieuw beginnen met een verbinding te leggen tussen hemel en aarde, d.w.z. tussen God en zichzelf.
Door dit Arcanum, zegt Paracelsus, ontvangt de mens een ander hemellichaam, hij verandert, transfigureert en overschrijdt een grens.
Hij wordt een Godsaanbidder en ontvangt het hemellichaam dat bij hem behoort.
Astrologisch kan men zeggen dat de kracht der mysterie-planeten in deze mens actief wordt, waardoor er een hogere, spirituele hartwerkzaamheid ontstaat.
Paracelsus onderschrijft de leer van de omwending der planetaire werkingen, of de bekering van "de zeven gemeenten in Asia", want, zo zegt hij, slechts de planeten van het middelgebied, (het middelende gebied of Asia) zijn om te wenden, maar de zon is het beste dat er is.
De zon wordt niet "omgewend", maar gereinigd.
Het goud is de bekroning van de omwending der zes planetaire werkingen in de mens.
Het antimonium is het medicijn dat de spirituele mens ontvangt wanneer hij de grens tussen stof en geest gaat overschrijden, het is het heilmiddel voor de zieke die lijdt aan teringachtige aandoeningen, verschijnselen die wijzen op een parasitisme van het zelf, een gebrek aan geestelijke krachttoevoer.
Men is dan opgesloten in de kringloop van eigen denk- en gevoelsleven, men teert op zichzelf.
Antimonium brengt een doorbraak van deze kringloop, het valt de saturnale macht aan, ontrukt de patiënt aan de wurggreep van Satan of Saturnus.
Dit is zowel stoffelijk als geestelijk te beredeneren.
Men moet zich aan een demonische planetaire werking onttrekken en zich plaatsen onder een andere invloedssfeer.
Hierdoor heft men het ziektebeeld op en zo staat men dus een trede hoger op de ladder tot vervolmaking.
Langs de weg der geleidelijkheid komt de mens tot de innerlijke harmonie, ziekten dwingen de mens dikwijls tot het veranderen van levensinstelling, van inzicht, van gerichtheid.
Deze verandering houdt groei in, het zich gaan bewegen op een andere sport van de levensladder.
Vele psychische aandoeningen vinden hun oorzaak in een storing in het beeldende vermogen, de dusgenaamde maanwerkzaam-heid.
Bestrijdt de maan met haar gelijke, zegt Paracelsus, en dien zilver toe.
Al de zes planeten kunnen bestreden worden door het toedienen van hun eigen metalen als heilmiddel, als magische werkzaamheid. Slechts het goud kan ziekten van de ziel genezen, aan-doeningen die voorkomen uit een falen van de ziel en een gewetensconflict in de mens.
Goud geneest het hart, wanneer het ziek is als gevolg van een schuldcomplex.
Maar antimonium ontrukt de mens aan de dood, een sterven binnen het ik.
Het plaatst de mens, die zichzelf vernietigt, opnieuw voor de wijde verten.
Transmutatie, zegt Paracelsus, is geen verjonging, geen gedaanteverwisseling, maar een enting op een oude stok.
Men kan, als spiritueel onderzoeker, deze woorden van Paracelsus van toepassing brengen in de alchemische omzetting, die de oude mens, het lood, Saturnus, wil omzetten in het goud, Sol.
De oude mens gaat op in de nieuwe mens, maar beide zijn uit de wortel van Saturnus of het lood ontstaan.
Er zal een rijsje voortkomen uit de oude stam, zo zegt de Bijbel.
Er is slechts Één aarde, de mater materiae, en het is deze materiae waaruit God hemel en aarde schiep en het is deze materiae waaruit ziel, stof en geest gevormd kunnen worden.
Het is slechts een kwestie aan transmutatie.
Het ego is een vrucht van de demonische planetaire werkingen, de strijd tegen het ego is nutteloos, omdat het instinctief reageert op de demonische machten.
Er is slechts een transmutatie, een omwisseling nodig, waarbij het antimonium, de levensbestendiger actief werkzaam moet zijn.
Ieder mens komt in zijn leven voor de tweesprong te staan, hetzij door ziekte, hetzij door omstandigheden, hetzij door gewetens-conflicten.
Op zulk een moment kan het antimonium als regenererende trillingswerkzaamheid komende vanuit het goddelijk astrale gebied, deze mens "genezen", d.w.z. op een opgaande weg plaatsen, zo niet, dan gaat deze mens "dood", hetzij stoffelijk, hetzij geestelijk.
Men kan dit herhaalde malen om zich heen zien gebeuren.
Het antimonium wordt instinctief, onbewust, maar als een natuurlijke reactie, door de mens afgewezen.
Men kan het ook zo uitdrukken: "De wacht aan de poort" wordt niet aanvaard door de pelgrim, hij keert terug tot de oude bedeling.
Aldus reagerende zoals de theoretische wijzen in het "Scheikundige Huwelijk".
Het resultaat is afhankelijk van de zonneactiviteit in de mens.
De zon, zo zegt Paracelsus, kan men niet veranderen, zij is ingeboren.
Niemand kan zijn eigen inborst veranderen, hij kan slechts de zes planeten omzetten, hij kan zijn herkenbare gedragingen ver-anderen, zijn denkwereld herscheppen, zijn gevoelswereld opnieuw richten, waardoor zijn zon niet verandert, maar wel gereinigd wordt.
Het goud wordt anders van glans, het veredelt.
Goud (zon) is ingeboren.
Het goud wordt door de zes planetaire inwerkingen verontreinigd, wordt tot een imitatie-schittering.
Daarom is de hoogmoed, de hoofdzonde van de zon, zulk een bijna onuitroeibare aandoening, zij kwelt zichzelf, haar ziekte zit in het zelf.
Hoogmoed is een teringachtige aandoening, die slechts door het antimonium is te genezen en dat betekent: keiharde, meedogen-loze, diep ingrijpende verbreking van de persoonlijkheid.
Hoogmoed, als ziekte van de zon, grijpt het geestelijke fundament van de mens aan.
Men kan zulk een hoofdzonde niet vernietigen, maar slechts hardhandig, tot op de bodem reinigen.
Paracelsus zegt: De zon is ingeboren.
Hoogmoed is dus een diep ingewortelde ego-aandoening, die nooit door een medicijn van Één der andere planeten te genezen is, maar slechts van onderen-op met wortel en al uitgerukt kan worden. De hoogmoedige mens spreekt slechts van zichzelf en over zichzelf.
Om deze ik-adoratie op te heffen moet het hart getroffen worden door een andere vervulling.
Het ego kan niet worden vernietigd, want zonder ego komt men nooit tot het bewustzijn van de noodzaak der transmutatio.
Het ego moet zuiver lood worden.
Het denken en het gevoelen moeten worden vervuld van de zielewerking die vanuit het goddelijke gebied de natuur binnen-treedt.
Men kan nooit zeggen: "Ik wordt een ikloos mens!"
Maar doordat denken en gevoelen gezuiverd worden krijgen zij interesse voor geestelijke werkingen.
Allereerst moet de zoekende pelgrim, afgaande op zijn hunkering naar spiritualiteit, zich verdiepen in geestelijke waarden, hierdoor verbindt hij de ziel met andere trillingen.
Het openstellen van het hart, zijnde de hunkering, is het begin, waarna het hoofd, het denken, vertrouwd moet worden gemaakt met hogere waarden.
Blijft het hart openstaan, onbevooroordeeld, vertrouwend, niet verziekt door wantrouwen, bitterheid of egocentriciteit, dan vindt het intuïtief zijn weg naar de juiste geestelijke trillingen.
Dan behoeft de mens geen uitleggingen meer, noch wetten.
De intuïtie roept het geweten tot actie op en beide gaan zij een eenheid vormen.
Dan is er geen sprake meer van een onderscheid in gewetens-zaken. bewuste spiritueel intuïtief ontwaakte mensen kennen dezelfde gewetensnorm.
De werkingen die de mens intuïtie en geweten noemt zijn slechts flauwe afschaduwingen van de oorspronkelijke gaven.
De demonische werkingen der zeven planeten hebben beide oorspronkelijke zielegaven vervormd en zij zijn vrijwel uit-sluitend actief op het horizontale, stoffelijke niveau.
Paracelsus kende het geheim van de alchemie: de omzetting brengt de eeuwigheid.
Het antimonium ontrukt de mens aan de versteningsdood.
Alle vernieuwing komt uit de Één (1), de stam des levens, deze wordt gevoed door het hart (de zon) die hem zijn geestelijke sappen toevoert.
Aan de stam van deze levensboom groeien de zeven vruchten uit tot de schoonheid van een nieuw hemellichaam, dat door het antimonium tot zijn eigen sfeer wordt teruggevoerd.