Goud III

Het goud, als het meest edele metaal is altijd direct verbonden geweest met het handelingsleven der mensheid, met haar cultuur, haar religie, haar volkeren. 

Waar het goud zich concentreerde daar vormde zich de heersende groeperingen. 

Vanzelfsprekend is dit een degeneratieve imitatie van de schittering van het priesterlijke goud, dat in vroeger tijden nauw verbonden was met de spiritualiteit. 

Goud betekent heden materiële macht. 

Sterke machtige religieuze groeperingen baseren, naast de magie, hun macht op het goud. 

De wankele economische situatie en de begerenswaardigheid van het goud vormen samen de prelude van een verval van een cultuurperiode. 

Cultuur vestigt men door materiële macht, strijd wordt aangewakkerd door financiële macht, maar een beschaving verbergt achter haar opbouw de materiële macht. 

Onze verworden, door begeertedrift geregeerde maatschappij is afhankelijk van de gold-rush. 

Dit is een decadente vorm van de edele spirituele goudheerschappij. 

De neergang der natuur vindt in alle regionen plaats en herhaalt zich in al de vier rijken: mensenrijk - dierenrijk - plantenrijk en mineralenrijk. Zonder goud is het in deze wereld onmogelijk om een machtig lichaam te vestigen. 

Dit feit bewijst de onwetendheid en de ledigheid van het  over-grote deel der mensheid. 

De zucht naar uiterlijke rijkdom, comfort en schittering is veel sterker dan de hunkering naar innerlijke rijkdom. 

In deze Aquarius-era ontmoeten de twee uitersten elkander: de zucht naar comfort en rijkdom van de massa en de hunkering naar innerlijke rijkdom van de eenling. 

Het is een bekend verschijnsel aan een einde der tijden. 

De voorspellingen over de vermaling der kleine bewegingen, bedrijven en groeperingen realiseren zich snel, de grote moloch van de machtigsten vreet de kleine vissen op, zowel materieel als spiritueel. 

Dit is een declaratie van een egocentrische maatschappij en tevens een culminatie-verschijnsel. 

De mensheidsreis door het rijk van de metalen eindigt bij de heerschappij van het goud; zodra het goud op de top van zijn macht staat, slaat de opwaartse lijn om naar beneden. 

Goud beschikt heden over leven en dood, zelfs in spiritueel opzicht. 

Dit betekent altijd de toesluiting van de kosmische en individuele toegangsweg tot de ziel. 

Zodra deze toegangsweg der ziel binnen deze kosmische orde zou worden toegesloten heeft deze tijdelijke natuurorde geen enkel nut meer in het zieleverlossingsproces. 

Het gevolg zal zijn dat er een ingreep noodzakelijk is om de voorwaarden voor de Terugweg der Lichtzonen wederom te ontsluiten. 

Goud is het zonnemetaal en de heerschappij en het verval van het goud houdt gelijke tred met de versterking en verzwakking van  de zonnekracht. 

Goud en zon zijn Één. 

Ook het individuele mensentype is Één met de zonnestraling en hij wordt zeldzamer op deze aarde, omdat men zich en massa gaat bewegen. 

Individuele spirituele Boodschappers, baanbrekers voor de massa, worden steeds unieker. 

Het spirituele zowel als het materiële goud worden met hun zeldzaamheid steeds begerenswaardiger, maar onbereikbaarder. 

De chemische en fysische eigenschappen van het goud verwijzen duidelijk naar zijn oorspronkelijke spirituele opdracht. 

Een goudoplossing van 1 op honderdmiljoen kleurt water nog duidelijk purper. 

Goud staat dus in verbinding met purper. 

De beschrijving van de Levensboom in het boek Henoch vertelt van de gouden-purperen uitstraling van deze boom. 

Purper is altijd de kleur geweest van de priesterlijke bediening, omdat zij wijst op een samengaan van de liefde en de waarheid, deze twee tegengestelden binnen de volmaaktheid Gods. 

Purper, b.v. in glas-en-lood, gaat altijd samen met goudsporen. 

Goud, als de kleur van de ziel, vermengt zich met het purper als de kleur van waarheid en liefde. 

Het goud baart uit zichzelf het purper, zoals de chemie bewijst, gelijk de edele ziel uit zichzelf waarheid en liefde moet baren,  zelfs al zou zij zwak zijn. 

Goud kan men zo dun pletten en er zulke dunne draadjes van maken dat zij voor het blote oog onzichtbaar zijn, niettemin  blijven zij samenhangend. 

Toch is goud met zijn soortelijk gewicht 19 het zwaarste metaal onder de zeven metalen. 

In de getallensymboliek is 19 een zonnegetal en haar kabbalistische betekenis: geestelijke werkzaamheid. 

Alles wat betrekking heeft op het goud wijst op een geestelijke taak. 

Hoewel het goud het zwaarste metaal is, kan het zichzelf toch onzichtbaar maken, het bezit uiterste zwaartekracht en kan zich tevens het lichtste in gewicht maken. 

In het goud vinden dus twee tegengestelden elkander: zwaarte, of de langzame trilling van de duisternis, de materie; en lichtheid of de hoogste trilling, de onzichtbaarheid of de spiritualiteit. 

Dezelfde opmerkelijke  eigenschappen  vinden  we  in  de  ziel: de gevallen Lichtzoon, die bewust zijn medemensen misleidt, magisch werkzaam is, bezit een ziel - een goud - dat zwaarder weegt dan alle metalen, dus duisterder is dan alle metalen; de verheven Lichtzoon echter bezit een ziel, die verfijnder, lichten-der, subtieler is dan alle andere talenten. 

Beide echter beschikken over hetzelfde goud: de ziel. 

Uit de ziel of het goud kan een duisternis komen, dieper dan die van de aarde, maar er kan tevens een licht uit voortkomen, schittender dan het daglicht. 

Goud is dus een merkwaardig metaal, men kan er misdaden mede beramen wanneer men haar zwaarte of haar duisternis aanwendt en men kan er zielen mee redden wanneer men haar licht, haar spirituele adel, benut. 

Als men echter het goud slechts Éénzijdig aanwendt, zal dat een ramp betekenen, want alle eenzijdigheid brengt binnen dit universum een catastrofe. 

Momenteel wordt het goud vrijwel uitsluitend materieel benut, de spiritualiteit wordt verwaarloosd. Hierdoor ontstaat er een topzware situatie, die uitmondt in een explosie. 

Men heeft het goud, als symbool van de ziel, zijn spiritualiteit ontnomen, waardoor het Leven, de adeldom, uit haar weg zal vlieden. 

Dit tekent duidelijk de situatie der hedendaagse mensheid. 

Het hart wordt veelal gezien als een orgaan dat in verband staat met het goud; dat bewijzen ook de Aurum-druppels die als medicijn tegen hartziekten worden gebruikt. 

De zieletrilling zoekt allereerst verbinding met het hart, waarna dit de geestelijke aanraking verder geleid tot in het hoofd. 

In onze intellectuele tijd, waarin het hart een onbelangrijke factor schijnt te zijn, loochent men de hart-adel van het goud. 

Juist nu men de nadruk op de functie van het hoofd gaat leggen, lijkt de mensheid te gaan kampen met hartziekten. 

Het hart wil zijn oude plaats in het menselijke levenssysteem heroveren en vraagt daarvoor aandacht door middel van aan-doeningen, transplantaties, emotionele storingen. Zoals het goud tweeledig is, zo is de ware individuele mens, de autonome mens eveneens tweeledig. 

Deze individuele mens lijkt hoogmoedig, hij is arrogant en ongenaakbaar, zo denkt men, maar zijn hart is zwak, vaak ziek. 

Er wordt in de Heilige Taal en in diverse spirituele leringen altijd gesproken over het hart en zijn functies, nooit over het hoofd. 

Dat betekent dat het hart, als orgaan, een leidende functie bezit in het goddelijke levensplan. 

Het is de motor van het menselijke universum, zoals de zon de motor is van het natuurlijke zonnestelsel. 

Het goud kan pas in verband gebracht worden met de denkwerkzaamheid in het hoofd wanneer het hart zich daarmede heeft samengevoegd. 

Het hart alleen is als het koper, dezelfde glans hebbende als  goud, maar nog niet de adeldom van de hoogste vereniging bezittende. 

De autoritaire intellectualiteit van het hoofd is als het verguldsel, pronkende met imitatie. 

Het zielegoud vormt zich altijd door de adeldom van de tweeëenheid: hart en hoofd als liefde en waarheid, en wijsheid en rechtvaardigheid: eveneens een aspect van hart en hoofd. 

Het hart betekent de levensklop van het menselijke wezen, zoals de zon de levensklop betekent van de kosmos; het goud is altijd  de harteklop geweest in de menselijke culturen, soms als een keiharde drift, zoals de natuurlijke zon deze eveneens in de mens kan opwekken, soms als een spirituele bezieling, zoals de Geestzon deze in de mens kan oproepen. 

Wanneer men zegt: "Hij bezit een gouden hart," dan duidt dit  altijd op een zekere weekheid, een impulsieve liefde. 

Deze liefde culmineert in ziele-adeldom wanneer men kan zeggen: "Hij bezit zowel een gouden hoofd als een gouden hart." 

Denkt u hier even aan de symboliek van het beeld van Nebukadnezar. (Daniel 2 : 31 tot 35). 

Het beeld had een gouden hoofd, lemen voeten en armen van  zilver. Dit is een volstrekte disharmonie. 

Het beeld bewijst daarom ook zwak en breekbaar te zijn. 

Zijn gouden hoofd is te zwaar voor de lemen voeten, de eenheid van de zevenvoudige harmonie is in hem niet terug te vinden. 

Het hoofd is pas van goud wanneer het hart het goud uit zichzelf doet geboren worden via haar verbintenis met de ziel en dit opdraagt aan het hoofd. 

Een ziek hart heeft behoefte aan goud, aan aurum, een organisme dat gedomineerd wordt door een gouden, hoogmoedig, arrogant klatergouden hoofd, heeft behoefte aan zielegoud injecties om het hart levend te houden. 

Vandaar dat hoogmoedige, intellectuele mensen zo dikwijls behoefte gevoelen aan een mystieke religie, al willen zij dit niet altijd bekennen. 

Wil men de ziel voeden dan behoren de twee aspecten van het goud aanwezig te zijn: de zwaarte van de waarheid, en de lichtheid van de liefde. 

De waarheid is hard, zoals de liefde zacht kan zijn. 

Vinden beide realisaties elkander dan wordt de waarheid zachter en de liefde harder. 

De rijken van de zeven metalen zijn niet scherp van elkander te onderscheiden, zij vormen in wezen een eenheid.  

Slechts het goud verheft zich boven hen als de tweeheid, een eigenschap die herinnert aan de tweevoudige ziel, als een man-vrouw principe. 

Zou het goud in onze maatschappij onontdekt zijn gebleven dan was er nimmer een topcultuur ontstaan en had men zich moeten behelpen met de andere metalen. 

Het goud domineert altijd, geeft leiding, is een aanvoerder, zoals het individu in de maatschappij de aanvoerder van de massa wordt. 

Het gaat hier niet om leiders die op democratische wijze, zoals heden gebruikelijk, door bepaalde groeperingen worden aangewezen, maar het gaat om mensen, zielen, die - als vanzelfsprekend - naar voren komen, omdat hun goud, stoffelijk en spiritueel, dit bewerkt. 

Uit deze redenering komt duidelijk naar voren dat een individuum nimmer verkozen kan worden, maar altijd zichzelf bewijzen  moet. 

Een moeilijke opgave in deze harteloze, klatergouden maatschappij. De gave der intuïtie, eigenschap van de innerlijke adel-dom, is verloren gegaan. 

Men durft de leiding niet meer aan de intuïtie over te laten, noch aan het geweten, dat de tegenzijde van de intuïtie vormt. 

De bedenkelijke rol die het goud momenteel in de wereld speelt is het gevolg van het handelingsleven der mensheid. 

De adeldom van het goud is als de adeldom van de spiritueel koninklijke mens. 

Beide aspecten worden vertrapt door de emotionele horden, die lijden onder een verziekt hart. 

Uit dit verziekte hart komen ziekmakende, abnormale geloofsvormen voort. 

Uit het arrogante brein komen abnormale takken van kennis  voort, die harteloos en meedogenloos spelen met alle vormen van leven, alle vormen waarin een hart klopt. 

Bezie de signatuur dezer tijden en trek uw conclusies! 

Maar vooral: bepaal uw levenshouding! 

De oer-religio begint in het hart, vergeet dat nooit. 

Verhardt daarom uw harten niet, hoeveel lijden u ook gekend hebt. 

Zoek het evenwicht tussen hart en hoofd te herstellen, individueel en als groep en breng genezing en heiliging, daar waar dis-harmonie en ziekten heersen, onverschillig op welk gebied. 

Alleen op deze wijze redt de spirituele mens wat er nog te redden valt!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene